Moeten christelijke feestdagen worden ingeruild voor Nationale Klimaatdag, Keti Koti of het Suikerfeest? Nee, dat is nergens voor nodig, schrijft Roelof Bouwman.
Roelof Bouwman (1965) is historicus en journalist. Hij schrijft wekelijks over politiek, geschiedenis en media.
Nederlanders staan niet bekend om hun vrolijkheid en luchthartigheid. Cabaretier Toon Hermans – zelf een uitzondering op de regel – illustreerde dat in 1980 in zijn one-man-show met een verwijzing naar onze volksliedjes.
Terwijl, zo betoogde Hermans, de Britten en de Fransen grossieren in opwekkende evergreens als For He’s A Jolly Good Fellow en Sur le pont d’Avignon, hebben we in onze contreien meezingers van het kaliber Wie zal dat betalen? ‘Zó oer-Hollands, zó krenterig. Er moet wat worden betaald en er is meteen paniek. Nooit eens een vent die zegt: ga weg, ik betaal het hele zootje!’
Hermans had ook kunnen verwijzen naar de Nederlandse feestdagen. Daarvan zijn er officieel elf, maar er bestaat in Nederland geen wet die heeft vastgelegd dat bepaalde feestdagen voor werknemers vrije dagen zijn. En dus gaan veel Nederlanders op Goede Vrijdag en Bevrijdingsdag gewoon naar hun werk.
Duitse deelstaten hebben recht om eigen feestdagen vast te stellen
Dat is een opvallend verschil met bijvoorbeeld Duitsland. Daar geldt op officiële feestdagen een ‘grundsätzliches Beschäftigungsverbot’. Ook hebben Duitse deelstaten het recht om eigen feestdagen vast te stellen. Veel Duitsers hoeven zodoende niet te werken op 6 januari (Heilige Drei Könige), 31 oktober (Reformationstag) en/of 1 november (Allerheiligen).
Zoals in de meeste Europese landen is ook de Dag van de Arbeid (1 mei) in de Bondsrepubliek een vrije dag. In Nederland is het zo ver nooit gekomen. Ook socialisten zijn in Nederland zelden feestnummers.
Nederland heel goed in het ter discussie stellen van de feestdagen
Waar Nederland wél heel goed in is, is het ter discussie stellen van de feestdagen. Zo gaan er, nu Kerst in aantocht is, binnenkort vast weer stemmen op om iets te doen aan de vermeende misstand dat acht van de Nederlandse elf officiële feestdagen uit de christelijke traditie stammen. Dat is, zo heet het dan, ‘niet meer vol te houden’ in een ontkerstend land als Nederland.
Het is een curieuze redenering. Want als religieuze tradities met te weinig aanhangers teruggedrongen moeten worden uit het openbare leven, hoe moet het dan – het is maar een voorbeeld – met de agenda’s?
Januari is genoemd naar Janus, de Romeinse god van doorgangen en poorten en maart naar de Romeinse oorlogsgod Mars.
Mei is waarschijnlijk genoemd naar de Griekse moedergodin Maia en juni naar Juno, de Romeinse beschermgodin van de vrouw, het huwelijk en de geboorte.
Dinsdag is waarschijnlijk genoemd naar Thingsus, de Germaanse god van de volksvergadering en woensdag naar de Germaanse oppergod Wodan.
Donderdag is genoemd naar Donar, de Germaanse god van de donder en vrijdag naar Freya, de Germaanse godin van de vruchtbaarheid, de liefde en de wellust.
Lees ook deze blog van Constanteyn Roelofs terug
Volstrekt kansloos: feestdagen vervangen die ‘niet meer van deze tijd’ zijn
Zaterdag ten slotte is genoemd naar Saturnus, de Romeinse god van de landbouw.
Je hoort nooit iemand pleiten voor andere namen maanden en dagen
Griekse, Romeinse en Germaanse goden en godinnen worden al sinds jaar en dag door aanzienlijk minder Nederlanders aanbeden dan de christelijke God van Kerst, Goede Vrijdag, Pasen, Hemelvaartsdag en Pinksteren. Toch hoor je nooit iemand pleiten voor het introduceren van andere namen voor de maanden en de dagen van de week.
Dat doet vermoeden dat het de voorstanders van het schrappen van christelijke feestdagen om iets heel anders gaat. Het etaleren van kinderachtige anti-christelijke sentimenten. Of – zeker als wordt gepleit voor het inruilen van christelijke feestdagen voor Nationale Klimaatdag, Keti Koti of het Suikerfeest – om politieke hyper-correctheid.
Jammer dat Toon Hermans er geen grappen meer over kan maken.