Het was de toverformule die de formatie deed slagen. Het kabinet-Schoof is een extraparlementair kabinet. Maar in het eerste Kamerdebat bleek die formule wankel. Vaste patronen veranderen moeilijk in Den Haag, schrijft Victor Pak.
Het verschil tussen de woorden van kersvers premier Dick Schoof en de daden van de coalitie kon gisteren niet groter zijn. ’s Ochtends sprak Schoof hoopvol over het extraparlementaire kabinet dat was opgetuigd. ‘Werkende weg’ moeten de relaties tot stand komen, ‘met minder coalitiedwang en meer ruimte voor wisselende meerderheden’.
’s Avonds bleek daar weinig van toen BBB-leider Caroline van der Plas uitleg gaf waarom de coalitiepartijen PVV, VVD, NSC en BBB een Kamerdebat over de mestcrisis van de agenda haalden. ‘Ik bescherm mijn mensen,’ zei van der Plas. Een zinnetje dat weinig aan de verbeelding over liet. Landbouwminister Femke Wiersma (BBB) zou nog niet klaar zijn voor een Kamerdebat over de mestcrisis die melkveehouders in de greep heeft.
Daarop corrigeerde de nieuwe minister haar partijleider zelf. Na het Kamerdebat liet ze per Kamerbrief weten toch voor een mestcrisisdebat open te staan. Dat kwam er vervolgens ook.
Invulling kabinet is ook niet extraparlementair
Zo bleek meteen hoe wankel de extraparlementaire constructie is die informateur Kim Putters bedacht. Eerder bleek al dat (toen nog) beoogd premier Schoof faalde in de uitvoering van Putters’ opdracht om tot een fiftyfifty–verdeling te komen tussen bewindslieden met en zonder politieke ervaring. Naast Schoof zijn vijf ministers afkomstig van buiten de politiek en tien uit de Tweede Kamer.
Wat we terugzien aan extraparlementair karakter zijn Schoof als partijloze premier, de vier partijleiders die niet in het kabinet stapten, en het Hoofdlijnenakkoord, dat op een aantal punten toch zeer gedetailleerd bleek. En dat de vraag oproept hoever Schoof en zijn kabinet ervan durven af te wijken als ze deze zomer een regeerprogramma opstellen.
Kamer gedraagt zich zoals altijd
En dus hangt voor de mate waarin dit kabinet extraparlementair opereert veel af van de omgangsvormen in de Tweede Kamer. Vanuit de oppositie maakte GroenLinks-PvdA-leider Frans Timmermans meteen duidelijk dat het kabinet nooit steun van de grootste oppositiepartij hoeft te verwachten.
Ook andere partijen waren zeer kritisch. DENK en Partij voor de Dieren kondigden een motie van wantrouwen tegen het gehele kabinet aan. D66-leider Rob Jetten was erg fel, al stak hij wel een hand uit voor groen klimaatbeleid. De christelijke partijen CDA, ChristenUnie en SGP volgen kort samengevat de lijn van constructief oppositie voeren.
De coalitiepartijen worstelen zelf ook met het nieuwe karakter van het kabinet. NSC-leider Pieter Omtzigt zei dat staatssecretaris voor Rechtsbescherming Teun Struycken zich namens zijn partij het duidelijkst had uitgesproken over het bewaken van de rechtstatelijke lijn. Daarmee claimde Omtzigt ‘zijn’ staatssecretaris, die niet eens lid is van NSC.
Kritiek van Wilders op Schoof
In de verdediging van hun eigen bewindslieden willen de coalitiepartijen ver gaan. PVV-leider Geert Wilders vond premier Schoof ‘slappe hap’ omdat hij ministers Marjolein Faber en Reinette Klever niet wilde verdedigen tegen het verwijt uit de oppositie dat zij racistisch zouden zijn. Door die ambivalentie te benoemen, toonde Wilders de ingewikkelde verhoudingen in de Kamer. Hij ‘gooide de premier voor de bus’ volgens CDA-fractieleider Henri Bontenbal, om zijn eigen PVV-ministers te verdedigen.
Daarop reageerde VVD-leider Dilan Yeşilgöz op X met felle kritiek op Wilders. Die met ‘dit soort gedrag’ oplossingen in de weg zou staan. Tegelijk sneerde zij dat de oppositie zichzelf ‘overschreeuwt’.
Zo blijkt de extraparlementaire formule door ieder op eigen wijze te worden ingevuld. Maar vaak op een manier die verdacht veel doet denken aan de oude verhoudingen tussen coalitie- en oppositiepartijen in de Tweede Kamer.