Ontgroenende aanranders horen niet thuis in het leger

Bij Defensie werken zestigduizend militairen en burgers op bijna zestig locaties in Nederland en op de Antillen. Het personeelsbestand is jong en tamelijk avontuurlijk of stoer ingesteld. Logisch dat er af en toe ophef ontstaat over wangedrag. Maar het verhaal van Soldaat Allan, gisteren in de Volkskrant, is te erg.

Allan was geen watje. Na een zware fysieke en psychische selectietest kwam hij bij het Korps Commando Troepen. Hij werd tijdelijk geplaatst bij een mortiergroep van de Luchtmobiele Brigade op de Oranjekazerne in Schaarsbergen, waar korporaals en sergeanten hem stelselmatig vernederden en dwongen tot drugsgebruik. Tijdens het douchen gingen mannen om hem heen staan en urineerden tegen zijn lichaam. Ook viel hij ten prooi aan het perverse ‘lik mijn reet’-ritueel, ook bekend als ‘drie man tillen’.

Soldaat Allan verdient een onderscheiding voor moed, beleid en trouw, omdat hij  deze zaak aankaartte. Andere slachtoffers durfden dit niet. Een intern onderzoek leidde ertoe dat enkele onderofficieren werden overgeplaatst en een aantekening kregen in hun personeelsdossier. Dat is een te lichte sanctie. Verkrachters en aanranders horen niet thuis in het leger en moeten worden ontslagen.

Wat kan Barbara Visser doen om stal uit te mesten?

In krantenverslagen worden de ernstige gebeurtenissen op de Oranjekazerne nu op één hoop geveegd met een recente klacht over seksuele misstanden gedurende de jaren tachtig op de Koninklijke Militaire School in Weert en het dodelijke ongeval door een ondeugdelijke mortier in Mali in 2016. Zo ontstaat vanzelf het beeld van een verderfelijke cultuur in de krijgsmacht en de schier onmogelijke opdracht voor de kersverse staatssecretaris Barbara Visser (VVD) om de defensiestal eens flink uit te mesten.

Maar wat kan zij doen? In de kazernes hangen al posters die uitnodigen om misstanden te melden bij een vertrouwenspersoon. Op elk fregat en op iedere vliegbasis is een humanistisch of religieus raadsman. Ook in Schaarsbergen bleek zo’n geestelijk verzorger degene die het schandaal onder de aandacht bracht van de hogere officieren, waarna een onderzoek werd ingesteld.

Het alarmsysteem heeft in dit geval min of meer gewerkt, al valt hier nog het nodige te verbeteren. Het is bizar dat een van de schuldige onderofficieren kon optreden als notulist tijdens de hoorzitting waar soldaat Allan zijn beklag deed.

Ontgroeningsrituelen horen er wel een beetje bij

Twee observaties zijn voor de nieuwe staatssecretaris nog van belang.

Ten eerste horen ontgroeningsrituelen er een beetje bij. Een militaire eenheid is een ‘band of brothers’ en een zekere vorm van ontgroening versterkt de onderlinge band. Maar – net als in de studentenverenigingen – moet het netjes en sportief blijven. Er is een punt waar groepsvorming omslaat naar botte machtsuitoefening. Het is aan de onderofficieren – de ruggengraat van elk leger – om dat scherp in de gaten te houden. En het is aan de officieren om de discipline onder de onderofficieren te bewaken.

Dit is niet alleen van belang voor de psychische veiligheid van de eigen mensen, maar ook voor de uitvoering van militaire missies. Als de luitenant begint te vloeken en te schelden op de plaatselijke bevolking, legt hij de kiem voor een wanorde die ertoe kan leiden dat een soldaat onder battle-stress zijn magazijn leegt op onschuldige burgers.

Ten tweede moet er een scherp onderscheid zijn tussen ontgroenen en survivaltraining. Veel militairen wordt geleerd hoe zij achter de vijandelijke linies kunnen overleven. Zij moeten psychisch weerbaar zijn, als zij krijgsgevangen worden gemaakt. Dit is een keiharde training waarbij veel mannen zo uitgeput raken en uit balans worden gebracht dat ze gaan hallucineren. Vooral voor de elite – commando’s, mariniers, gevechtsvliegers – is de POW-training bikkelhard. Bij de meer reguliere troepen bestaat ook de neiging om ‘commandootje’ te spelen. Die neiging is onprofessioneel en moet van hogerhand de kop worden ingedrukt.