Kijk uit met ‘groen’ beleggen. Een zeepbel dreigt

Illustratie: Carolyn Ridsdale

De markt voor ‘groene’ beleggingen heeft veel trekjes van de internethype eind jaren negentig. De combinatie van veel geld die naar een markt in ontwikkeling gaat, is het recept voor een zeepbel, schrijft Marijn Jongsma.

Hoe ontstaat zo’n bubbel? Pensioenfondsen, zeker die Europa, staan onder druk om een bijdrage te leveren aan de bestrijding van de klimaatverandering. Zij besteden hun beleggingen deels uit aan vermogensbeheerders, die daardoor op hun beurt de vergroening (moeten) omarmen en dat model ook op de markt voor particulieren aanbieden. Maar beleggers kunnen echte veranderingen alleen afdwingen als ze bedrijven zo ver krijgen hun leven te beteren door bijvoorbeeld minder fossiele brandstoffen te verbruiken.

Marijn Jongsma (1969) is economisch redacteur bij Elsevier Weekblad. Hij blogt wekelijks op donderdag over financieel- en macro-economische onderwerpen.

‘Groene’ bedrijfsdata in de kinderschoenen

Dat klinkt eenvoudiger dan het is. ‘Gewoon’ beleggen is al niet eenvoudig, en bij de groene variant komen er grote praktische problemen bij. Want vergeleken met de beschikbaarheid en kwaliteit van financiële data, staat die van ‘groene’ bedrijfsinformatie in de kinderschoenen. Bedrijven zijn het niet verplicht, van één duidelijke standaard is nog geen sprake. Als er al data zijn, dan zijn ze nauwelijks te vergelijken.

Dat zet de deur open voor greenwashing: bedrijven die zichzelf als groen verkopen om zo makkelijker of goedkoper aan financiering te komen, terwijl ze het eigenlijk niet zijn. Toezichthouder AFM waarschuwde daarvoor nog expliciet in oktober. Hier komt de vergelijking met de internethype om de hoek kijken. Beleggers waren zo gericht op internet, dat veel bedrijven die er eigenlijk nog niets mee deden, louter gingen communiceren over ambitieuze plannen voor online activiteiten, simpelweg om de koers omhoog te krijgen.

Predikaat groen is doel op zich geworden, ongeacht milieuprestaties

Ook op het gebied van duurzaamheid draaien de PR-machines op volle toeren, zowel bij vermogensbeheerders als de bedrijven waarin ze beleggen. John Goldstein, bij Goldman Sachs verantwoordelijk voor duurzaam beleggen, kreeg naar eigen zeggen ooit een groene obligatie aangeboden ter financiering van een grote nieuwe parkeergarage. Het predikaat groen was terug te voeren op twee oplaadpalen voor elektrische auto’s.

Volgens Goldstein is er een trend die groter en daarom gevaarlijker is dan greenwashing: de opkomst van een soort ambtelijke afvinkcultuur. Er is een heuse nieuwe industrie ontstaan van dataleveranciers die jaarverslagen napluizen op het groene gehalte. Is er een CO2-doelstelling? Check. Is er een beleid ten aanzien van hergebruik van grondstoffen? Check. Op basis van lijstjes krijgen bedrijven een score, en wie hoog genoeg scoort komt in aanmerking voor het predikaat groen – ongeacht de daadwerkelijke milieuprestaties. Het verkrijgen van een groen label zou geen doel op zich moeten zijn, concludeert Goldstein, maar is het wel geworden.

Onderzoekers van de Amerikaanse universiteit MIT (Massachusetts Institute of Technology) namen de scores op het gebied van ‘zachte’ factoren (behalve milieu ook zaken als een divers personeelsbeleid en het tegengaan van kinderarbeid) onder de loep. De verschillen blijken extreem te zijn. Een bedrijf kan van de ene dataleverancier het predikaat vooruitstrevend krijgen, terwijl een ander bureau het in het vakje ‘achterblijvers’ stopt. De ranglijstjes suggereren een exactheid die er helemaal niet is.

Bijna 20 jaar na het uiteenspatten van de internetzeepbel kunnen we vaststellen dat internet allesbehalve een hype is gebleken. Voor de overgang naar duurzame energiebronnen zal hetzelfde gelden. Maar de goudkoorts die er aan voorafgaat staat garant voor teleurstellingen.