Van een conservatief-protestants alternatief voor het CDA is de ChristenUnie getransformeerd tot een evangelische versie van GroenLinks, constateert Roelof Bouwman. Het is niet moeilijk om te voorspellen waar dat op uitdraait.
Roelof Bouwman (1965) is historicus en journalist. Hij schrijft wekelijks over politiek, geschiedenis en media.
ChristenUnie-aanhangers zijn van nature meestal geen opscheppers. Maar toch. Zodra je ze wat beter leert kennen, blijkt vaak dat ze op één ding toch wel trots zijn: hun bijbelse kompas.
Terwijl andere, niet-christelijke partijen om de zoveel tijd hun ‘ideologische veren’ afschudden (de PvdA), of aan politiek proberen te doen met behulp van multi-interpretabele begrippen als ‘liberalisme’ (de VVD) of ‘sociaal-liberalisme’ (D66), beschikken ze bij de ChristenUnie over het eeuwige en onveranderlijke Woord van God. Dan heb je, zo is het idee, vaste grond onder de voeten, hoe woelig de politieke wereld ook mag zijn.
Juist partijen met bijbels kompas wisselen nogal eens van koers
Het merkwaardige is dat in de praktijk al vaak is gebleken dat juist politieke partijen met een bijbels kompas nogal eens van koers wisselen – méér zelfs dan partijen die menen het zonder de Heilige Schrift te kunnen stellen.
Zo stonden de twee voorlopers van de ChristenUnie – het Gereformeerd Politiek Verbond (GPV) en de Reformatorische Politieke Federatie (RPF) – tot ver in de jaren negentig bekend als ‘klein rechts’. Ze deelden dat lot met de Centrumpartij en de SGP.
Lees ook dit spraakmakende verhaal van Syp Wynia: Hoe de ooit zo behoudende gereformeerden linksig werden
Helemaal ten onrechte was dat stempel niet. GPV en RPF waren bijvoorbeeld uiterst kritisch over het ‘revolutionaire’ streven naar vrouwenemancipatie. Ook van de verzorgingsstaat moesten beide partijen weinig hebben, terwijl het apartheidsregime in Zuid-Afrika juist op veel begrip kon rekenen. En de islam? ‘De komst van moslims naar Nederland is geen verrijking van de samenleving,’ zei GPV-fractievoorzitter Gert Schutte in 1996.
Ronduit militant waren de opvattingen op zedelijk terrein. ‘Er moeten maatregelen worden genomen die erop gericht zijn de publieke uitingen van de homoseksuele subcultuur (uitstralingseffecten van contactcentra, het propageren van deze geaardheid) zoveel mogelijk te beperken,’ stond in 1981 te lezen in het verkiezingsprogramma van de RPF. ‘Woningcorporaties mogen niet gedwongen worden hun woningen te verhuren aan ongehuwd samenlevende paren of aan mensen die een homofiele relatie zijn aangegaan,’ vermeldde het GPV-programma.
Symptoom van een ‘geestelijk vervalsproces’
Zowel het GPV als de RPF was principieel protestants. Voor het GPV gold zelfs dat het in de praktijk een kerkelijke partij was, met als thuisbasis de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt. Dat de iets minder orthodoxe protestanten van de ARP en de CHU sinds de jaren zeventig bezig waren op te gaan in het oecumenische CDA – waarvan ook katholieken lid konden worden – werd ze dan ook zéér kwalijk genomen. Volgens GPV-leider Pieter Jongeling, tevens hoofdredacteur van het Nederlands Dagblad, was dat een symptoom van een ‘geestelijk vervalsproces’.
Laden…
Al vanaf €15 per maand leest u onbeperkt alle edities en artikelen van EW. Bekijk onze abonnementen.
Bent u al abonnee en hebt u al een account? log dan hier in
U bent momenteel niet ingelogd of u hebt geen geldig abonnement.
Wilt u onbeperkt alle artikelen en edities van EW blijven lezen?
Wilt u opnieuw inloggen