De Nationale Dodenherdenking dreigt een jaarlijkse topattractie te worden voor provocateurs. Alle aandachttrekkers kunnen rekenen op mediabelangstelling. De overheid moet dit in de toekomst voorkomen door 4 mei bij wet te beschermen.
Op 4 mei herdenken we alle slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog en oorlogssituaties en vredesmissies nadien.
We herdenken dus twee type slachtoffers: alle slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog en de militairen die tijdens een vredesmissie zijn omgekomen. We eren en herdenken de slachtoffers van het nationaalsocialisme en onze militairen die elders in opdracht van de overheid worden ingezet. Dit alles klinkt eenvoudig en begrijpelijk voor iedereen. Maar toch!
Eigenlijk kent elk land een dag voor de nationale herdenking van oorlogsslachtoffers en omgekomen militairen. Wat de oorlog betreft, gaat hier om één oorlog: de Tweede Wereldoorlog. Ook dit is niet onbegrijpelijk, Nederland was niet betrokken bij de Eerste Wereldoorlog. 4 mei is een bijzonder moment voor de slachtoffers en nabestaanden van de holocaust. Dat waren in geval van Nederland voornamelijk joden en Roma en Sinti. Maar wat als er alle joodse overlevenden er niet meer zijn? We zullen het moeten blijven herdenken.
De Tweede Wereldoorlog was een (her)stichtingsmoment
De Tweede Wereldoorlog is een funderingsmoment voor het huidige recht en de politieke moraal. Het verankerde de grenzen waarbuiten het kwaad begint. Daarom zullen wij en ook onze kinderen dat unieke moment, het (her)stichtingsmoment moeten herdenken. Juist een theoloog, een dominee of een priester, moet dit echt begrijpen.
Sommigen vragen zich af of we niet alle slachtoffers in de wereld moeten herdenken. Natuurlijk moet iedereen zelf weten wat hij of zij in zijn of haar hoofd wil herdenken. Daarover gaat het de nationale herdenking niet. De nationale herdenking betreft een nationaal ritueel en het is zoals elk ander ritueel, een afgebakend verhaal. Wie demonstratief de hele wereld wil herdenken, moet zich vooral bij een kerkdienst aansluiten.
Al tientallen jaren wordt er gemorreld aan de Dodenherdenking op de avond van 4 mei. Dat is nergens voor nodig, schrijft Syp Wynia in zijn laatste blog >
De Amsterdamse predikant Rikko Voorberg wilde met een aantal andere initiatiefnemers tijdens de nationale Dodenherdenking de emigranten herdenken, die Europa niet hebben kunnen bereiken. Daarvoor wilde hij met zijn geestverwanten op een ander plein in Amsterdam twee minuten stilte in acht nemen. Zo ontstond weer een omstreden discussie rond de nationale Dodenherdenking. En weer ging het weer over de aard en de omvang van dit nationale ritueel.
Maak een einde aan deze bizarre toestand
Matthijs Jaspers, de mede-initiatiefnemer van Voorberg schreef in een open brief: ‘We hebben blijkbaar een open zenuw geraakt. Omdat we nooit de bedoeling hebben gehad vanuit boze woorden van start te gaan met de herdenking, hebben we besloten ons initiatief te staken.’ Dat is geen open zenuw. Het is een ritueel. Vier mei dreigt te transformeren in een gelegenheid waarop aandachttrekkers en provocateurs met succes op belangstelling kunnen rekenen.
Ik vind dat er aan deze bizarre toestand een einde moet worden gemaakt. Kijk naar Groot-Brittannië, ook daar worden specifieke slachtoffers en omgekomen militairen herdacht: iedereen, ook alle journalisten dragen daar een klaproos, een poppy. Elk land kent dus zo’n traditie. Het is de staat die deze traditie moet beschermen en in stand houden. De burgemeesters verkeren nu in een moeilijke positie in omgang met dit soort provocateurs. Het is een nationale herdenking, dus het gaat voorbij de bevoegdheden van de gemeentes en provincies. Het is aan de regering om deze dag wettelijk te beschermen. En dat is mogelijk en ook noodzakelijk.
Bij de wet moet worden bepaald dat op 4 mei in de openbare ruimte slechts de Nationale Dodenherdenking en geen andere vormen van dodenherdenking mogen plaatshebben. Dan komt er einde aan al die vormen van provocaties. Het is immers van belang om dit ritueel te handhaven. Nederland kent weinig collectieve rituelen die een bezinnend karakter hebben.
Daarnaast is de Dodenherdenking van 4 mei een onmisbaar onderdeel van onze burgerschap. Deze wederopbouw, wederopstanding van de natie geeft vorm aan het collectieve geweten. Juist in deze tijd van vertwijfeling moeten we meer dan ooit vasthouden aan morele en statelijke beginselen die nauw samenhangen met 4 en 5 mei.
De kerken hebben de rest van het jaar om te herdenken wie ze willen
De kerken hebben op alle zondagen van het jaar voldoende ruimte en tijd om te herdenken wie en wat ze willen herdenken. Ook politieke provocateurs kunnen op alle andere dagen van het jaar en eventueel met toestemming van autoriteiten hun eigen idolen en verbeelding herdenken. Ze hoeven niet mee te doen aan 4 mei, maar ze mogen het ook niet verstoren.
Tenslotte hebben de immigranten, vluchtelingen en alle andere de volksverhuizers meer aan de Nationale Dodenherdenking dan alle vormen van theologische spielerei. Op deze dag herdenken we immers een wereld waarin de mensenrechten niet van toepassing waren. De verlatenheid van joden en verzetsstrijders doet ongetwijfeld een moreel appel op ons om nooit de schending van menselijke waardigheid normaal te vinden.
De overheid moet dus de nationale Dodenherdenking bij wet beschermen.