Het tumultueuze protest op 7 oktober in Amsterdam illustreert hoe grondrechten soms niet doen wat ze moeten doen. Dat schrijft Martin Sommer.
Nederland heeft ruim honderd dagen een kabinet-Schoof. Het kreeg nog weinig voor elkaar, zei verslaggever Xander van der Wulp droogjes in het Journaal. In de Eerste Kamer ging het weer een hele dag over de noodwet om asiel terug te dringen.
Kunnen we het nu eens over de zaak zelf hebben, verzuchtte Dick Schoof. De weeffout zit in zijn eigen kabinet. PVV tegenover NSC, straatvechter Marjolein Faber tegenover de keurige Haarlemse rechter Judith Uitermark. Gaat politiek boven recht of recht boven politiek, daarom draait het adembenemende gevecht. De oppositie ruikt bloed vanaf de eerste dag, samen met de powers that be: ambtenarij, advocatuur, universiteiten, burgemeesters en media. Geen wonder dat ze nog weinig voor elkaar kregen.
Er is geen asielcrisis en dus ook geen aanleiding voor een noodwet, aldus de oppositie. Premier Schoof had het bij de Algemene Politieke Beschouwingen over een ‘ervaren crisis’. Een beginnersfout, die hem op voorspelbaar geschamper kwam te staan. Een ervaren crisis: hij gaf kennelijk toe dat er geen échte crisis was. Ik vermoed dat zijn door de wol geverfde voorganger de uitweg had gevonden. Hoezo telt een ervaren crisis niet? Lees een krant en je weet dat tegenwoordig niets boven ervaringen en gevoelens gaat. Vandaag de dag is ervaren racisme hetzelfde als bewezen racisme. Dus hoezo is er geen plaats voor een ervaren asielcrisis?
In Frankrijk speelt hetzelfde debat. Ze spreken er van pays légal versus pays réel. Die tegenstelling drukt mooi uit hoezeer de wettige werkelijkheid een versmalde versie is van de geleefde werkelijkheid.
Referendum
Frankrijk heeft net als wij een kakelvers kabinet en een wankele coalitie, die door de rechtse Marine Le Pen onder schot wordt gehouden vanuit de Assemblée nationale. De nieuwe minister van Binnenlandse Zaken, Bruno Retailleau, was fractieleider van de rechtse partij Les Républicains in de Senaat. Hij ligt in de progressieve pers zwaar onder vuur als een soort Marjolein Faber, maar dan in strak gesneden maatpak.
In de rechtse krant Le Figaro zei hij: ‘Als het recht de burgerij niet beschermt, moeten we het recht veranderen.’ Over immigratie zou hij liefst een referendum organiseren, aangezien ‘migratie de samenleving al een halve eeuw overhoop haalt, zonder dat de Fransen ooit konden meebeslissen’. De Franse Grondwet kent het referendum, maar migratie valt daar niet onder. Eerdere pogingen om gezinshereniging in te perken, stuitten op het ferme nee van de Conseil d’État (Raad van State) en de Conseil constitutionnel (Grondwettelijke Raad).
Overal hetzelfde beeld, in Frankrijk, Engeland, Duitsland en hier: breed gedeelde politieke verlangens die stuiten op grondrechten. Het was uitgerekend de Amsterdamse burgemeester Femke Halsema die in een vorig, parlementair leven schreef over cool politics versus hot politics. Ze bedoelde dat de gewone gang van zaken waarin wetten worden gemaakt om het dagelijks leven te ordenen, steeds meer plaatsmaakt voor botsingen over grondbeginselen. Dat levert voorspelbaar ‘hete’ debatten op, zoals onlangs nog tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen. De oppositie eiste op hoge toon de stukken waarop het kabinetsvoornemen van een noodwet was gebaseerd. De premier zou met zijn aanvankelijke weigering het grondrecht op informatie (artikel 68 van de Grondwet) schenden. Dat klopte niet, maar Schoof liet zich intimideren en gaf de papieren. Wat bleef hangen, was de suggestie dat het nieuwe kabinet al met één been in het Hongarije van premier Viktor Orbán stond.
Ook de tumultueuze pro-Palestijnse tegendemonstratie op 7 oktober, een jaar na de barbaarse aanval van Hamas op Israël, leverde verhitte politiek op. Halsema wees op het grondrecht, Europees vastgelegd, dat er mag worden betoogd binnen gehoor- en zichtafstand van het beoogde doelwit. De gedachte hierachter was uiteraard dat de vrijheid van meningsuiting en vereniging merkbaar moet zijn voor de heersende macht. De praktische uitwerking zagen we op het Damrak: duw- en trekwerk en vooral onfatsoen ten opzichte van een ingetogen herdenking van de slachtpartij in Israël.
Geert Wilders viel scherp uit tegen Halsema, waarna collega-burgemeesters en premier Schoof het voor haar opnamen. De niet gestelde vraag waar het om draaide, stond in een ingezonden brief in de Volkskrant: wat hebben we aan grondrechten die niet doen wat ze moeten doen, namelijk ons beschermen tegen de overmacht van de staat, maar ertoe leiden dat burgers tegenover burgers staan? Eerder zagen we dat bij de anti-Zwarte-Piet-demonstraties, die zich per se moesten afspelen tussen kinderen in afwachting van Sinterklaas, en bij de opening van het Nationaal Holocaustmuseum. Hoe vinden burgemeesters zelf dat het gaat, met een grondrecht dat meer polarisatie aanwakkert dan de boel bij elkaar houdt?
Samenleving verbleekt
De verschuiving van politiek naar recht betekent dat de notie van samenleving verbleekt. Politiek bedrijven in je eentje bestaat niet, politiek is vreedzaam van mening verschillen over het algemeen belang. In de hot politics van de grondrechten is het onomstotelijke individuele gelijk het uitgangspunt. Zo wordt in asielkwesties altijd het argument aangevoerd: als de politiek bijvoorbeeld maximaal vijftienduizend asielzoekers wil opvangen, wat dan met de vijftienduizend- en eerste? Iedereen ziet om zich heen de gevolgen van immigratie voor de samenleving, op gebied van wonen, toeslagen, onderwijs, ruimte, en niet in de laatste plaats mentaliteit, maar daar heeft het recht geen boodschap aan. Hier geven de beschermers van de grondrechten de voormalige Britse premier Margaret Thatcher de hand, met haar befaamde uitspraak ‘There is no such thing as society’.
Om die reden ben ik tegen een Constitutioneel Hof, het stokpaardje van Pieter Omtzigt waaraan nu minister Uitermark naar eigen zeggen ‘met vliegende vaart’ werkt. Politiek als de uitkomst van open debat stond al zwaar op achterstand, door een baaierd aan audit- en controle-instellingen, door ombudsmannen, commissariaten voor de mensenrechten en Europese richtlijnen en rechten. Vanwege de slechte wetten die leidden tot de Toeslagenaffaire, wilde Pieter Omtzigt de politiek nog verder insnoeren in de grondrechten. Het is het kind weggooien met het badwater. Grondrechten zullen voorspelbaar verder worden gepolitiseerd dan nu al het geval is. Het Supreme Court in de Verenigde Staten geeft een akelig voorbeeld, met zijn progressieve en conservatieve rechters.
Laten we het in alle commotie over één ding eens zijn: politiek kan beter door gekozen politici worden bedreven dan door ongekozen rechters.