De frequente ophef over ‘misstanden’ op studentenverenigingen is overdreven. Het gaat om volwassen mensen die het volste recht hebben om gekkigheid uit te halen, schrijft Geerten Waling.
Elk jaar, vlak voor de pepernoten in de supermarkt verschijnen, laait de discussie weer op. Als bomen bruin kleuren, doen juist aan de hogescholen en universiteiten de groene blaadjes hun intrede. De eerstejaars – of ‘sjaars’ in het potsierlijke studentenlingo – arriveren, nog nat achter de oren van mama’s betraande afscheidszoenen, met spanning in het lijf in de stad van hun studie. Klaar voor het échte leven, zoals papa, weemoedig over zijn eigen burgerleventje, hen nog heeft ingeprent terwijl hij een eurobiljet in hun bibberende klauwtjes drukte.
Duizenden eerstejaars zoeken als vervanging van het warme nest een nieuw thuis bij een studentenvereniging. Een gezelligheidsclub waar met bier en bravoure de onzekerheid van het volwassen zijn wordt weggespoeld. Zelf heb ik bij het begin van mijn studie in Amsterdam nooit de aandrang gevoeld om me aan te melden bij zo’n bejaardensoos voor jonge mensen. In een echte stad gebeurt genoeg, er zijn zat mensen om lam mee te worden en ook ontbreekt het geenszins aan verleidingen om studieachterstand mee op te lopen.
Studentenclubs hebben een bewezen toegevoegde waarde
Laden…
Al vanaf €15 per maand leest u onbeperkt alle edities en artikelen van EW. Bekijk onze abonnementen.
Bent u al abonnee en hebt u al een account? log dan hier in
U bent momenteel niet ingelogd of u hebt geen geldig abonnement.
Wilt u onbeperkt alle artikelen en edities van EW blijven lezen?
Wilt u opnieuw inloggen