Mag je naar een stilleven kijken zonder aan kolonialisme te denken?

01 augustus 2025
Stilleven met kalkoenpastei, door Pieter Claesz gemaakt in 1627

In dit artikel

De feiten: Onenigheid over de (on)schuld van zeventiende-eeuwse meesters

Er is nog steeds onvoldoende oog voor de sporen die kolonialisme, slavernij en oorlog hebben achtergelaten in oude kunstschatten. En als op bijvoorbeeld zeventiende-eeuwse Nederlandse schilderijen toch wordt verwezen naar de schaduwzijden van het koloniale bewind, dan is het hedendaagse publiek zich daarvan niet genoeg bewust.

Dat althans is wat het Metropolitan Museum of Art, Amerika’s drukst bezochte museum, een tijdje geleden concludeerde in een analyse van de eigen collectie Hollandse meesters.

Amper aandacht voor de schaduwzijde

Het New Yorkse museum beschikt over een grote verzameling Hollandse meesters, maar op de schilderijen is volgens The Met amper aandacht voor de schaduwzijde van de bloeiperiode waarin ze zijn gemaakt.

Dat inzicht is niet nieuw. Het werd opgetekend in 2023, toen The Met een grote tentoonstelling wijdde aan zijn Hollandse meesters. Tot ontsteltenis van de conservatoren bleek die fameuze verzameling nauwelijks schilderijen te bevatten waarop kolonialisme en slavernij expliciet te zien zijn.

De aanschouwer moet wat harder zijn best doen

Daarom, zo schreef het museum, is het zaak dat de aanschouwer van de schilderijen wat harder zijn best doet om die thema’s alsnog te identificeren. Dan zal hij bijvoorbeeld zien dat een stilleven niet slechts een afbeelding is van ‘dingen zonder mensen’.

Nee, de rijkgevulde fruitschalen, de schedels rustend op opengeslagen boeken en de bonte bloemenvazen tonen vooral ook de rijkdom en de vooruitgang die zeventiende-eeuws Nederland dankte aan zijn nieuwe handelsroutes.

Wat op die schilderijen niet te zien is (maar wat de kijker er volgens het museum dus wel bij dient te bedenken) zijn de menselijke kosten van koloniale oorlogen en slavernij. En die waren onlosmakelijk verbonden met de overzeese handel.

‘Beschavingsdoorbraken’ of ‘artefacten van westerse suprematie’?

Dat de zelfkritiek van The Met nu weer in de aandacht staat, is op het conto te schrijven van Heather Mac Donald. De politiek commentator, verbonden aan de conservatieve denktank Manhattan Institute, trok in juni van leer tegen de hedendaagse museale wereld, in het bijzonder The Met.

De culturele elites aldaar zien in alles een ‘zogenaamd giftige erfenis van de westerse beschaving’, vindt Mac Donald.

Volgens haar worden de ‘beschavingsdoorbraken’ die slimme wetenschappers en begaafde kunstenaars uit de westerse geschiedenis ons nalieten, tegenwoordig afgeschilderd als ‘artefacten van seksisme en blanke suprematie’.

Het resultaat is een – in Mac Donalds ogen – idiote logica. Namelijk dat zelfs de vervaardigers van zeventiende-eeuwse stillevens zich schuldig maakten aan het negeren van de vele negatieve aspecten van kolonialisme.

Wie zegt wat over de verborgen symboliek op stillevens?

  • Heather Mac Donald hekelt de hedendaagse kritiek op kunstenaars die in de Gouden Eeuw het kolonialisme en uitbuiting niet expliciet aan de kaak stelden. Sarcastisch schrijft ze: ‘Ze [de schilders] hadden moeten anticiperen op de zorgen van de 21ste eeuw over raciale rechtvaardigheid en hun onderwerpen dienovereenkomstig moeten herzien.’
  • Over de eigen collectie Hollandse meesters schrijft The Met (onder veel meer): ‘Als afbeeldingen van dingen zonder mensen, toonden stillevens de rijkdom die werd voortgebracht door de nieuw opgerichte Nederlandse handelsroutes en het economische succes van de Republiek, terwijl de menselijke kosten van koloniale oorlogen en slavernij werden weggelaten.’
  • Volgens het socialistische tijdschrift Monthly Review leert oude kunst veel over het heden: ‘Zeventiende-eeuwse Nederlandse stillevens bieden een griezelig perspectief op onze eigen tijd, waarin globalisme en consumptiecultuur opnieuw samen een hoogtepunt lijken te bereiken. Wat zijn de werkelijke maatschappelijke kosten van de meest gewilde artikelen van vandaag en waarom houden mensen ervan om ermee te pronken?’

EW's visie: Museum moet niet tussen de kunstenaar en de toeschouwer gaan staan

Door: Joppe Gloerich

Een kunstwerk kun je langs vele meetlatten leggen. Je kunt een compositie ontleden, het kleurgebruik analyseren of de schildertechniek in een cultuurhistorisch kader plaatsen.

Je kunt de emoties ervaren die uitgaan van een eeuwenoud schilderij of gefascineerd raken door een ondoorgrondelijke blik van een geportretteerde figuur. En je kunt je dood ergeren aan een overschatte kunstenaar of een pretentieuze stroming.

Een stilleven van een zeventiende-eeuwse meester kun je bewonderen om de perfect uitgevoerde glinstering van een glazen karaf of om de perfectie waarmee de textuur van een brood of een tros druiven is weergegeven.

Nadruk op wat níet te zien is, wordt al snel paternalistisch

Net zo legitiem is het om te bekijken wat de afgebeelde objecten op zo’n stilleven symboliseren. Op veel stillevens uit de zeventiende eeuw vloeit de keuze om exotische, dure en zeldzame voorwerpen af te beelden voort uit het verlangen om de verworvenheden van Nederland in de Gouden Eeuw te vereeuwigen of zelfs te verheerlijken. Er zijn niet veel kunsthistorici die dat ontkennen.

Nou is het mooie van kunst: iedereen ziet er iets anders in. En dat geldt ook voor de kunstenaar. Die heeft de vrijheid om af te beelden wat hij of zij wil, of juist om bewust of onbewust onderwerpen weg te laten.

Koloniale context in de museumzaal

Het komt daarom al snel geforceerd en enigszins paternalistisch over als een museum – of wie dan ook – nadruk legt op wat er níet te zien is op een schilderij. Dan gaat het museum als het ware tussen de schilder en de toeschouwer in staan, wat een goed zicht op een kunstwerk zelden ten goede komt.

Dan de vraag in hoeverre kunst uit de zeventiende eeuw moet worden voorzien van de kanttekening dat ‘de Gouden Eeuw niet voor iedereen een gouden tijd was’.

Daarvoor geldt: de schaduwzijden van die tijd geheel verzwijgen zou een onvolledig beeld geven van de geschiedenis. Maar in elke zaal melding maken van de koloniale misstanden en de zwarte bladzijden er desnoods met de haren bij slepen? Daarvan worden musea niet leuker, en veranderen ze op termijn zelf in ‘dingen zonder mensen’.

Verdere verdieping: Zoeken naar nootmuskaat in een kalkoenpastei

The Met staat niet alleen in zijn idee dat het belangrijk is om zeventiende-eeuwse stillevens te zien als afspiegeling van de Nederlandse expansiedrift. Al in 2017 was in het Frans Hals Museum de tentoonstelling A Global Table te zien.

De voedselstillevens werden er gepresenteerd als historische documenten die getuigden van economische macht. En die macht bracht onvermijdelijk leed met zich.

Het Rijksmuseum in Amsterdam bezit 230 stillevens van Nederlandse en Vlaamse meesters. In de beschrijvingen van die kunstwerken ligt een duidelijke nadruk op de esthetiek van de schilderijen en de vaardigheid waarmee kunstenaars te werk gingen.

Geschiedenisles is soms nogal vergezocht

Toch vormen ook in het Rijksmuseum stillevens aanleiding voor een geschiedenisles over het koloniale verleden. Dat voelt soms nogal vergezocht. Bijvoorbeeld in de audiotour rond dit koloniale thema, te volgen via de Rijksmuseum-app.

In die tour is onder meer aandacht voor het schilderij Stilleven met kalkoenpastei (1627) van Pieter Claesz. Daarop is weliswaar geen nootmuskaat te zien, maar de luisteraar krijgt te horen dat die specerij is verwerkt in de prominent afgebeelde kalkoenpastei.

Dus volgt een uitleg over de nietsontziende manier waarop Jan Pieterszoon Coen op de Banda-eilanden een monopolie op nootmuskaat wilde afdwingen.

Verder lezen: Meer over Hollandse meesters