Stap af van neoliberaal begrotingsbeleid: staatsinterventie nodig om Europese economie te verbeteren

Europa dreigt te de-industrialiseren. Staatsingrijpen is nodig om technologieën te ontwikkelen en onze afhankelijkheid van andere continenten te verminderen. Helaas ontbreekt in Nederland enige vorm van langetermijnstrategie. Tijd om onze volksaard te veranderen, schrijft Zihni Özdil.

Dat ik als student Norbert Elias moest lezen, vond ik op dat moment saai. Ik wilde alleen maar bezig zijn met grote, meeslepende historische verhalen. Terwijl de Duits-Britse socioloog Elias (1897-1990) vooral bezig was met toegespitste maatschappelijke analyses.

Pas later besefte ik hoeveel geluk ik heb gehad met het werk van Elias. Neem het concept van nationale volksaarden.

Tegenwoordig stap je een onverbiddelijk mijnenveld in als je daarover wilt beginnen in het publieke debat. (Extreem-)rechts vindt dat volksaarden door God en/of door genen bepaalde raskenmerken zijn van een natie. (Extreem-)links is geneigd het bestaan van volksaarden überhaupt niet te erkennen. Sterker: naties, landen en grenzen zijn eigenlijk a priori fout en dienen te worden opgeheven.

Maar Norbert Elias onderzocht nationale volksaarden vanuit een historisch-sociologisch perspectief, vooral in zijn werk over de ontwikkeling van beschavingen. Zijn belangrijkste bijdrage is zijn concept van ‘habitus’: de onbewuste, diepgewortelde gedrags- en denkwijzen die door sociale processen worden gevormd.

In zijn werk beschrijft Elias hoe normen en gedragingen binnen samenlevingen evolueren door een verfijning van sociale gedragsregels, mede beïnvloed door politieke en economische machtsstructuren. Dit proces verschilt tussen naties en vormt de basis voor wat men als nationale volksaarden beschouwt.

Nederland als ‘gierige’ begrotingshavik

Vroeger dacht ik alles te weten over de Nederlandse volksaard. Maar pas toen ik de politiek inging, leerde ik aspecten kennen die ik van huis uit nooit had meegekregen. Zoals de collectieve weerstand tegen ‘schoonheid’. Dat bedoel ik op de sociologische manier. Die weerstand zit eigenlijk overal. Het spreekwoordelijke ‘Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg’. Of: ‘Niet je kop boven het maaiveld uitsteken.’

In de Tweede Kamer mondt dat uit in dat je niet meetelt als je met een visie komt. Zolang je een politiek idee niet kunt dekken via de begrotingssystematiek, kun je net zo goed tegen een muur praten. Gevolg: behalve gedekte vliegjes afvangen binnen een dichtgetimmerd Regeerakkoord, zit er niet veel anders voor je op als Nederlands Kamerlid.

Mijn aanname was dat deze volksaard in elk geval hoort bij de ‘nuchtere’ Noord-Europese landen. Niet voor niks behoort Nederland met onder meer Denemarken en Zweden tot de ‘Frugal Four’. De ‘gierige’ begrotingshaviken van Europa.

Nuchtere volksaarden dulden ook geen grootspraak. Zo houden Nederlandse minister-presidenten nooit toespraken. Alleen als het écht moet, spreken ‘nuchtere’ premiers de natie toe. En dan alleen maar om de boel te sussen. Zoals Rutte tijdens corona. En daarvoor Joop den Uyl tijdens de oliecrisis. Ik ging ervan uit dat dit ook geldt voor de andere noordelijke landen met dezelfde volksaard.

Deense premier hekelt neoliberalisme

Maar wat had ik het faliekant mis! Op 1 januari hield de Deense premier Mette Frederiksen haar traditionele nieuwjaarstoespraak. Dat alleen al is on-Nederlands.

Ze nam ook nog eens nadrukkelijk afstand van neoliberaal begrotingsbeleid. En pleitte voor een herziening van de economische koers van Denemarken en Europa. Met andere woorden: ze maakte een einde aan het idee dat je nergens in mag investeren als je hetzelfde bedrag niet ergens anders wegbezuinigt. Vanuit deze nieuwe houding, benadrukte ze, moeten we langetermijninvesteringen in energie, technologie, defensie en klimaat doen.

Deze visie contrasteert scherp met die van Nederlandse premiers, die geen vergelijkbare toespraken, geen langetermijnvisie hebben. Laat staan het ook maar durven te opperen dat er niks mis is met een iets groter begrotingstekort, zolang je maar investeert in belangrijke structurele zaken.

Omdat Frederiksen niet de hele dag met haar neus in de Excel-tabellen van een begrotingsakkoord zit, kan ze de verschuivende panelen in de wereld aanschouwen. En in haar toespraak erkennen dat Europa het risico loopt te de-industrialiseren en achterop te raken. Dat er daarom behoefte is aan flink meer investeringen in diverse sectoren. Ze benadrukte dat ‘staatssteun noodzakelijk is’ en dat we ‘de Europese economie moeten herzien’.

Deze uitspraken markeren een duidelijke breuk met het neoliberale paradigma, dat afgelopen decennia de economische politiek in veel westerse landen domineerde.

Actieve staatsinterventie vereist

Ik merk dat ik er zelf moe van ben geworden, maar toch herhaal ik het voor de miljoenste keer in mijn bijna twintigjarige carrière in het publieke debat: het neoliberalisme, met zijn nadruk op vrije marktwerking, privatisering en minimale overheidsinterventie, heeft geleid tot groeiende ongelijkheid, een verzwakking van publieke voorzieningen en afhankelijkheid van landen als China.

Frederiksens pleidooi voor actieve staatsinterventie en investeringen in cruciale sectoren toont een hernieuwd besef van de rol die de overheid moet spelen in het waarborgen van sociaal-economische rechtvaardigheid en nationale veerkracht.

Ze benoemde de noodzaak om Europese industrieën en technologieën te ontwikkelen, om daarmee afhankelijkheid van andere continenten te verminderen. Ze stelde prangende vragen: ‘Willen we banen winnen of verliezen? Willen we onze eigen industrieën en technologieën ontwikkelen, of afhankelijk zijn van die van anderen?’

Deze vragen dwingen tot nadenken over de toekomst en vereisen een doordachte aanpak.

Nederlands kortetermijndenken en reactief beleid

In Nederland daarentegen ontbreekt een vergelijkbaar platform waarop de premier een dergelijke visie presenteert. Geen jaarlijkse toespraak betekent dat er geen moment is waarop de regering haar langetermijnstrategie en visie deelt met het publiek. Dit leidt tot een politiek landschap waarin vaak kortetermijndenken en reactief beleid domineren, in plaats van proactieve planning en strategische investeringen.

De nieuwjaarstoespraak van premier Mette Frederiksen is een krachtig voorbeeld van leiderschap met visie. Nederland zou er goed aan doen om dit voorbeeld te volgen.

In een tijd van mondiale onzekerheid en snelle veranderingen is het essentieel dat ook Nederlandse bewindspersonen niet alleen meer reageren op de crises van vandaag, maar ook plannen maken als het gaat om de kansen en uitdagingen van morgen. Moedige en visionaire politiek is niet alleen mogelijk, maar ook noodzakelijk voor het welzijn en de toekomst van onze samenleving.

Daartoe hoeven we alleen maar met z’n allen onze Nederlandse ‘habitus’, en dus onze volksaard, veranderen.

Zo gepiept, toch?