Er waart een spook door de Europese Unie. Dat spook heet het gevoel. Alle gevoelens zijn voor Brussel belangrijk, behalve één gevoel: het anti-EU-gevoel. Dat is een politiek vraagstuk. Het gevoelsvraagstuk is geen makkelijk issue, waarvoor zo maar politieke concepten of theorieën klaarliggen. Evenmin zijn er juridische categorieën en beginselen voor het gevoelsvraagstuk. Natuurlijk moeten politici rekening houden met maatschappelijke gevoelens. Die kunnen een maatschappelijk sentiment aangeven. Maar het zijn geen harde feiten.
We moeten het gevoel niet verwarren met maatschappelijke onbehagen. Dat laatste kan worden geobjectiveerd. Zo kun je het maatschappelijke onbehagen toeschrijven aan de teloorgang van een aantal belangrijke tradities of aan de vergaande individualisering. Deze factoren zijn objectief analyseerbaar. Maar het gevoel is een glibberige paling: voordat je het voor even kunt vasthouden, is het al weg.
Toch zijn er ook gevoelens die analyseerbaar zijn: gevoelens van angst of vreugde. Daarbij moeten we de realiteit van angst of vreugde en vooral de oorzaken daarvan opsporen. Het is de ondankbare taak van politici om ook met gevoelens om te gaan. Soms moeten ze die weerspreken en een andere keer moeten ze die bevestigen.
Moslims in de EU zijn somberder geworden
Europese moslims zijn de afgelopen tien jaar somberder geworden over hun positie in de maatschappij, schreven verschillende websites. Dat is het resultaat van ‘een grootschalig onderzoek onder 10.500 moslims in vijftien EU-landen door het Fundamental Rights Agency (FRA), een mensenrechtenorganisatie van de Europese Unie, aldus de Volkskrant. Ruim tienduizend moslims in vijftien landen waar miljoenen moslims met diverse achtergronden wonen, zijn onderzocht. Volgens dit onderzoek worden moslims massaal gediscrimineerd. Nederland doet het volgens de onderzoekers niet goed.
De Volkskrant gaf een compacte weergave van de onderzoeksresultaten omtrent het gevoel van Nederlandse moslims: ‘Dat verschil tussen Nederlandse moslims en de gemiddelde Europese moslim komt ook terug in het gevoel van verbondenheid dat moslims hebben met hun Europese thuisland. Het gemiddelde is 4,1 op een schaal van vijf. Nederlandse moslims geven hun gevoel van verbondenheid met Nederland een 3,4. Dat kan volgens FRA-onderzoekers te maken hebben met het feit dat Noord-Afrikaanse moslims in Nederland meer dan gemiddeld het idee hebben etnisch geprofileerd te worden door de politie.’ Ach, daar gaat het om: het gevoel van de Marokkaanse Nederlanders! Dat is geen onbekend terrein.
Ze worden volgens dit onderzoek vanwege hun achternaam gediscrimineerd op de arbeidsmarkt en ze kunnen niet aan een woning komen. In 2008 kwamen ze bij FRA tot de conclusie dat 10 procent van de Europese moslims zegt te zijn gediscrimineerd. Maar nu zegt 30 procent van de Nederlandse moslims dat ze vanwege hun geloof weleens benadeeld te zijn. Tevens stellen de onderzoekers dat 65 procent van de Noord-Afrikaanse immigranten beweert gediscrimineerd te zijn. Het zijn geen harde feiten. Waarom? Discriminatie is in al deze vijftien landen bij wet verboden. En als bij de strafrechtspleging wordt gediscrimineerd, zijn er rechters en uiteindelijk het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Ook buiten het strafrecht is discriminatie niet toegestaan. Wie dat ervaart, kan meteen een rechtszaak aanspannen. In de voorbije jaren zijn verschillende spraakmakende zaken door de rechters, maar ook door de EHRM-rechters behandeld.
FRA-onderzoek heeft geen enkele politieke waarde
De rest is het gevoel. Als je bij een sollicitatie wordt afgewezen, kun je het gevoel krijgen dat men ‘jouw soort’ niet leuk vindt. Maar hoe kunnen we dit gevoel objectiveren en in data aangeven? Dat wordt moeilijk. Het gevoelsonderzoek van de mensenrechtenorganisatie heeft geen politieke waarde, omdat het niet op waarneembare feiten is gebaseerd. Een afwijzing kan ook betrekking hebben op een crimineel verleden. Marokkanen zijn oververtegenwoordigd in de criminele statistieken. Dat is een reëel probleem, ook voor de arbeidsparticipatie. Ook kan de afwijzing met het (onaangepast) gedrag van iemand te maken hebben. Ik kan hier doorgaan met het benoemen van talloze reële factoren.
Toch wil ik onder geen beding beweren dat er geen verwerpelijke vormen van discriminatie bestaan. Maar dergelijke cijfers zijn zinloos. Omdat daarbij de nationale context ontbreekt. Als je de nationale context erbij betrekt, moet je een aantal preliminaire vragen stellen, niet over het gevoel maar over feiten: crimineel verleden, onderwijsniveau, het gedrag dat bij een bepaalde sector past, nevenactiviteiten enzovoorts. De onderzoekers moeten zich ook afvragen waarom Vietnamezen of christenen uit Irak of Syrië niet het gevoel hebben dat ze systematisch worden gediscrimineerd.
Ruim 20 miljoen euro subsidie voor gevoelsonderzoek
Dit type onderzoek creëert een nare maatschappelijke sfeer. De mensenrechtenorganisatie FRA is ooit door de Europese Unie opgericht. Ze krijgt 21,2 miljoen euro subsidie voor het uitvoeren van gevoelsonderzoek, geen harde feiten.
Het spook van discriminatiegevoel moet worden aangepakt. Laten we beginnen met het terugdringen van de criminaliteit onder bepaalde minderheidsgroepen. Het zou ook niet verkeerd zijn als de Marokkaanse Nederlanders opstaan tegen het islamisme. Dit zijn preliminaire stappen die moeten worden gezet, voordat de discriminatie in haar reële vorm kan worden aangepakt.
Werk aan de winkel voor euro-Marokkanen