Terwijl in Kobani volkerenmoord dreigt, houdt Nederland schijnheilig vast aan de noodzaak van een VN-mandaat. Zo’n mandaat zal er nooit komen.
De eerste zwarte vlag op een gebouw aan de oostelijke rand van Kobani, een Koerdische stad in Syrië, moet de Tweede Kamer te denken geven. Het is de aankondiging van een massamoord door terreurbeweging IS op de plaatselijke bevolking.
Vorige week ging het parlement akkoord met de inzet van het luchtwapen tegen IS, maar alleen in Irak.
Krampachtig
Premier Mark Rutte (VVD) hield toen de mogelijkheid open dat de F-16’s ook in Syrië zouden opereren. De PvdA hecht echter sterk aan een uitspraak van de VN Veiligheidsraad alvorens daartoe over te gaan. De Nederlandse F-16’s, die dinsdag voor het eerst bommen gooiden in Irak, moeten daarom omkeren bij de grens met Syrië.
Nu de toestand in Syrië met de dag verslechtert, is het krampachtig vasthouden aan zo’n volkenrechtelijk mandaat door de Tweede Kamer niet meer realistisch.
Het is misschien begrijpelijk dat de PvdA nauwgezet de bijna vijf jaar oude aanbevelingen van de commissie-Davids blijft volgen, maar die hadden betrekking op een totaal andere situatie. De responsibility to protect – de plicht om een volkerenmoord te voorkomen – weegt langzamerhand zwaarder dan het verbod om zomaar aanvalsacties uit te voeren op een ander land.
Geen zeggenschap
De Syrische regering heeft, anders dan de Iraakse regering, niet gevraagd om de inzet van F-16’s. Maar feitelijk heeft Damascus geen zeggenschap meer in grote delen van het land.
De Tweede Kamer moet oog hebben voor die situatie en niet schijnheilig vasthouden aan een volkenrechtelijk mandaat dat er nooit zal komen, omdat Rusland en China dat in de VN Veiligheidsraad blokkeren.