Kwaliteitsverschil? Elsevier Weekblad vergelijkt alle scholen

bestschool1

Met een nieuwe meting brengt de Onderwijsinspectie prestaties van middelbare scholen beter in beeld. Maar het eindoordeel blijft beperkt tot ‘voldoende’ of ‘onvoldoende’. Elsevier Weekblad biedt op grond van dezelfde gegevens een beoordeling met meer smaken: van probleemgeval tot superschool.

LET OP: Dit is een gearchiveerd artikel. Klik hier voor alle resultaten van Beste scholen 2018.

Twee scholen mogen zich dit jaar tooien met het predikaat ‘beste school van het land’. Het zijn de Jenaplan-school Metameer in Boxmeer en het Driestar College in Leiden. De eerste school haalt met de gemengd-theoretische (gt) en basisgerichte leerwegen in het vmbo op alle onderdelen de hoogste scores in het onderzoek Beste scholen, de tweede school doet dat met het gemengd-theoretische vmbo.

Dit is een gearchiveerd artikel. Klik hier voor de resultaten van
Beste scholen 2018

De twee scholen zijn uitschieters in een gezelschap van 45 ‘superscholen’: de scholen met de minste zittenblijvers en de beste onderwijsresultaten dit jaar (zie ‘Superscholen’ hieronder). In deze zestiende editie van Beste scholen kunnen ouders en hun kinderen oordelen vinden over de kwaliteit van alle middelbare scholen. Cruciale informatie bij de keuze voor een geschikte school.

De term ‘superschool’ is nieuw in het jaarlijkse onderzoek van Elsevier Weekblad, om te markeren dat de onderzoeksmethode van Beste scholen na vijftien jaar drastisch is gewijzigd. En om aan te geven dat het om een andere, preciezere kwalificatie gaat dan het populaire ‘excellent’. Die term zorgt voor nogal wat verwarring – zowel over de betekenis ervan als de vraag om welke scholen het gaat.

superscholen

Verbeterde beoordeling

Directe aanleiding om de opzet van het onderzoek te wijzigen, is dat de Inspectie van het Onderwijs met ingang van dit jaar opmerkelijke verbeteringen heeft aangebracht in de beoordeling van de prestaties van middelbare scholen. Het gaat daarbij om hetzelfde type, openbare gegevens dat uitgangspunt is voor de beoordeling door Elsevier Weekblad.

Wat maakt de nieuwe wijze van oordelen beter? Ten eerste de bron: voor het eerst zijn gegevens gebruikt die via het ‘onderwijsnummer’, ofwel burgerservicenummer, bekend zijn per leerling. Zo kan de Inspectie de lotgevallen van alle leerlingen volgen, ook als een school iemand na een verhuizing of overstap uit het oog verloor. De registratie is dus completer.

Ten tweede is de methode zelf nauwkeuriger en inzichtelijker. De Inspectie spreekt strikt van ‘onderwijsresultaten’ – niet langer van opbrengsten of kwaliteitskaarten – en beoordeelt scholen aan de hand van vier indicatoren.

Voor de onderbouw is dat ten eerste de onderwijspositie van de leerling in de derde klas ten opzichte van het schooladvies dat de basisschool gaf. Komt bijvoorbeeld een leerling met havo-advies in de derde klas vwo, dan geldt dat als pluspunt. Andersom geldt juist als minpunt. Belangrijk daarbij is dat alleen schoolvestigingen zijn vergeleken die een identieke mix van schoolsoorten in de onderbouw bieden. Zoals havo-vwo of vmbo-havo. Ten tweede telt voor de onderbouw de onderbouwsnelheid, de tijd die een leerling erover doet om in de derde klas te komen. Het gaat hier om het percentage zittenblijvers.

Derde indicator is het bovenbouwsucces. Succes wil zeggen dat een leerling vanaf de derde klas zonder zittenblijven het examen haalt, of dat doet na een tussentijdse overstap naar een hogere schoolsoort. Zoals van vmbo naar havo, of van havo naar vwo. En omgekeerd.

De vierde indicator is het gemiddelde cijfer voor het centraal examen. Om te voorkomen dat één slecht jaar het beeld vertekent, baseert de Inspectie haar berekening voor alle vier indicatoren op het gemiddelde van de drie meest recente schooljaren.

KeuzetipsDe zoektocht naar een geschikte middelbare school begint bij het vergelijken van de feiten over doorstroming, zittenblijvers en examencijfers. Eerst is het: welke prestaties levert een school? En dan: alles wat een school aantrekkelijk maakt – van didactische aanpak, leuke leraren en een praktisch gebouw tot pestprotocollen en werkweken over de grens.

Onmisbaar om kennis te maken met een school is de website scholenopdekaart.nl waarop scholen zichzelf breed presenteren. Onder het kopje ‘Resultaten’ is informatie te vinden over de feitelijke prestaties; onder ‘Waardering’ staan onder meer verwijzingen naar complete inspectierapporten. Meestal staat er ook een link naar de verplichte ­Schoolgids met allerhande praktische informatie. Het enige probleem: de website is in permanente ontwikkeling, niet alle scholen zijn er te vinden en ook is de informatie nogal wisselend van omvang en kwaliteit.

Via de link ‘zoek en vergelijk’ is op de website onderwijsinspectie.nl vanzelfsprekend kwaliteitsinformatie te vinden zoals die te ­verwachten is van een toezichthouder. Even zoeken, en dan zijn via het label ‘kwaliteit’ bij elke afdeling (vmbo, havo, vwo) van een school de eindoordelen te vinden. Onder ‘onderwijs­resultaten’ is een pdf te downloaden met grafieken waarop duidelijk te zien valt waar de school staat ten opzichte van de landelijke norm. Daarnaast zijn er ook recente rapporten te downloaden over schoolbezoeken.

Op bestescholen.elsevier.nl staat een on­afhankelijke, eigen bewerking van Inspectiegegevens om alle prestaties te vergelijken.

Voor in de agenda:> 1 maart Advies basisschool
> 18-20 april Eindtoets basisonderwijs
> 3 april-23 juni Centraal examen vmbo
> 10-24 mei Centraal examen havo en vwo

 

Verhelderend is de ingreep om de eerste twee indicatoren te scheiden. Voorheen vormden onderwijspositie en onderbouwsnelheid namelijk samen het ‘onderbouwrendement’. Voor zowel ouders van schoolkiezers als de scholen zelf was dat lastig te hanteren als maat voor kwaliteit.

De grootste vernieuwing is de beslissing om voortaan de scholen te beoordelen naar vaste normen voor de vier indicatoren. Tot nu toe werd telkens van jaar tot jaar bepaald hoe de prestaties van de scholen zich tot elkaar verhielden. Vanaf volgend jaar zijn prestaties dus ook historisch te vergelijken. Voor het toezicht van de Inspectie is het al waardevol dat is na te gaan of een school zich na kritiek aantoonbaar heeft verbeterd.

Dat vaststellen van normen gebeurt via een ingenieuze berekening. In de praktijk komt het er voor de ouders en hun kinderen op neer dat zij op de website van de Inspectie kunnen nagaan of een school onder of boven de landelijke norm scoort voor bijvoorbeeld de ‘onderbouwsnelheid’ of het ‘bovenbouwsucces’. Daarnaast geeft de ­Inspectie een oordeel over het onderwijs als geheel, mede gebaseerd op bezoeken aan de school: voldoende of onvoldoende.

Wensen

Toch worden ouders met deze nieuwe aanpak onvoldoende bediend. Alsof de Inspectie te veel op de bezwaren van scholen heeft gelet en te weinig op mogelijke wensen van ouders, als het gaat om de openlijke vergelijking van kwaliteiten en gebreken. De aanpak schiet tekort op drie punten. Daarom kiest Elsevier Weekblad voor een eigen methodiek (zie ‘Hoe zijn de scholen beoordeeld?’).

NED open_44

Het eerste punt: de Inspectie toont het berekende eindoordeel – de optelsom van de vier afzonderlijke oordelen – niet op haar website. Het is wel te vinden in een openbare, zij het voor het publiek lastig toegankelijke databank. Het definitieve ‘voldoende’ of ‘onvoldoende’ is aan een inspecteur, die zonodig zelf de school onder de loep neemt. Een school die op de twee indicatoren voor de onderbouw onder de norm scoort, kan desondanks op die manier het voorwaardelijke predikaat ‘onvoldoende, tenzij’ krijgen, mits daarvoor een goede verklaring is. Dat maakt de zaak er voor ouders niet begrijpelijker op.

Het tweede punt: ouders willen vast meer smaken dan alleen ‘voldoende’ of ‘onvoldoende’. De Inspectie beoordeelt ruim 90 procent van de scholen als voldoende – maar die kunnen nooit allemaal even goed zijn. Wat nu als ouders daartussen de betere scholen willen vinden?

Als goedmaker biedt de Inspectie een lijst van ‘excellente’ schoolvestigingen op haar website. Maar de procedure is wonderlijk: scholen melden zich zelf aan, en dan gaat de inspecteur na of ze dat kunnen waarmaken. Wil een schoolbestuur liever niet haantje-de-voorste zijn, dan krijgt de zoekende ouder zo’n ‘excellente’ school nooit op het netvlies.

Het derde punt raakt een oude discussie. Om recht te doen aan al die scholen en leraren die zich inspannen voor kinderen met leerproblemen, uit achterstandswijken of met aanpassingsproblemen – van een andere school afkomstig of verhuisd – legt de Inspectie de lat lager bij scholen die veel van die leerlingen hebben.

Dat is, volkomen terecht, nuttige informatie. In het onderwijs heet dat de ‘toegevoegde waarde’ van een school. De redenering: voor het Haagse Christelijk Gymnasium Sorghvliet is het makkelijker om prinses Amalia een diploma te bezorgen, dan het geval is voor het Huygens College in Amsterdam-West bij een slecht Nederlands sprekend Marokkaans jongetje.

Toch wringt er iets, want ouders zien zo niet of de school nog boven de norm scoort als die correctie achterwege zou blijven. Zoals bij het oordeel over behaalde examen­cijfers: met lage cijfers toch een diploma halen is mooi, en dat wordt door de Inspectie beloond. Maar het is wel zo eerlijk als ouders en hun kinderen al bij de schoolkeuze kunnen weten wat het diploma en de cijferlijst straks in het vervolgonderwijs en op de arbeidsmarkt waard zijn.

verliezers

Kale feiten

Welke school past bij welke leerling? Met Beste scholen wil Elsevier  Weekblad met een gevarieerder beeld aan de wensen van ouders tegemoetkomen. Op bestescholen.elsevier.nl staan kale feiten over zittenblijven en examens, zonder bijstelling van normen, naast het oordeel van de Inspectie. Ouders treffen daarnaast meer smaken in het eindoordeel aan: onvoldoende, voldoende, goed en ‘superschool’. Plus de garantie dat ook de bescheiden superschool een pluim krijgt.

Vanzelfsprekend ontstaan zo verschillen. Van alle beoordeelde afdelingen vmbo, havo en vwo krijgt 13,5 procent een onvoldoende van Elsevier Weekblad, tegen 7,2 procent bij de Inspectie. Van de afdelingen die Elsevier Weekblad als onvoldoende beoordeelt, krijgt 48 procent ook van de Inspectie een onvoldoende. Waarom krijgt 52 procent van de Inspectie dan een voldoende? De analyse van Elsevier Weekblad leert dat het overwegend scholen zijn waarbij de Inspectie de norm naar beneden bijstelde.


Gelukkig krijgen 2.141 afdelingen van ­Elsevier Weekblad een voldoende of hoger. De winnaars per provincie zijn alvast op een rijtje gezet (zie ‘De winnaars per provincie’). Ga naar bestescholen.elsevier.nl om uit te vinden hoe het staat met de scholen om de hoek.

per-provincie