Minister van Financiën Wopke Hoekstra concludeert dat 65-plussers tegenwoordig stukken beter af zijn dan mensen tussen de 25 en 45 jaar. Nederlandse gepensioneerden staan er ook veel beter voor dan gepensioneerden in de meeste Europese landen.
Meld u hier gratis aan voor de Elsevier Weekblad Belasting Update, de wekelijkse nieuwsbrief met het laatste fiscale nieuws, analyses, achtergronden en commentaren. Elke vrijdag in uw postvak.
De Eerste Kamerfractie van het CDA vroeg minister Hoekstra eind 2017 naar de inkomens- en vermogenspositie van ouderen.
Hoekstra heeft maandag (ook) een brief naar de Tweede Kamer gestuurd over de financiële positie van ouderen.
Stijgend besteedbaar inkomen
Tegenwoordig hebben ouderen steeds vaker een aanvullend pensioen. Daardoor zit de meeste groei bij ouderen die vanaf 2001 met pensioen zijn gegaan.
Tussen 2001 en 2010 is het gemiddelde inkomen van ouderen vijfmaal sneller gestegen dan dat van jongeren. Vanaf 2011 ontwikkelt het inkomen van ouderen zich, ondanks de beperkte indexatie van aanvullende pensioenen, gelijk aan dat van andere huishoudens.
Het gemiddeld besteedbaar inkomen van ouderen blijft vanaf 2011 wel achter bij andere huishoudens, maar Hoekstra merkt op dat ouderen minder kosten hebben. Als wordt gekeken naar het welvaartsniveau, dan zijn ouderen beter af dan huishoudens met kinderen. Zij houden meer over van hun besteedbaar inkomen.
Steeds minder ouderen met een laag inkomen
Uit gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt ook dat veel minder 65-plussers langdurig een laag inkomen hebben dan gemiddeld.
In 2001 zaten ouderen nog net onder het landelijk gemiddelde. Hun inkomenspositie is daarna echter enorm verbeterd ten opzichte van mensen onder de 65 jaar. In 2016 had 8,2 procent van de bevolking een laag inkomen, terwijl slechts 2,6 procent van de ouderen een laag inkomen had.
Koopkrachtontwikkeling is eigenlijk lager bij ouderen
Maar de manier waarop het kabinet de toekomstige koopkracht berekent, is niet helemaal juist. Een goede berekening van de koopkracht is namelijk alleen achteraf mogelijk, omdat promoties en dergelijke moeten worden meegenomen.
Uit berekeningen achteraf blijkt dat de koopkracht van ouderen achterblijft bij die van werkenden. Dit komt doordat de financiële situatie van ouderen meestal niet verandert, en aanvullende pensioenen weinig of niet stijgen.
Eigenlijk moet er bij werkenden ook rekening worden gehouden met de achterblijvende indexatie. Hun latere pensioen valt immers lager uit, met gevolgen voor de koopkracht. Wat dat betreft is de vergelijking sowieso een beetje scheef.
Vermogen groeit alleen bij 65-plussers
De vermogenspositie varieert bij zowel ouderen als jongeren. Hoekstra komt daarom niet alleen met CBS-gegevens over het gemiddelde vermogen. Hij geeft ook het middenvermogen per leeftijdsgroep, bijna de helft van de mensen heeft meer vermogen en de andere helft heeft meer vermogen. Vooral bij ouderen zijn de verschillen groot. Het vermogen kan makkelijk anderhalve ton uiteenlopen als rekening wordt gehouden met het eigen huis.
Het vermogen van jongeren is sinds de kredietcrisis flink gedaald, alleen 65-plussers hadden in 2016 meer vermogen dan in 2007.
Mensen tussen de 25 en 35 jaar zijn sinds 2007 ongeveer de helft van hun vermogen kwijtgeraakt, als het eigen huis niet wordt meegeteld.
Als wel rekening wordt gehouden met het eigen huis, is iedereen onder de 65 jaar er na 2007 flink op achteruitgegaan.
Nederland doet het beter dan omringende landen
Internationaal wordt aangenomen dat mensen na hun pensionering genoeg hebben aan 70 procent van hun vroegere inkomen.
In Nederland ligt het gemiddelde percentage aanzienlijk hoger. Gepensioneerden kunnen netto op hetzelfde inkomen uitkomen als voor hun pensioen. Een flink aantal Europese landen haalt die 70 procent niet.
Belgische gepensioneerden komen netto uit op ongeveer 67 procent en Duitse gepensioneerden komen maar tot 50 procent. Een gepensioneerde in het Verenigd Koninkrijk valt zelfs terug naar minder dan 30 procent van het vroegere inkomen.