In zijn Troonrede sprak koning Willem-Alexander vooral zalvende woorden. Het kabinet is demissionair, de verkiezingen beloven het politieke landschap verder te versnipperen en het staatshoofd kan weinig anders doen dan oproepen tot onderling vertrouwen. Politiek verslaggever Eric Vrijsen over de Troonrede.
‘Het weefsel van de samenleving verdient bescherming,’ zei de Koning. Van de buitenkant ziet Nederland eruit als een sterk en welvarend land, maar hij constateerde dat het ontbreekt aan kansengelijkheid, bestaanszekerheid en er discriminatie is.
Om eenheid te prediken, begon de Koning over zijn eerste tien jaar als staatshoofd. Zo nam hij de natie mee in zijn oproep tot saamhorigheid. Vier dingen hadden een onuitwisbare indruk op hem gemaakt: de door een Russische raket neergehaalde MH17, de corona-epidemie, de oorlog in Oekraïne en het herdenkingsjaar slavernij. Geen pessimisme, graag. Willem-Alexander vertrouwt op een land met ‘ondernemende en initiatiefrijke mensen die met en voor elkaar de goede dingen willen doen’.
De Troonrede leek wel een kersttoespraak
De Troonrede had veel weg van een kersttoespraak. Telkens kwam de Koning terug op de demissionaire staat van het kabinet, alsof hij zich wilde excuseren voor zijn obligate observaties. Die status mocht op een aantal punten (toeslagenaffaire, gasgedupeerden in Groningen, steun aan Oekraïne, woningbouw en goed onderwijs) niet tot vertraging leiden, waarschuwde Willem-Alexander.
Concreet werd de Koning toen hij sprak over de 2 miljard koopkrachtreparatie via huurtoeslagen, kindgebonden budget en energiesubsidies. Verder moest de Koning op alle punten vooral de kool en de geit sparen. Hij is sowieso gebonden aan de tekst die hem door het kabinet wordt voorgeschreven, maar in een demissionaire periode valt dat extra op. Dan kan hij helemaal geen kant op en blijf je achter met de vraag wat hij er nu eigenlijk zelf van zou vinden. Zou hij later thuis met een rode pen door de tekst razen en her en der in de kantlijn zijn commentaar kriebelen? Iets in de trant: ‘Ja, maar dan ook …’
Het kabinet liet met de verkiezingen in zicht vooral de koopkrachtondersteunende maatregelen vroegtijdig uitlekken. De Koning mocht op de derde dinsdag van september vaststellen dat ‘de stand van de overheidsfinanciën en de stijgende rente nopen tot grotere voorzichtigheid’.
Hij had harde woorden voor ‘de illegale aanvalsoorlog’ van de Russen tegen Oekraïne, ‘die ook onze veiligheid en toekomst raakt’. Maar hij moest berustend blijven. Wat te doen? ‘Het kabinet gaat door met extra investeringen in de krijgsmacht.’ Want gelukkig: ‘Het draagvlak voor Oekraïne onder de bevolking blijft onveranderd groot.’
‘Kan het ietsje milder? Zo slecht gaat het toch helemaal niet!’
Stikstofbeleid en de boeren, Schiphol en de overlast, kunstmatige intelligentie en digibeten, de Koning hield zich op de vlakte en sprak nog maar eens zalvend. ‘Mantelzorgers zijn van onschatbare waarde’ en ‘het kabinet draagt bij via het Preventieakkoord met maatschappelijke organisaties aan een gezondere bevolking’.
‘Democratie is meer dan je stem uitbrengen,’ waarschuwde hij. ‘Het is ook naar elkaar luisteren.’ Bijvoorbeeld op school en in de kerk en de moskee. En daar kwam het ‘maatschappelijk weefsel’ weer voorbij.
Samengevat liet het kabinet de Koning zeggen: ‘Kan het ietsje milder? Zo slecht gaat het toch helemaal niet!’ Maar juist in die helende woorden klonk de ongerustheid door dat het allemaal aan dovemansoren was gericht en dat op verkiezingsdag 22 november alles weer op de schop gaat.