‘Nabestaandenpensioen niet opeens versoberd’

16 januari 2018Leestijd: 3 minuten

Staatssecretaris Menno Snel van Financiën ontkent dat er nu minder ruimte is voor de opbouw van een partner- of wezenpensioen op risicobasis. De zogenoemde knip is nog steeds mogelijk.

Meld u hier gratis aan voor de Elsevier Weekblad Belasting Update, de wekelijkse nieuwsbrief met het laatste fiscale nieuws, analyses, achtergronden en commentaren. Elke vrijdag in uw postvak.

Volgens Snel is het beleid van de Belastingdienst niet veranderd. Er is dus ook geen reden om pensioenovereenkomsten op dat punt aan te passen.

Het is ook nog steeds mogelijk om bij een zogenoemde combinatieregeling uit te gaan van één franchise voor de pensioenopbouw.

Aanpassing pensioen- en AOW-leeftijd

Sinds een aantal jaren komt de AOW-leeftijd en de pensioenrichtleeftijd steeds verder weg te liggen. De AOW-leeftijd is voor 2018 vastgesteld op 66 jaar. Vanaf 2018 is de leeftijd waarmee pensioenregelingen rekenen, de pensioenrichtleeftijd, op 68 jaar vastgesteld.

Bij de aanpassing van de regelgeving ontstonden er een aantal problemen met bestaande pensioenregelingen. Om die op te lossen, is er goedkeurend beleid vastgesteld.

Het gaat hier om twee goedkeuringen voor de opbouw van nabestaandenpensioen, hieronder vallen het partnerpensioen en het wezenpensioen, op risicobasis. Bij een opbouw op risicobasis wordt het pensioen elk jaar opnieuw toegezegd, het volledige pensioen zou dus onder de nieuwe beperkingen voor pensioenopbouw vallen.

De ‘knip’

Door een speciale goedkeuring kan een nabestaandenpensioen op risicobasis worden gesplitst in de opgebouwde rechten vóór de beperking, en de daarna opgebouwde pensioenrechten. De al opgebouwde rechten worden niet getroffen door de beperking van de opbouwruimte.

Die goedkeuring is nu opgenomen in onderdeel 10.2 van het besluit van 24 november 2017, nr. 2017-126948. Volgens de staatssecretaris is de goedkeuring inhoudelijk niet veranderd, de ‘knip’ kan dus nog steeds worden toegepast door de pensioenuitvoerder.

Rekenen met lagere franchise

Voor de opbouw van pensioen wordt er door middel van een zogenoemde franchise rekening gehouden met het latere recht op AOW. Over de franchise wordt geen pensioen opgebouwd.

De hoogte van de franchise is afhankelijk van de gekozen pensioenberekening. Er geldt een lagere franchise bij een pensioen dat wordt toegekend naar het gemiddelde loon, het ‘middelloonstelsel’, dan bij het toepassen van een ‘eindloonstelsel’.

Het komt voor dat er een ouderdomspensioen wordt toegekend volgens het middelloonstelsel, maar een nabestaandenpensioen op risicobasis naar het eindloonstelsel. Een pensioenuitvoerder zou dan in één pensioenregeling met twee verschillende franchises moeten rekenen.

De Belastingdienst staat toe dat er bij een dergelijke combinatieregeling alleen met de franchise voor middelloon wordt gerekend, de lage franchise geldt dan ook voor het nabestaandenpensioen.

In de huidige goedkeuring (onderdeel 8.7 van het besluit nr. 2017-126948) is opgenomen dat de lage franchise niet geldt in combinatie met de ‘knip’ van onderdeel 10.2. Deze beperking was ook al opgenomen in de ‘oude’ goedkeuring, er is dus geen sprake van een plotselinge versobering.

Eenzijdige wijziging mogelijk?

Staatssecretaris Snel gaat nog kort in op de vraag of een werkgever de pensioenovereenkomst eenzijdig kan wijzigen. Dit kan alleen als er in de overeenkomst een expliciet wijzigingsbeding is opgenomen. Bovendien moet de werkgever kunnen aantonen dat er sprake is van een ‘zwaarwegend belang’.

Of de werkgever inderdaad een zwaarwegend belang heeft, wordt vaak voor de rechter uitgevochten. Een zwaarwegend belang is in elk geval aanwezig bij grote financiële moeilijkheden, of een dreigend faillissement. Dat de huidige arbeidsvoorwaarden nogal duur uitvallen, is daarentegen vaak niet voldoende. Het maakt ook uit of de ondernemingsraad de wijziging heeft goedgekeurd, maar dit is niet beslissend. Bij de vaststelling van een zwaarwegend belang gaat het vaak om een combinatie van omstandigheden.