Ideologie speelt in de politieke discussies over het Nederlands buitenlandbeleid vaak een te grote rol, schrijft CDA-Kamerlid Martijn van Helvert in een ingezonden opinie.
In mijn eerste begrotingsbehandeling als woordvoerder Buitenlandse Zaken, nu vier jaar geleden, stelde ik dat we meer moesten doen voor de vervolgde christenen in de wereld. Meteen liep een collega naar de interruptiemicrofoon: ‘Maar voorzitter, we komen toch zeker niet alleen op voor christenen? We maken ons toch zeker sterk voor andere minderheden! Denk aan de Rohinya in Myanmar.’ Deze reactie is exemplarisch. Telkens als ik aandacht vraag voor een bepaalde groep vervolgde christenen, werpt iemand tegen dat er ook andere vervolgde minderheden zijn die onze aandacht verdienen.
Deze bijdrage is ingezonden door Martijn van Helvert (1978), Tweede Kamerlid voor het CDA.
Ingezonden opinieartikelen worden geselecteerd door de redactie, maar vertegenwoordigen niet noodzakelijkerwijs het standpunt van Elsevier Weekblad.
Andersom is dat nooit het geval. Toen ik aandacht vroeg voor moslims in China, vroeg niemand mij in de Kamer de christenen daar niet te vergeten. Toen ik vragen stelde over stokslagen voor homo’s in Indonesië, begon niemand tegen mij over het lot van de christenen, die het eveneens steeds moeilijker hebben in dit land.
In grote delen van de wereld zijn christenen vervolgde minderheid
Wie objectief naar de wereld kijkt, ziet dat christenen in grote delen van de wereld een vervolgde minderheid vormen. Het aantal christenen in het Midden-Oosten is de afgelopen 15 jaar letterlijk gedecimeerd. In veel islamitische landen zijn praktiserende christenen hun leven niet zeker: in Pakistan werd Asia Bibi, een jonge moeder, veroordeeld tot de dood door ophanging wegens een gesprekje bij een waterput. Pas na grote internationale druk werd zij vrijgesproken, na bijna tien jaar in de gevangenis te hebben doorgebracht. Zoals Asia Bibi zijn er velen. Ook in andere landen, zoals China of India, wordt het christenen steeds moeilijker gemaakt om hun geloof te belijden.
Bij de benadering van christenvervolging zijn deze feiten voor veel partijen minder belangrijk dan de eigen politieke ideologie. Om binnenlandse electorale redenen willen de seculiere partijen zich niet afficheren met het christendom. Daardoor hebben ze moeite om christenvervolging individueel te benoemen.
Dit leidt tot de vreemde situatie dat er Kamerbreed aandacht wordt gevraagd voor de vervolging van allerhande religieuze minderheden, maar dat bijna alleen de christelijke partijen aandacht vragen voor christenvervolging, wat ze dan ook nog op een reprimande van de andere partijen komt te staan. Een Kamerbrede benadering is alleen mogelijk als het min of meer wordt verborgen dat het om christenen gaat, als het wordt verpakt in een abstractie, zoals de bescherming van geloofs- of gewetensvrijheid.
Buitenlandbeleid is niet een theoretische, maar praktische bezigheid
Op basis van abstracties kun je echter geen concreet en doelgericht buitenlandbeleid voeren. Buitenlandbeleid is, naar zijn aard, niet een theoretische, maar een praktische bezigheid. Als we concrete verbeteringen willen bewerkstelligen, moeten we ons niet laten leiden door theorie of ideologie, maar kijken naar de praktijk. Dat geldt zowel voor de manier waarop we problemen in kaart brengen – zoals christenvervolging – als de manier waarop we naar oplossingen zoeken. Want ook daar spelen abstracties en ideologie vaak een te grote rol.
Natuurlijk is er een plek voor Asia Bibi in Nederland, schreef Philip van Tijn in november 2018. Lees zijn blog >> Is Asia Bibi bij ons wel veilig?
Zo is het moeilijk om op een realistische manier over de problemen in het Midden-Oosten te debatteren. Toen ik vorig jaar opmerkte dat bij een oplossing van het conflict in Syrië de Syrische dictator Assad een rol zou moeten spelen, kreeg ik van allerlei kanten kritiek over me heen. D66 verweet mij te willen ‘knuffelen’ met dictators, de PvdA wees mij op de misdaden van zijn regime – alsof ik daarvan niet op de hoogte was. En vervolgens werd er niets gedaan, want het doel van het politieke debat is kennelijk pronken met de eigen morele verhevenheid, in plaats van het daadwerkelijk verbeteren van de situatie.
Je afzetten tegen onderdrukking leidt niet automatisch tot verbetering
De wereld is niet zoals die had moeten zijn: op veel plaatsen heerst ellende, oorlog, onvrijheid en onderdrukking. Maar die constatering is niet voldoende om ons beleid te rechtvaardigen. Je afzetten tegen ellende, oorlog en onderdrukking leidt er niet toe dat het lot van de mensen die eronder lijden, verbetert. Integendeel, want hoe erg de hel van het leven voor dit soort mensen is, we kunnen er altijd nog een grotere hel van maken.
Daarvoor hoeven we niet heel ver terug te kijken in onze geschiedenis. Irak werd ook geregeerd door een moordlustige dictator. Door middel van een door Nederland gesteunde militaire interventie werd dit regime verdreven. Maar deze interventie leidde ook tot chaos en voortdurende gewapende strijd. Het ontstane machtsvacuüm werd gevuld door Islamitische Staat, een regime dat zich op het gebied van mensenrechtenschendingen ruimschoots kan meten met de dictatuur die het verving.
Lees dit stuk van correspondent Wilma van der Maten terug: Pakistan is gegijzeld door fanatici
Lot onderdrukten daadwerkelijk verbeteren
Het is onze plicht om te leren van deze ervaring. Wie zich enkel verzet tegen acceptatie van het Syrische regime omdat het misdadig en dictatoriaal is, maakt dezelfde fout als degenen die in 2002 in Irak een ‘regime change’ wilden bewerkstelligen. Ze vergeten dat verdrijving van een misdadige dictatuur niet betekent dat daar automatisch een democratische rechtsstaat voor in de plaats komt. Het ene bloeddorstige monster vervangen door chaos, ellende en een nog bloeddorstiger monster kunnen we moeilijk als een vooruitgang beschouwen. Soms hebben we geen andere keuze hebben dan tirannieke regimes als een voorlopig gegeven te aanvaarden. Dat is soms moeilijk ten overstaan van veel onrecht, maar we mogen niet blind zijn voor de realiteit dat het veel eenvoudiger is om de situatie te verslechteren dan te verbeteren.
Het Nederlandse buitenlandbeleid zou erop gericht moeten zijn om het lot van mensen daadwerkelijk te verbeteren, om vrede, vrijheid en recht in de wereld stap voor stap dichterbij te brengen. Deze feitelijke verbetering, en hoe we die het beste kunnen bereiken, moet toetssteen en richtsnoer zijn van ons buitenlandbeleid. Daarbij kunnen we ideologische blindheid niet gebruiken.