De Verenigde Staten en Rusland nemen dinsdag het voortouw tijdens de internationale vredesonderhandelingen over Syrië. Eenvoudig zal het, gezien de moeilijk verenigbare belangen van de vele betrokken partijen, niet worden in Wenen.
Zowel John Kerry, de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, als zijn Russische collega Sergei Lavrov probeert invloed uit te oefenen op de strijdende partijen in het Syrische conflict. Het doel: een langdurige wapenstilstand.
Geschillen
Lees ook:Syrië ontkent gruwelijke aanval op vluchtelingenkamp
De Verenigde Staten en Rusland zijn het over minimaal één belangrijke kwestie niet eens. De Amerikanen willen dat de Syrische president Bashar al-Assad aftreedt, terwijl de Russen juist bondgenoten zijn van Assad.
Door de aanhoudende meningsverschillen tussen Kerry en Lavrov zal in Wenen naar verwachting weinig vooruitgang worden geboekt. Intussen is de oorlog in Syrië weer flink opgelaaid.
In februari kwamen de partijen tot een overeenkomst en werd een wapenstilstand afgekondigd. Die bleek echter van korte duur, begin maart werd de hoofdstad Damascus gebombardeerd. Syrische rebellengroepen beweerden dat Assad achter de bombardementen zat.
Problemen
De afgelopen weken slaagde Assad erin gebieden te heroveren op Islamitische Staat (IS). Zo namen Syrische troepen een ziekenhuis in Deir al-Zour in, strategisch gezien een belangrijke plaats voor IS. Ook lukte het Assad met zijn leger IS-strijders uit Palmyra te verdrijven.
Maar hoe sterk het leger van de president ook is, Assad blijft in diplomatiek opzicht op problemen stuiten. In Wenen doen de Russen het politieke werk voor hem, maar of zij echt iets voor elkaar krijgen is onzeker.