Het rapport Ongekend onrecht heeft geleid tot de val van het kabinet-Rutte III. Begrijpelijk. Het ging met de toeslagregeling voor de kinderopvang gruwelijk mis. Een van de voornemens is nu om een andere regeling te creëren. En breder wordt wel gesteld dat het hele toeslagenstelsel op de schop moet. Gerrit Jan Bouwhuis heeft een niet-fraudegevoelig alternatief met keuzevrijheid dat eenvoudig uitvoerbaar is.
Alle toeslagregelingen zijn inkomensafhankelijke regelingen. Maar daar houdt de overeenkomst ook wel op. De huurtoeslag, de zorgtoeslag en de kinderopvangtoeslag hebben elk een eigen context. Ik denk dat het vrijwel onmogelijk is om de huurtoeslag (in de jaren tachtig opgetuigd onder CDA-premier Ruud Lubbers en volledig gericht op de laagste inkomens) te veranderen. Dat geeft volstrekt onaanvaardbare inkomenseffecten.
Gerrit Jan Bouwhuis (1948) was als Inspecteur van Financiën werkzaam op het ministerie van Financiën/Directoraat-Generaal van de Rijksbegroting, en als zodanig medeverantwoordelijk voor de ambtelijke advisering aan de politiek over de doelmatigheid van de overheidsuitgaven.
Ingezonden opinieartikelen worden geselecteerd door de redactie, maar vertegenwoordigen niet noodzakelijkerwijs het standpunt van EW.
De uitvoering ervan zou hooguit weer kunnen worden overgeheveld naar het departement dat over volkshuisvesting gaat, tegenwoordig het ministerie van Binnenlandse Zaken.
De zorgtoeslag (ingesteld in 2006 met de invoering van het nieuwe zorgstelsel) zou in theorie kunnen verdwijnen, maar dat vergt een ingrijpende ingreep in de financiering van de zorg. Politiek gezien is het waarschijnlijk ook zeer moeilijk.
Meest ingewikkelde en fraudegevoelige regeling
Resteert de kinderopvangtoeslag, verreweg de ingewikkeldste en waarschijnlijk ook de meest fraudegevoelige van alle toeslagregelingen. Is daarvoor een alternatief te bedenken? Mijns inziens is dat het geval, een alternatief dat in de eerste plaats eenvoudig uitvoerbaar is, in de tweede plaats vrijwel niet fraudegevoelig is, en in de derde plaats neutraliteit zou herstellen voor wat betreft de keuzes van ouders met betrekking tot de verzorging van hun kinderen. Daarbij helpt het dat de kinderopvangtoeslag terechtkomt bij brede lagen van de bevolking, dus niet alleen bij de lagere inkomens. Om dit alternatief te schetsen, maak ik een wandeling door de geschiedenis.
De eerste vraag in verband met de kosten van kinderen is: moet de overheid ouders (deels) tegemoetkomen in die kosten? Deze vraag is vanaf 1939 in toenemende mate beantwoord met een ‘ja’. De draagkrachtverschillen tussen burgers mét en burgers zonder kinderen werden niet redelijk geacht.
De tweede vraag luidt: moet dat fiscaal of anderszins (via een specifieke tegemoetkoming) worden geregeld? Op die vraag zijn tot de jaren tachtig wisselende antwoorden gegeven. Uiteindelijk is gekozen voor de kinderbijslag zoals we die sinds de jaren tachtig nog steeds hebben: een niet fiscaal belaste, inkomensonafhankelijke specifieke bijdrage per kind. Dat was en is mijns inziens een geslaagd, verstandig en praktisch compromis tussen de diverse gronden waarop een stelsel van tegemoetkoming in de kosten van kinderen kan worden gebaseerd.
De derde vraag is: wat zijn de kosten? Vroeger betroffen de ‘kosten van kinderen’ alleen voeding, kleding, enzovoort. Dat type kosten neemt toe naarmate kinderen ouder worden. Daarom is in de jaren tachtig in zes jaarlijkse stappen leeftijdsafhankelijkheid ingebouwd (oplopende bedragen voor de cohorten 0-5, 6-11 en 12-17 jaar). En zo ontstond de algemene tegemoetkoming van de overheid in de kosten van kinderen, voor de laagste inkomens zeker belangrijk, voor hogere inkomens relatief bescheiden.
Politiek wilde alleen kosten van kinderopvang dekken
Die stap was nog maar net voltooid toen de arbeidsparticipatie van vrouwen, vooral in de jaren negentig, sterk begon te stijgen. Daarmee deed zich een nieuw soort ‘kosten van kinderen’ voor: de ‘kosten’ van hetzij minder uren gaan werken door de ouders, dan wel de kosten van het inhuren van kinderopvang. De politieke keuze is toen geweest om alleen specifiek tegemoet te willen komen in de kosten van het inhuren van kinderopvang. Volgens mij is dat een ongelukkige keuze geweest.
In de eerste plaats dwong die keuze tot een inkomensafhankelijke, en dus moeilijk uitvoerbare en fraudegevoelige regeling. (Dat had wellicht eenvoudiger gekund door ‘gratis kinderopvang voor iedereen’ in te voeren, maar die zeer omvangrijke financiële overdracht aan alle tweeverdieners, ook de meest verdienenden onder hen, werd toch te onredelijk en te ‘begrotelijk’ gevonden.)
In de tweede plaats werd alleen tegemoetgekomen in de kosten van kinderopvang, niet in de kosten van inkomensderving voor de ouders die kozen om na de geboorte van hun kind(eren) minder te gaan werken. Het principe van een algemene tegemoetkoming werd verlaten ten gunste van een specifieke tegemoetkoming. Dat betekende een nogal vergaande bemoeienis van de overheid met de eigen keuze van ouders. De overheid was daarin bepaald niet neutraal. Mijn inziens was en is dat een vorm van ‘betutteling’ en ongelijke behandeling.
Kinderbijslag fors verhogen
Lees ook dit essay van Arendo Joustra: Aftreden Rutte III lost wel degelijk iets op
Veel eenvoudiger was geweest om in verband met de nieuwe kosten van kinderen (als gevolg van de stijgende arbeidsparticipatie van vrouwen) de kinderbijslag fors te verhogen. In verband met de belangrijke component derving inkomen dan wel kosten opvang zouden vooral de bedragen voor de jongste kinderen fors moeten zijn verhoogd. De leeftijdsafhankelijke structuur uit de jaren tachtig drastisch omkeren dus. Misschien zelfs een verlaging voor het oudere cohort en een sterke concentratie op het jongste cohort. Want de jongste kinderen kosten de ouders nu het meest. Vervolgens is het aan de ouders om te kiezen wat ze willen: minder uren werken of inkoop van opvang, of een combinatie daarvan.
De kinderbijslag is zeer eenvoudig uitvoerbaar en vrijwel niet fraudegevoelig. Natuurlijk zal het altijd een slechts gedeeltelijke tegemoetkoming zijn, maar als al het geld dat nu aan kinderopvangtoeslag wordt uitgegeven op die wijze aan de kinderbijslag was toegevoegd, was dat ook in de gewijzigde maatschappelijke situatie met een grotere arbeidsparticipatie van vrouwen een betekenisvolle tegemoetkoming in de kosten van kinderen geweest, zeker voor de lagere inkomens. En voor alle ouders was het resultaat een ‘gelijk speelveld’ wat betreft hun keuzes ten aanzien van de zorg voor de kinderen.
Vrouwen kunnen eigen keuze maken
Waarom is daar niet voor gekozen? Dat kwam, denk ik, door de overheersende politieke opvatting dat vrouwen betaald ‘moesten’ werken, ‘betutteling’ dus. Ik vind het eigenlijk vrij onbegrijpelijk dat er voor een dergelijke bemoeienis met de eigen keuzes van burgers een politieke meerderheid bestond, ook gesteund door de liberalen, en dat niet is gekozen voor het politieke comfort van een eenvoudig uitvoerbare, vrijwel fraudevrije regeling.
Maar ouders, vooral vrouwen, waren eigenlijk ‘onvrij’ in hun keuze, hoorde je ook wel. Daar geloof ik helemaal niets van, zeker tegenwoordig niet. De huidige generatie ouders is heel goed in staat eigen keuzes te maken en weet wat op hen afkomt als ze aan kinderen begint. En blijft dan vooral de vrouw (tijdelijk) thuis? Misschien, maar dat blijft hun eigen keuze. En ze kunnen ook anders kiezen. Ik heb zelf een zoon die vijf jaar thuis bleef om voor zijn jonge kinderen te zorgen. Zijn partner werkte betaald. Hoe dit verder ook zij, het denken ‘voor’ ouders/vrouwen lijkt me achterhaald.
Lees meer over de verhoren naar aanleiding van het toeslagen-drama: Niemand wist van of deed iets aan ontspoorde aanpak
Onbetaald werk verdient ook een royale waardering
Overigens vraag ik me af hoeveel het uiteindelijk zou hebben uitgemaakt voor de arbeidsparticipatie van vrouwen. Die wordt toch vooral bepaald door culturele factoren. Maar zelfs als de door mij geschetste alternatieve regeling wel zou uitmaken voor de arbeidsparticipatie van vrouwen, wat is daaraan verkeerd? Mag ook onbetaald werk (bijvoorbeeld de zorg voor kinderen) maatschappelijk een royale waardering genieten? En mogelijk zouden grootouders een grotere rol hebben gespeeld. Dat zou toch prima zijn? Grootouders hebben dat eeuwenlang gedaan.
Ten overvloede: ik heb niets tegen de arbeidsparticipatie van vrouwen en ouders die beide werken. Behoudens die ene zoon, deden en doen mijn kinderen dat ook zo. De toegenomen arbeidsparticipatie is een gegeven. Het hoort bij deze tijd. Vroeger was het anders, ja. Maar er is hier geen ‘beter’ of ‘slechter’. Elke tijd heeft zijn eigen keuzen, zijn eigen cultureel patroon. De mensen kozen en kiezen wat ze wilden en willen. De overheid doet er juist en verstandig aan om zich tegenover deze keuzes neutraal op te stellen.
Tot slot. Ik hoop dat het voorgaand beschreven systeem in de komende kabinetsformatie serieus wordt overwogen. Dat levert alleen maar winst op: een eenvoudige en dus goedkope uitvoering, afwezigheid van fraudeproblemen en keuzevrijheid voor ouders.