De uitslag van de Tweede Kamerverkiezingen is door het Europese establishment met gejuich ontvangen. Nederland zou pro-EU hebben gestemd en daarmee het zogenoemde populisme in heel Europa hebben gestopt. Dat zijn twee slordige conclusies, schrijft Jelte Wiersma.
De grote winnaar van de Tweede Kamerverkiezingen van woensdag was natuurlijk Geert Wilders. Niet zozeer door de winst van vijf zetels voor zijn PVV, als wel door zijn invloed op de gevestigde partijen. Wilders dreef en drijft met de zweep in de hand alle partijen op om zich uit te spreken over immigratie, islam en Europese Unie (EU). Zijn aanwezigheid in de Tweede Kamer en hoge scores in de peilingen hebben nagenoeg alle partijen gedwongen hun posities in zijn richting aan te passen.
Donderdag 9 maart bleek dat in Brussel. Premier Mark Rutte (VVD) stemde tijdens de Europese top tegen Nederlandse deelname aan een Europees Openbaar Ministerie. Daarmee brak Nederland voor het eerst met de oude zes – met naast Nederland ook Duitsland, Frankrijk, Italië, België en Luxemburg – en voegde zich in het kamp van Polen, Zweden, Hongarije en Denemarken – landen die terughoudend zijn in het overdragen van zeggenschap aan de EU en daarom niet meedoen aan allerlei integratievehikels waaronder de euro. In de Tweede Kamer waren slechts de PvdA en D66 voor deelname aan een Europees Openbaar Ministerie. Een historisch ‘nee’.
Altijd raak
Wilders’ zweep raakt dan ook bijna alle partijen. Mede onder zijn druk kwamen de duistere opvattingen van Erdogan-Turken binnen de PvdA eindelijk over het voetlicht. Het leidde tot een exit van Tunahan Kuzu en Selcuk Oztürk, die nu met hun nieuwe partij DENK in de Kamer zijn vertegenwoordigd.
Verlost van Erdogans Turks-Nederlandse achterban deden de PvdA-kopstukken onder wie Lodewijk Asscher, Bert Koenders en Ahmed Aboutaleb geen enkele moeite meer om zoete broodjes te bakken met EU-partner Ankara. De veiligheidsdiensten hadden in de nacht van zaterdag op zondag toestemming om te schieten toen een Turkse minister het land binnenglipte, meldde Aboutaleb, de Rotterdamse burgemeester.
Pro-EU-partij PvdA haalt zelfs EU-scepticus Frits Bolkestein (VVD) in. Waar Bolkestein in de jaren negentig als EU-Commissaris als geen ander ijverde voor de Europese interne markt, wil Asscher juist af van de arbeidsdumping die daarvan het gevolg is. Hij pleitte zelfs voor ‘progressief patriottisme’. Zeg maar linkse vaderlandsliefde.
De VVD en het CDA, nummer één en drie tijdens de verkiezingen, zijn EU-sceptischer dan ooit. Vooral CDA-voorman Sybrand Buma liet zich gelden. De SP is al langer ronduit sceptisch en ziet de EU als een feestje van multinationals. De protestants-christelijke ChristenUnie en SGP wantrouwen de EU als een katholiek project.
Slechts D66 en GroenLinks zijn uitgesproken pro-EU. Al praat ook D66-leider Alexander Pechtold minder enthousiast over de EU dan hij deed.
Verwarring
Het Nederlandse EU-scepsis leidt overigens weleens tot verwarring in binnen- en buitenland, want opeenvolgende regeringen bouwen vrij enthousiast mee aan bijvoorbeeld een steviger euro- en Schengenzone. Dat lijkt pro-EU, maar is het niet per se. Het is veelal niets meer dan handelen naar de voorliggende problemen en er dan maar het beste uit proberen te halen. Dat lukt niet altijd, maar dat is het lot van elk land. Zeker de kleine landen.
Wat veel niet-Nederlanders nauwelijks begrijpen, is dat Nederland niet revolutionair is in de zin dat het establishment zich onder de guillotine laat onthoofden. Net als in het Verenigd Koninkrijk absorbeert het establishment juist veranderende opvattingen en onthoofdt zo de revolutionairen. Het ooit zo revolutionaire D66 weet daar als establishment-partij alles van. De Britse EU-sceptische UKIP is opgegeten door de Conservatieven, die de Brexit hebben gekaapt. In Nederland en het Verenigd Koninkrijk wordt weleens een individu geofferd, het establishment als geheel blijft in het centrum van de macht.
Nieuwe of andere dan mainstream-opvattingen die onder de burgers enige steun vinden, worden door het establishment geïncorporeerd. Soms zelfs zo enthousiast dat het establishment revolutionairder is dan de meeste burgers zijn. Het zou zomaar kunnen dat de Tweede Kamer onder Wilders’ druk EU-sceptischer is dan de Nederlandse burgers daadwerkelijk zijn.
Populistische golf
Ook zitten buitenlandse politici en commentatoren mis als ze denken dat Nederland de ‘populistische golf’ heeft gestopt. Nederlanders zijn misschien wel goed in het keren van hoge golven, maar dat waren we tijdens de Franse Revolutie ook al. De Franse presidentsverkiezingen kunnen met de corrupte Republikeinse kandidaat Francois Fillon, middenman Emmanuel Macron – die intieme relaties met mannen onderhoudt en dat ontkent uit vrees steun van rechts Frankrijk te verliezen – en de frauderende socialist-nationalist Marine Le Pen alle kanten op. Ook de verkiezingen in Duitsland en Italië laten zich nog nauwelijks voorspellen.
Heeft Rutte de populistische golf gestopt? Dat is te makkelijk, schreef Syp Wynia nadat de verkiezingsuitslagen bekend waren >
Gezien de shock na het Brexit-referendum en Donald Trumps verkiezing in de Verenigde Staten is de opluchting bij Europese kopstukken over de uitslag van de Tweede Kamerverkiezingen wel begrijpelijk. Maar daar slordige conclusies aan verbinden is onverstandig. De guillotine is nog lang niet veilig opgeborgen in het museum.