Door open rechtsnormen kunnen politieke keuzes te vaak worden uitbesteed aan de rechter. Daarin moet verandering komen. De staatsrechtelijke plannen van de VVD verdienen daarom rehabilitatie, schrijft Wessel Wierda.
Ophef alom toen de VVD haar verkiezingsprogramma voor de komende vier jaar bekendmaakte. Het hoofdstuk ‘Democratie en rechtspraak’ zou linea recta uit het witboek van autoritaire leiders als Viktor Orbán of Recep Tayyip Erdoğan zijn overgenomen – een gotspe! Het gevolg? De trias politica, de basis van het Nederlandse politieke bestel, zou door de staatsrechtelijke hervormingsplannen van de grootste partij van Nederland worden ondermijnd.
Wessel Wierda (1998) rondde een bachelor rechtsgeleerdheid af. Nu is hij journalist en politicoloog in spe.
Dat was althans de heersende teneur van een aantal kritische opiniestukken in NRC, kort nadat het eerste verkiezingsprogramma van de VVD was verschenen. De verontwaardiging was vervolgens ook te horen in de eigen ledendemocratie, waarna de VVD zich genoodzaakt zag terug te krabbelen. Op aandringen van de leden werd zelfs een diametraal ander standpunt gekozen: ‘versterking’ van de rechterlijke macht. Orde hersteld, gevaar geweken, maar opportunisme in optima forma.
Want waren de initiële plannen van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie wérkelijk in strijd met haar eigen liberale en democratische waarden? Het antwoord moge duidelijk zijn: de plannen van de VVD verdienen rehabilitatie. Het waren geen autocratische amendementen. Integendeel: ze kwamen ten goede aan de trias politica én de democratische rechtsstaat.
Een politieke uitspraak forceren
Over welke controversiële plannen ging het? Het verkiezingsprogramma van de VVD repte aanvankelijk over ‘het beperken van rechterlijke toetsing aan het EVRM en het versterken van toetsing door de wetgever’. Bovendien wilde de VVD ‘stichtingen en verenigingen beperken in hun mogelijkheid om te procederen in naam van het algemeen belang’.
De Urgenda-zaak illustreerde voor de VVD het belang van zulke staatsrechtelijke hervormingen. In deze zaak oordeelde de rechter dat de overheid meer maatregelen moet treffen om de uitstoot van CO2 te verminderen. Stichting Urgenda – een belangenorganisatie die procedeerde in naam van het algemeen belang – fungeerde als aanklager tegen de Staat.
Belangengroepen hebben al voldoende inspraak
Dat dergelijke belangengroepen in het Nederlandse poldermodel al voldoende mogelijkheden hebben tot inspraak, weerhoudt ze er niet van om ook bij de rechter beleid af te dwingen. Of zoals de VVD het in eerste instantie noemde: ‘een politieke uitspraak te forceren’. Dat lijkt prima facie wellicht een goed controlemechanisme om machtsvertoon van de wetgevende macht tegen te gaan, maar het brengt de scheiding der machten danig in gevaar.
De crux van het probleem is immers dat er een proliferatie van open geformuleerde rechtsregels heeft plaatsgevonden, waaronder het recht op leven en het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. De (internationale) wetgever concretiseerde deze rechtsregels niet, waardoor de rechter de ruimte kreeg om de reikwijdte van de open rechtsregels verder af te bakenen.
Of bijvoorbeeld een euthanasie- of abortusverbod dan in strijd is met het recht op leven, hangt af van het eindoordeel van de hoogste rechter. Datzelfde geldt voor de vraag met welk percentage de staat de CO2-uitstoot moet verminderen om niet in strijd te handelen met het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, zoals in de Urgenda-zaak aanhangig was.
Het algemeen belang
De wetgever faciliteert dergelijke zaken met de algemeen belang-actie (artikel 3:305a uit het Burgerlijk Wetboek). Op grond daarvan kunnen belangenorganisaties, in naam van het – wederom ongedefinieerde – algemeen belang, naar de rechter stappen. Zo hoeft het parlement op sterk gepolitiseerde onderwerpen de moeilijke beslissing niet zelf te nemen, maar kan het zich verschuilen achter de bindende uitspraak van de rechter.
De VVD wilde die mogelijkheid alleen maar beperken, in de wetenschap dat de wetgever zelf de uitdijende macht van rechters had bewerkstelligd door open rechtsregels niet nader toe te lichten. Daarom ook het andere voorstel van de VVD: open rechtsregels uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens eerst laten interpreteren door het nationale parlement, en dan pas – met inachtneming van de parlementaire precisering – door rechters in concrete zaken. Zo weet de Nederlandse rechter beter op welke situatie de rechtsregel van toepassing is en daalt het aantal politieke uitspraken navenant.
Schadelijke tendens
Critici in NRC bepleitten daarentegen juist een versterking van de rechterlijke macht. Dat is symptoombestrijding, de crux zit in de wetgevende macht. In het hart van de democratie zijn de hervormingen vereist, want daar moeten de politieke beleidsafwegingen worden gemaakt. Dan hoeft de rechter immers niet meer, via juridische acties van ondemocratische belangenorganisaties, stelselmatig soelaas te bieden.
Dat de grootste partij van Nederland uiteindelijk koos voor een versterking van de rechter ten opzichte van de wetgever, toont aan hoe lastig het is zulke voorstellen te opperen, zonder als radicaal autocratische partij te worden weggezet. Met het oog op de versterking van onze democratie: een zeer schadelijke tendens.