Vijftig jaar geleden brak een grote oorlog uit in het Midden-Oosten. De zesdaagse oorlog tussen Israël en Arabische buurlanden begon op 5 juni 1967. Kort daarvoor trok het Egyptische leger onder leiding van president Gamal Abdel Nasar (1918-1970) de Sinaï woestijn (een gedemilitariseerde zone) in.
De troepen werden in Syrië en Egypte in paraatheid gebracht. Vanuit Syrië werden de Palestijnse strijders opgeleid en bewapend voor de strijd tegen Israël. Daaruit voerde de PLO (de Palestijnse Bevrijdings Organisatie) regelmatig aanvallen op Israëliërs. Wat moet een staat onder deze omstandigheden doen? Moet een staat wachten tot de vijandelijke aanval daadwerkelijk is gerealiseerd? Israël was toen een zeer kwetsbaar land. Eigenlijk is Israël nog steeds een kwetsbaar land.
Ieder land, iedere natie heeft van nature het recht om gewapend ten strijde te trekken voor zijn voortbestaan. In alle redelijkheid kan van een volk niet worden verwacht om de eigen ondergang stoïcijns tegemoet te treden. Er bestaat geen ‘voltooid leven’ voor een staat. Daarom besloot Israël om de oorlog niet af te wachten. Op 5 juni 1967 voerde Israël een vernietigende aanval uit op de Egyptische luchtmacht. Ondanks het herhaalde verzoek van Israëlische regering, mengde ook de Jordaanse koning zich in met de oorlog tegen Israël. Uiteindelijk mengden ook Egypte, Syrië, Jordanië, Irak en Libanon zich in het militaire conflict. Zij werden gesteund door Saoedi-Arabië, Libië, Marokko en vele andere Arabische landen.
Israel stond voor een zee van vijanden
De zittende Amerikaanse president Lyndon Johnson (1963-1969) was niet bereid om in openbaarheid te zeggen dat Amerika garant staat voor het voortbestaan van de joodse staat. De joodse staat stond letterlijk eenzaam tegenover een zee van vijanden. Uiteindelijk verloren de Arabische landen de oorlog tegen een getalsmatig klein en kwetsbaar volk: het joodse volk. Dat mag terecht als een politiek en militair wonder worden gezien. De ‘United Arab Command’ verloor van joden! Deze vernedering bracht ondanks de steun van de machtige Sovjet-Unie een onherstelbare schade aan het Arabische streven om Israël gezamenlijk te vernietigen met militaire operaties. Gedurende de zesdaagse oorlog veroverde Israël, Gazastrook, de Westelijke Jordaanoever, Sinaï en de Golanhoogten.
Gaza werd in 2005 zonder onderhandelingen, dus eenzijdig teruggegeven aan de Palestijnse autoriteit. De leden van de Palestijnse regering in Gaza werden vervolgens in 2007 door terreurbeweging Hamas met geweld uitgedreven. Overigens was de oorspronkelijke soevereine macht van Gaza de Egyptische overheid die via de zogenaamde Palestijnse staat in Gaza de macht in handen had: Egypte beheerde de Gazastrook.
Na de verwoesting van joodse synagogen en wijken door Jordaanse militairen in 1948, trokken in 1967 de joodse soldaten de oude stad van Jeruzalem binnen. De Jordaanse staat gaf uiteindelijk zijn claim op de Westelijke Jordaanoever op.
Israël had nooit zoveel vrienden als nu
De Golanhoogten is nog steeds in handen van Israël. De Syrische regering was niet bereid om in ruil voor land vrede te sluiten met Israël. Velen zijn nu blij dat de Golanhoogten onder gezag van Israël staat. Anders was ook Israël in de islamitische apocalyptische oorlog terechtgekomen. Er is geen ‘United Arab Command’ meer. Egypt en Jordanië zijn vrienden van Israël. En Saoedi-Arabië is ook informeel een bondgenoot van Israël. Eigenlijk heeft Israël nooit zoveel vrienden en bondgenoten gehad in de Arabische wereld als nu. Toch staat Israël voor een existentiële uitdaging.
Er is één staat die al ruim drie decennia formeel en daadwerkelijk de vernietiging van Israël tot doel heeft: de islamitische staat van Iran. Ayatollahs hebben de facto grote delen van Irak veroverd via een netwerk van moellahs en milities. Syrië is volledig in handen van Iran. En Zuid-Libanon staat onder de totale controle van Hezbollah, het proxyleger van Teheran. Dit is voor Teheran de frontline tegen Israël. In plaats van de ‘United Arab Command’ wil Iran een ‘United Islamic Command’ tegen Israël vormen. Deze onzalige vereniging zou niet alleen uit staten maar ook en vooral uit de terreurorganisaties zoals Hezbollah, Hamas, en talloze andere milities bestaan. Vandaag, de laatste vrijdag van ramadan noemt het Iraanse regiem de Al-Quds-dag. Deze dag is ooit door de oprichter van de islamitische staat in Iran, imam Khomeini in het leven geroepen om wereldwijd op te roepen tot de vernietiging van Israël.
Ayatollahs hebben niets geleerd
De Iraanse staat benadrukte deze week dat die zes middellangeafstandsraketten die ze op de IS-doelen hebben afgeschoten, vooral een waarschuwing zijn voor alle vijanden van het regime. In de afgelopen jaren hebben de Iraanse militairen vaak gezegd dat deze ballistische raketten ook voor Israël zijn bestemd. Ayatollahs hebben echt niks geleerd van het lot van de Arabische vereniging tegen Israël.
De zesdaagse oorlog weerspiegelt de lessen uit de historische tragische ervaring van het joodse volk: wacht niet op de hulp van anderen, of op de redelijkheid van vijand. Daarom koos het joodse volk in 1967 om zelf initiatief te nemen, zichzelf te verdedigen en de vijand voor te zijn.
De zesdaagse oorlog was een dappere daad van een kwetsbaar volk.