Het aantal christenen in Nederland blijft dramatisch dalen. Dat is slecht nieuws, ook voor mensen die niet in God geloven, schrijft Roelof Bouwman.
Roelof Bouwman (1965) is historicus en journalist. Hij schrijft wekelijks over politiek, geschiedenis en media.
Sociologie is een tak van wetenschap die niet bij alle Nederlanders evenveel aanzien geniet. Sociologen die al wat langer meedraaien, wijzen in dit verband graag met de beschuldigende vinger naar Jan Blokker.
De veelgelezen, in 2010 overleden Volkskrant-columnist gold decennialang als ’s lands grootste sociologenvreter. ‘De enige wetenschap waar je niet bij na hoeft te denken’ maakte hij voortdurend belachelijk.
‘De socioloog die wetenschappelijk wil bewijzen dat het donker wordt als je de lamp uitdraait,’ sneerde Blokker in 1974, ‘houdt een “representatieve steekproef” onder bijvoorbeeld duizend mensen, “analyseert” de antwoorden vanuit alle denkbare bevolkingscategorieën op de vraag wat men waarneemt als men ’s avonds het licht uitdoet, en komt er op die manier achter dat, inderdaad: zowel bij katholieken als bij humanisten, zowel in Staphorst als in de Amsterdamse hoerenbuurt, zowel bij jongelui die op de MULO zijn geweest als bij bejaarden die academisch zijn gevormd, en zowel bij managers met een inkomen van boven de 60 mille als bij onderdrukte minimumlijders, duisternis het steevaste gevolg is van het uitdraaien van de lamp.’
Misschien overdreef Blokker een beetje. Want eerlijk is eerlijk: aan de sociologiebeoefening hebben we wel degelijk ook nuttige inzichten te danken.
Kerk draait niet alleen om religie, maar ook om ‘socialisatie’
Zo zijn sociologen van oudsher gewend om te benadrukken dat we het fenomeen kerk niet alleen met religie moeten associëren. De kerk is – zonder daarvoor speciaal te zijn opgericht – ook een instituut dat zorgt voor ‘socialisatie’.
Meer concreet: naast onder meer het gezin en de school is de kerk al eeuwenlang een plek waar mensen worden ‘gevormd’. Omdat er normen, waarden en kennis aan volgende generaties worden overgedragen.
Vanuit sociologisch standpunt bekeken is misschien nog wel belangrijker dat het lidmaatschap van een kerkelijke gemeenschap als het ware dwingt tot het samen optrekken van mensen die elkaar in het dagelijks leven, bij gebrek aan raakvlakken, nogal eens ontlopen. Denk aan mensen die beneden- en bovenmodaal verdienen, jong en oud, werkgevers en werknemers, theoretisch opgeleiden en praktisch opgeleiden. In het ‘vormingsinstituut’ kerk zitten ze – letterlijk – naast elkaar en moeten ze het samen zien te rooien.
Slecht nieuws voor kerken: bijna zes op de tien Nederlanders ongelovig
Drie dagen voor Kerst kwam het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) voor de zoveelste keer met slecht nieuws voor de kerken. Het aantal Nederlanders dat zegt niet gelovig te zijn, is opnieuw toegenomen: 58 procent van de Nederlanders vanaf vijftien jaar rekent zich niet tot een religie of een levensbeschouwelijke groepering. In 2020 was dat nog 55 procent en in 2010 45 procent.
Lees terug:Hoe christelijk is Europa nog?
In het bijzonder het aandeel katholieken is afgenomen. Nu is 18 procent van de Nederlanders lid van de Rooms-Katholieke Kerk, in 2010 ging het om 27 procent. Het aandeel protestanten kromp in dezelfde periode van 18 naar 14 procent.
De neergang wordt nog dramatischer als we de nieuwe cijfers vergelijken met die van vijftig jaar geleden. Bij de volkstelling van 1971 gaf 40 procent van de Nederlanders aan katholiek te zijn en bedroeg het aandeel protestanten 36 procent. Het percentage christenen in ons land is in een halve eeuw dus ruimschoots gehalveerd: van ongeveer 76 naar 32 procent.
Drie dagen na Kerst kwam ook het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) met nieuwe cijfers. Een ruime meerderheid van de Nederlanders, zo bleek, maakt zich zorgen over de polarisatie in de politiek, media en op sociale platforms als Twitter. Ze storen zich aan de verslechterde omgangsvormen en verharding in het politieke en publieke debat die ze menen te zien.
In hun eigen directe omgeving, aldus het SCP, ervaren Nederlanders minder polarisatie. Dat komt doordat ze zich vooral omringen met gelijkgestemden. Zo ontstaan de vermaarde ‘bubbels’ waarover we de laatste jaren steeds vaker horen: gesloten sociale milieus van mensen die in alles sprekend op elkaar lijken. Ze volgden hetzelfde onderwijs, verdienen ongeveer evenveel, zijn ongeveer even oud en staan op dezelfde treden van de maatschappelijke ladder.
In de kerk kwamen bij uitstek verschillende groepen mensen bijeen
Is er een verband met de teloorgang van de kerk? Dat was vroeger immers de plek bij uitstek waar mensen met totaal verschillende opleidingsniveaus, inkomens, leeftijden en maatschappelijke posities elkaar ontmoetten en een leven lang met elkaar leerden omgaan. Ook de buitenwereld plukte daarvan de vruchten.
Zo bezien hebben zelfs atheïsten reden om de ontkerstening van ons land te betreuren. Nu nog een socioloog die het aandurft die stelling te onderschrijven.