Het sportief boycotten van Wit-Rusland vanwege de politieke situatie daar heeft weinig zin. Maar het is volstrekt legitiem dat voetbalclubs over de gezondheid van hun kostbare spelers waken en ze liever niet naar riskante gebieden zien afreizen, schrijft Gerry van der List.
Als topsporter kom je nog eens ergens. Ook in landen waar het niet echt aangenaam toeven is. Zo moet Jong Oranje vandaag opdraven in Wit-Rusland voor een kwalificatieduel voor het Europees kampioenschap.
De KNVB hecht duidelijk waarde aan deze wedstrijd. De voetbalbond oefende bijvoorbeeld druk uit op Feyenoord dat aanvankelijk doelman Justin Bijlow liever niet naar het rumoerige land van de omstreden, dictatoriale president Aleksander Loekasjenko zag afreizen.
Boycots hebben praktisch nooit een gunstig effect
De politieke situatie ter plekke zou een reden kunnen vormen helemaal af te zien van het duel. Maar bij zulke boycots past de grootste voorzichtigheid. Veel landen in de wereld kennen onaangename regimes, zodat principiële sporters wel erg vaak thuis zouden moeten blijven.
Een gunstig effect van sportieve boycots is bovendien praktisch nooit aan te wijzen. Het is te veel gevraagd van de KNVB om de deelname van Jong Oranje aan het EK op het spel te zetten door een symbolisch steuntje in de rug van de demonstranten in de straten van Minsk.
Loekasjenko vergeleek de pandemie met een psychose
Maar de huiver van Feyenoord Bijlow af te staan, is niet politiek gemotiveerd. Reden is de angst voor corona. Daarom houden Werder Bremen en Hertha BSC hun Nederlandse jeugdinternationals ook thuis. Het dreigen met sancties door de KNVB maakt in Duitsland weinig indruk.
De angst is begrijpelijk. Loekasjenko vergeleek de coronapandemie met een psychose en beval onder meer wodka als remedie aan. De voetbalcompetitie ging in Wit-Rusland gewoon door. Deze onverantwoorde houding droeg bij aan de verspreiding van het virus en vormde mede een aanleiding voor de opstand tegen het heersende bewind.
Dreigende taal van de KNVB is ongepast
Het valt clubs moeilijk kwalijk te nemen dat ze in zulke omstandigheden spelers liever niet uitlenen aan het nationale elftal. Dreigende, vermanende taal van voetbalbonden aan het adres van clubs die over de gezondheid van hun kostbare spelers waken, is dan ook ongepast. De wedstrijd in Wit-Rusland vormt eerder een aanleiding eens kritisch te kijken naar de uitzonderingspositie voor topsporters in coronatijd. De nieuwe minister voor Medische Zorg en Sport, Tamara van Ark (VVD), kondigde vrolijk aan dat de spelers van Oranje na een verblijf in riskante, oranje gebieden niet in zelfquarantaine hoeven.
De KNVB toonde zich vanzelfsprekend verheugd, omdat het (volwassen) Nederlands elftal nu voor de wedstrijden in de Nations League in de sterkste opstelling op het veld kan staan. Maar het gunnen van privileges aan bepaalde groepen burgers tast onvermijdelijk de geloofwaardigheid van het coronabeleid aan.