In het nieuwe stelsel wordt uw pensioenbelofte een pensioenambitie. Hoe erg is dat? Uiteindelijk is elk pensioensysteem niet meer dan een ambitie, schrijft Marijn Jongsma.
Marijn Jongsma
Marijn Jongsma (1969) is economisch redacteur bij Elsevier Weekblad. Hij blogt wekelijks op donderdag over financieel- en macro-economische onderwerpen
Pensioenbeloftes zijn de afgelopen jaren aan de lopende band gebroken. Door de historisch lage rente moesten fondsen uit voorzorg over zoveel vermogen beschikken, dat veel pensioentoezeggingen en -uitkeringen noodgedwongen achterbleven bij de lonen van werkenden of – in sommige gevallen – zelfs werden verlaagd.
Mee-ademen met de aandelenbeurs
In de nabije toekomst is niet langer de risicovrije rente (vrij vertaald de rente op superdegelijke langlopende Nederlandse staatsobligaties) de leidraad, maar wordt uitgegaan van het rendement op het pensioenvermogen. Is dat hoog, dan kan het pensioen eerder omhoog. Valt het tegen, dan gaat de uitkering ook sneller omlaag.
Een voordeel ten opzichte van het huidige systeem is dat fondsen in het nieuwe stelsel minder snel in een negatieve spiraal terechtkomen. Nu mogen ze bij een lage dekkingsgraad nauwelijks nog risico nemen, waardoor ze gedwongen zijn meer in staatsobligaties te beleggen die weliswaar veilig zijn, maar al jaren niets meer opbrengen en vaak zelfs geld kosten. Zwakke fondsen worden daardoor nog zwakker.
De keerzijde van dit ‘mee-ademen’ met de markt (wat overigens met een vertraging plaatsheeft) is dat het pensioen onzekerder wordt. Iedere pensioendeelnemer weet wat hij inlegt, maar niet voor 100 procent wat krijgt.
Gegarandeerd pensioen alleen mogelijk met suikeroom
Die onzekerheid is vooral gevoelsmatig, want zoals gezegd zijn de beloftes in het huidige systeem ook niet bepaald spijkerhard. Garanties zijn eigenlijk alleen mogelijk als de betrokken werkgever verplicht is tekorten aan te vullen (de bijstortverplichting), maar de meeste bedrijven hebben de financiële band met het pensioenfonds juist doorgeknipt.
Het is dus niet zo verwonderlijk dat de FNV haar handtekening heeft gezet onder het nieuwe stelsel, ook al kreeg dat in vakbondskringen eerder het predicaat ‘casinopensioen’ opgeplakt.
Feit is dat het Nederlandse systeem nu en straks gevoelig is voor de grillen van de markt. Dat komt doordat een groot deel van het pensioen (het deel boven de AOW) is gefinancierd via het kapitaaldekkingsstelsel. Werknemers nemen in veel bedrijven en sectoren verplicht deel aan een pensioenfonds, dat met de premie-inleg en het rendement daarop vermogen opbouwt om aan de toekomstige verplichtingen te kunnen voldoen. Hoe groter de pot met geld, hoe meer er op kan worden verdiend. Maar de keerzijde is dat klappen op de aandelenmarkt enorme schade veroorzaken.
Nederlandse pensioenpot behoort tot de grootste ter wereld
Simpel gezegd: wie veel geld opzij legt, heeft veel te verliezen. En veel geld is het. Het Nederlandse pensioenvermogen is met een slordige 1.500 miljard euro de grootste ter wereld, afgezet tegen de omvang van de economie. Maar ook qua absolute omvang is dat bedrag aanzienlijk: alleen de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Japan, Australië en Canada beschikken over grotere pensioenvermogens.
Waar zijn Frankrijk en Duitsland in dit rijtje? Die hebben een groter deel van hun pensioen gefinancierd via het zogenoemde omslagstelsel, vergelijkbaar met de AOW. Dat is in feite een ‘sociaal contract’: wij betalen nu voor de ouderen, in het vertrouwen dat jongeren dat straks voor ons doen. Zo’n systeem klinkt als een oase van rust. Wie wil beleggen, organiseert dat maar lekker zelf, intussen dragen we allemaal een deel van ons inkomen af om onze gepensioneerden een onbezorgde oude dag te geven.
Meer AOW, minder geld opzij leggen?
Er zijn de afgelopen jaren dan ook meerdere experts geweest die pleiten voor een grotere rol van het omslagstelsel in de Nederlandse pensioenen. De rode draad: omdat de rente laag is, loont sparen niet, en beleggen maakt kwetsbaar. Dus waarom niet meer ‘direct’ uitkeren aan gepensioneerden? Macro-economen voeren al decennia discussie over de keuze tussen beide stelsels. In landen waar individuen te weinig sparen, kunnen pensioenfondsen voor hogere economische groei zorgen, mits ze het geld verstandig investeren. Dat effect treedt niet op in een omslagstelsel.
Het belangrijkste nadeel van het omslagstelsel is evenwel dat de huidige werkenden er maar op moeten vertrouwen dat toekomstige generaties bereid zijn hun een goed pensioen te bezorgen. Er is altijd het risico dat het ‘sociaal contract’ wordt verbroken, of niet volledig nagekomen.
Ook vergrijzing kan het feestje bederven
Dat hoeft geen boze opzet te zijn. De grootste potentiële spelbreker in een omslagstelsel is de vergrijzing, die in Frankrijk en Duitsland nog harder toeslaat dan in Nederland. Naarmate de verhouding tussen werkenden en gepensioneerden verder uit het lood raakt, worden de lasten voor de eerste groep te hoog en komen er vanzelf discussies over de hoogte van de uitkering en de pensioengerechtigde leeftijd. Dan voelt een ‘persoonlijk’ casinopensioen ineens niet meer zo onveilig meer.
Zoals gezegd combineert Nederland een omslag- en kapitaaldekkingstelsel. Dat is helemaal zo gek nog niet, vond ook pensioenexpert Mercer, die het Nederlandse systeem vorig jaar weer boven aan de 37 landen tellende Global Pension Index plaatste. Het kan altijd beter, maar het Nederlandse pensioenstelsel is wel het beste.