Rond de toepassing van demonstratierecht worden vaak afwijkende afwegingen gemaakt wanneer het om intolerante moslims gaat: dan kan er vaak ineens iets meer. Het bezorgt Gerry van der List een ongemakkelijk gevoel.
Een liberale democratie geeft burgers het recht om onvrede te uiten door middel van een demonstratie. Maar dit recht is niet onbeperkt. Een burgemeester mag een demonstratie onder meer inperken of verbieden ter voorkoming van wanordelijkheden. De gemaakte afweging roept af en toe de nodige vragen op.
Zo gunde de Amsterdamse burgemeester Femke Halsema Israël-haters deze maand de vrijheid hun afkeer van president Isaac Herzog, en van Joden in het algemeen, te tonen bij de opening van het Nationaal Holocaustmuseum in haar stad.
Angst is een slechte raadgever
Maar de Arnhemse burgemeester Ahmed Marcouch verbood wel een demonstratie van de rechtse groepering Pegida en legde voorman Edwin Wagensveld zelfs een gebiedsverbod op.
Marcouch legitimeerde zijn ondemocratisch ogende besluit met een verwijzing naar verwachte ongeregeldheden en een terroristische dreiging. Tegelijk pleitte de islamitische burgemeester voor bescherming van religieuze minderheden en een verbod op het verbranden van korans – een ongelukkige hobby van Wagensveld.
Publieke ruimte islamiseert
Deze onliberale opstelling geeft een erg ongemakkelijk gevoel. Zij komt immers neer op een beloning van de agressie van intolerante moslims.
Terwijl Hamas-supporters ongestoord stationshallen bezetten om luidkeels uiting te geven aan hun verlangen Joden de zee in te drijven, wordt een islamcriticus de mond gesnoerd. Uit angst voor islamitisch geweld of uit sympathie voor moslims. Zo islamiseert de publieke ruimte in Nederland.