Frans Timmermans wil macht, maar hij weet nog niet wat hij daarmee precies wil doen. Pieter Omtzigt wil juist de macht bedwingen ten gunste van de moraal. Wie vindt de balans, daarover gaat het komende maanden, schrijft historicus Henri Beunders.
Wie gelooft precies te weten wat macht is, die gelooft waarschijnlijk ook dat je mist in keurige plakjes kunt snijden, als een stuk cake. Als twee mensen hetzelfde stuk brood willen, krijgt meestal de sterkste het. In de geschiedenis gaat het meer om het aantrekkelijke idee, uitgedragen en voorgedaan door een mens met daadkracht. Door het succes, en de nood der tijden, krijgt die dan meer charisma, meer aanhangers, een groter sociaal netwerk, en zo meer macht en meer mogelijkheden, en nóg meer succes. Niets heeft zoveel succes als succes. Voor zo lang als het duurt.
De lijsttrekker van Verenigd Links, Frans Timmermans, denkt daar geloof ik anders over. De PvdA en GroenLinks hadden, zo zei hij in zijn eerste toespraak als lijsttrekker op 22 augustus, natuurlijk altijd al gelijk, alleen kregen ze dat minder vaak dan gewenst. Dat wil hij op 22 november wél voor elkaar krijgen: gelijk krijgen. ‘En als je gelijk wilt krijgen, moet je aan de macht. En dan is macht geen vies woord, dan is macht een instrument om datgene te doen voor de mensen die jou nodig hebben, wat nodig is.’
Wat ‘de mensen’ nodig hebben? Tja, dat weet hij nog niet zo precies. In een brief aan de leden schrijft hij dat die dat de komende weken voor hem moeten uitzoeken. Dan zal hij als premier zijn macht inzetten om dat voor elkaar te krijgen.
Deze instrumentele visie op macht is een kenmerkend element geweest in de westerse beschaving, zeker sinds de Verlichting, toen het tijdperk van de ‘lineaire ideologieën’ begon. De geschiedenis was een permanent proces van rationalisering: van primitief naar beschaafd, van bijgeloof naar kennis, van chaotisch naar geformatteerd en nu gedigitaliseerd. De mens zelf speelt in dit denken niet zo’n grote rol, wel zijn BSN, zijn Burgerservicenummer.
Wordt ‘conservatief-links’ woord van het jaar?
Pieter Omtzigt koestert een nostalgisch verlangen naar de jaren vijftig.
De botsing tussen Macht en Mens – dat lijkt mij de grote kwestie te worden in de komende verkiezingstijd. Oftewel de botsing tussen enerzijds de partijen van de directe overheidsmacht – Verenigd Links, SP – en die van de onzichtbare macht van de vrije markt– plus technocratie en bestuur – VVD/CDA/D66 –, en anderzijds de partijen die de mens weer meer centraal willen stellen: de BBB en Pieter Omtzigt met zijn Nieuw Sociaal Contract. Omtzigts ‘Grondgedachten & Uitgangspunten’ lezen als een nostalgisch verlangen naar de jaren vijftig, naar de tijd van Bromsnor, gezelligheid, saamhorigheid en solidariteit: niet klagen maar zelf met de anderen de schouders eronder zetten: conservatief-links. Kandidaat voor het woord van het jaar.
Deze nostalgie naar ‘samen’ en ‘eerlijker’ is een reactie op de globalisering en rationalisering van de afgelopen decennia, de tijd van ‘gewoon jezelf zijn’ en ‘anything goes’. En dat laatste liet ‘de onzichtbare hand van de vrije markt’ zich geen twee keer zeggen: het werd niet de helpende hand die de man van de Verlichting Adam Smith bedoelde, meer de in de fluwelen handschoenen verpakte stalen vuisten van de macht der sterksten, de multinationals voorop. We waren blij met al die hightech, en al die materiële voorspoed, tot het begon te knagen.
Naast nostalgie heerst ook veel angst
Mentaal lijken we daarom terug in de jaren vijftig, met dat overzichtelijke harde werken en die dito gezelligheid op zaterdagavond. Edoch, die jaren vijftig waren ook de jaren van de onzichtbare en – net als die mist van de macht – even ongrijpbare als doordringende angst voor ‘de techniek’ met zijn macht tot verwoesting, specifieker ‘de bom’. Nu heet die bom ‘het klimaat’.
Daarom klinkt de technocratische opvatting over macht van Timmermans ook zo on-eigentijds. Omdat er nu zo veel nostalgie én zo veel angst is, lijkt het mij goed om filosoof R.F. Beerling te citeren. En wel uit zijn boek uit 1956: Kratos. Studies over macht. Als ik Timmermans was, zou ik dat nog eens ter hand nemen. Het eerste hoofdstuk heet ‘Het veranderde standpunt’, en dat begint zo:
‘De hedendaagse mens staat onder de beklemming van de macht. Scherper dan in het midden der twintigste eeuw is haar beangstigende alomtegenwoordigheid hem misschien nooit bewust geweest. Uit donkere schuilhoeken schijnt zij tevoorschijn gekomen te zijn om het leven te bannen in vrees. Haar schaduw verduistert elk menselijk beraad en dreigt alle initiatieven te verlammen. Een panische verontrusting is het gevolg. Kale woestijnen en verlaten eilanden zijn het toneel van lugubere experimenten met de technische geweldsmacht, die niets anders dan een proefspel met de totale menselijke ondergang voorstellen. Men ducht de scheuring van de planeet, het verdwijnen der beschaving, de zelfmoord der mensheid, mocht het spel eenmaal ernst worden. Vertwijfeld vraagt men zich af hoe de macht in bedwang kan worden gehouden.’
Macht uitoefenen of macht bedwingen – soms is het ene nodig, dan weer het andere. Macht is daardoor caleidoscopisch en in voortdurende onrust. Er is geen gedaante waarin zij zich voor altijd vastzet, geen bedding die zij niet doorbreekt. Die innerlijke ‘bewegingsallure’ van de macht stuwt niet in een vastgestelde richting. Ja, we kunnen er wel lijnen in ontdekken, maar die zijn niet onomkeerbaar. Vanwege de veranderlijkheid van macht kan en wil Beerling geen definitie geven. Wel concludeert hij dit:
‘Eén ding is evenwel zeker: men komt aan geen begrip van de macht toe zonder aanvankelijke bezinning op het levende centrum, vanwaar zij uitstraalt. Dit centrum is de mens’.
‘Waar visie, waar uitzicht ontbreekt, komt het volk om.’
De mens als centrum – dat past op een verkiezingsposter. Maar is ‘de mens’ niet een net zo ingewikkeld iets als ‘de macht’? De mens is immers vaak een ambivalent wezen, soms zelfs een gespleten wezen dat vreemd gaat met zichzelf. ‘De mens’ kan ook zonder moeite tegenstrijdige overtuigingen of gedragingen in zich verenigen, of deze dag dit vinden en de volgende dag het omgekeerde. Vandaag zegt hij: ‘De mensen zijn goed en ik bepaal dus zelf wel wat ik doe’. De volgende dag is hij werkloos, wanhopig en in de war en zegt hij de nazi-rechtsgeleerde Carl Schmitt na die net als Machiavelli ervan uitging dat de mens slecht is en concludeerde dat ‘het beste in de wereld een bevel is’.
In de praktijk is er altijd een beweging tussen brute macht enerzijds en het ‘softe’ recht anderzijds, of tussen chaos en een gekooid bestaan. Daarom geldt het voor zowel de mens zelf als voor de maatschappij dat het zaak is te zoeken naar een evenwicht.
‘Waar visie, waar uitzicht ontbreekt, komt het volk om,’ zei Timmermans’ verre voorganger Joop den Uyl in zijn eerste regeringsverklaring in 1973 de Bijbelse Spreukendichter na. Veertig jaar later zei premier Mark Rutte: ‘Visie is als de olifant die het uitzicht belemmert’. We zijn nu weer tien jaar verder, rijker én armer, en er is opnieuw behoefte aan visie. Maar is er ook behoefte aan macht zoals Timmermans die wil? Den Uyl wilde spreiding van ‘macht, kennis en inkomen’. Dat wil men ook nu, plus spreiding van nóg iets: menselijkheid. En dan gaat het ook om moraal. Die twee – macht en moraal – te verzoenen: dat wordt de inzet de komende maanden. Democratische politiek geldt als ‘de kunst van het mogelijke’. Terecht, geen vreedzame strijd kan goed aflopen zonder compromis.