Fethullah Gülen is niet van plan op de vlucht te slaan als de Verenigde Staten besluiten om hem uit te leveren aan Turkije. Mocht het zover komen, dan zal hij vrijwillig meewerken.
Dat zegt Gülen dinsdag in een interview met persbureau Reuters. De islamitische prediker woont sinds 1999 in zelfgekozen ballingschap in Amerika.
Doodstraf voor Gülen
De Turkse president Recep Tayyip Erdogan verdenkt hem ervan het brein te zijn achter de mislukte staatsgreep juli vorig jaar. Honderdduizenden vermeende Gülen-aanhangers zitten vast in een Turkse cel of zijn ontslagen of geschorst. De Turkse autoriteiten willen Gülen graag voor de rechter brengen en hem naar alle waarschijnlijkheid de doodstraf opleggen. Over herinvoering van die straf wordt in Turkije hardop gesproken. Mogelijk komt er een referendum over.
Maar de islamitische prediker, die ooit een innige vriend was van Erdogan, ontkent elke betrokkenheid bij de gebeurtenissen een jaar geleden. ‘Ik heb nooit steun gegeven aan een coup. Elke verandering moet het gevolg zijn van een verkiezing. Het is belangrijk dat de democratie geen schade wordt toegebracht.’
EU moet zich duidelijker uitspreken
De islamitische geestelijke zegt dat Amerika en de Europese Unie zich krachtiger moeten uitspreken, en moeten zeggen dat wat er in Turkije gebeurt, niet kan. ‘Misschien dan zal hij van gedachten veranderen,’ zegt Gülen, refererend aan de Turkse president. Zijn haat jegens zijn voormalige vriend zit diep, blijkt uit een ander interview van Gülen, aan de Amerikaanse zender NPR.
Mocht het ooit tot een executie komen, dan heeft Gülen een laatste wens. ‘Ik zou zeggen, over degene die al dit lijden en de onderdrukking van duizenden heeft veroorzaakt, dat ik hem in zijn gezicht zou willen spugen.’ Als de interviewer vraagt of hij daarmee Erdogan bedoelt, antwoordt hij bevestigend: ‘Het kan niemand anders zijn. Hij is de onderdrukker.’
Deze week staat Turkije stil bij de mislukte putsch. Gisteren herdachten een paar h0nderd Turkse Nederlanders de coup. Op de bijeenkomst in Apeldoorn zou aanvankelijk de Turkse vicepremier spreken, maar die kreeg daartoe geen toestemming van het Nederlandse kabinet. De herdenking verliep verder zonder problemen.