Hoe bijna miljoen joden het Midden-Oosten werden uitgejaagd

24 oktober 2023Leestijd: 8 minuten
Joden in Jemen, jaartal onbekend. Foto: The Palestine Exploration Fund, via Flickr.

Joden uit het Midden-Oosten werden massaal verdreven. In de twintigste eeuw, maar ook in de afgelopen decennia werden heel oude gemeenschappen uiteengejaagd. Voormalig EW-redacteur Ronit Palache schreef vijftien jaar geleden onderstaande longread over de tragiek van een vergeten minderheid.

Zij wonen vandaag in Ashkelon, Sao Paolo, Marseille, Montreal, Londen, Mexico-Stad, Parijs en Purmerend, maar hun geboortehuis stond in Essaouira, Meknes, Oran, Alexandrië, Beiroet, Aleppo, Bagdad, Isfahan; een huis dat ze nooit meer zullen terugzien.

Tot eind jaren veertig van de afgelopen eeuw woonden er in de islamitische wereld naar schatting een miljoen joden. Maar met het opkomende Arabisch nationalisme in de jaren dertig en de oprichting van de staat Israël in 1948 werd hun het leven in toenemende mate onmogelijk gemaakt. In hun eigen ogen waren ze joodse Arabieren, maar door het Israëlisch-Arabische conflict werd deze identiteit – joodse Arabier – een contradictio in terminis.

Er werd door Arabieren steeds minder onderscheid gemaakt tussen het Israëlische leger dat hen oorlog na oorlog versloeg, en hun eigen joods-Arabische buren. In veel gevallen werden hun huizen en bezittingen geconfisqueerd en kregen zij een enkeltje naar elders; weg uit de wereld waarin je vanzelfsprekend tegelijk jood en Arabier kon zijn, naar een wereld waar andere, cultureel Europese joden niet begrijpen wat het betekent beide te zijn.

Met deze ballingschap kwam een einde aan een eeuwenlange vreedzame coëxistentie tussen joden en moslims. In het Babylonische Tweestromenland van de Eufraat en de Tigris, het hedendaags Irak, woonden joden sinds de zesde eeuw voor Christus; in het middeleeuwse Andalusië hadden joden volop deelgenomen aan de Arabische culturele opbloei. Van Marokko tot Jemen woonden sinds mensenheugenis joden, en zelfs de Koran bevat talrijke beschrijvingen van joodse tijdgenoten van de profeet Mohammed. Hun veiligheid en positie als dhimmis – een term voor monotheïstische minderheden in islamitische landen, beschermd maar minderwaardig en juridisch ongelijk – was vol vernederingen en niet altijd even stabiel. Vervolgingen en vernietiging zoals hun geloofsgenoten in Europa meemaakten, bleven joden in de islamitische wereld echter grotendeels bespaard. Aan dat alles kwam in de tweede helft van de twintigste eeuw abrupt een einde. Niet alleen vertrokken de joden uit de islamitische wereld, die islamitische wereld werd een plek waar geen joden meer kónden wonen.

Anders dan over de half miljoen Palestijnse Arabieren die in 1948 hun huizen en dorpen in Israël kwijtraakten, ontfermde geen VN-organisatie zich over deze joodse Arabieren, kregen zij geen wereldwijde sympathie, en eiste de wereldgemeenschap namens hen geen terugkeer of vergoeding. Hun verhaal is grotendeels vergeten, terwijl het een miljoen mensen betreft, en zij een groot deel van de Israëlische bevolking beslaan. Nog schrijnender is het dat in Israël, waar velen van hen terechtkwamen en jarenlang in tentenkampen moesten leven, van hen werd verwacht dat ze zouden zeggen uit zionistische overtuiging te zijn geëmigreerd. Terwijl ze tegen hun zin waren verbannen.

Tweederangs burgers

Deze tragedie werd overschaduwd en verdiept door twee andere factoren. Europese joden hadden enerzijds in de Holocaust verschrikkingen meegemaakt, in vergelijking waarmee de verbanning van Arabische joden verbleekte. Anderzijds keken de Asjkenazische joden neer op joden uit de islamitische wereld – op hun taal, hun muziek, hun kleding, de uitingen en vormen van hun religiositeit, op wat zij zagen als hun gebrek aan beschaving.

De culturele en maatschappelijke elite in Israël bestaat nog altijd grotendeels uit Asjkenazische joden. Lang waren in Israël de joden uit Arabische landen tweederangs burgers. Deze joden uit het Oosten, ook wel Mizrachiem genoemd, moeten niet worden verward met Sefardiem. Deze laatsten zijn de nazaten van de joden die in 1492 van het Iberisch schiereiland werden verbannen, en in West- en Zuid-Europa, Noord-Afrika en het Ottomaanse Rijk hun toevlucht zochten. Ondanks alle tegenslagen zijn de Mizrachiem doorgegaan, hebben zij hun leven weer opgepakt en er het beste van gemaakt. Zo goed en zo kwaad als dat gaat, proberen zij hun joods-Arabische tradities voort te zetten, en door te geven aan hun kinderen. Zoals veel kinderen van immigranten, hebben zij een identiteitsprobleem. Wie zijn ze? Waar komen ze vandaan? Wat is hun thuis? Voor de Arabieren zijn het joden, voor de joden Arabieren. Er is geen weg terug, behalve in de verbeelding. Begrijpelijk is dan ook het verschijnen van vele romans – door Israëlische, Franse, en Amerikaanse schrijvers van joods-Arabische origine – waarin die verdwenen wereld weer wordt opgeroepen.

De lege synagogen en voormalig joodse wijken van Marokko (melahs), Algerije, Tunesië, Libië, Egypte, Jemen, Libanon, Syrië en Irak, staan als stille getuigen van wat er ooit was. Zoals de synagoge in de Adlystraat in Caïro, of in de Profeet ­Daniëlstraat in Alexandrië, zijn het vaak imposante gebedshuizen, duidelijk gebouwd door trotse, geïntegreerde stadsbewoners van wie de wereld mocht weten dat ze er waren. Nu weet de wereld alleen dat ze er ooit zijn geweest.

Exodus van joden

De massale verhuizingen werden vaak georganiseerd door de jonge joodse staat. In Irak begin jaren vijftig in Operatie Ezra en Nehemia, genoemd naar de profeten die in de zesde eeuw voor Christus uit Babylon naar Jeruzalem terugkeerden. In Jemen, waar joden nog nooit een vliegtuig hadden gezien, dachten zij bij het zien van de zilveren vleugels van Operatie Vliegend Tapijt in 1949-1950 aan de reddende adelaars uit Exodus 19:4. Bijna vijftigduizend Jemenitische joden werden met deze luchtbrug naar Israël gebracht. Niet alleen nam het joodse leven in de Arabische wereld af in absolute getallen, ook in culturele zin ontstond een grote armoede. Met de joodse exodus verloren Arabische landen een van hun meest creatieve en ondernemingsgezinde minderheden.

Maar de vele gebruiken, veelal topografisch bepaald, namen zij mee in hun dagelijkse bestaan, inmiddels op een andere plek. Niet zelden verschijnt er op Arabisch-joodse bruiloften en andere familiefeesten een buikdanseres, wordt er bij Jemenieten, Marokkanen en Irakezen respectievelijk djachnoen (deegbal in tomatensaus), couscous en koebe (gevuld deegpakketje) gegeten, mierzoete muntthee of arak (sterke anijsdrank) gedronken, en worden in een mix van het Arabisch, Frans en Hebreeuws herinneringen aan het geboorteland levend gehouden.

Het blijft een pijnlijke omwenteling: van relatief vreedzaam naast elkaar leven tot openbare lynchpartijen en razzia’s. De oprichting van de staat Israël hier compleet verantwoordelijk voor houden, zou onrecht doen aan de waarheid. De Marokkaanse koning weigerde weliswaar tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn joodse burgers uit te leveren aan ­Vichy-Frankrijk, elders werd het leven voor de oriëntaalse joden steeds moeilijker gemaakt. De grootmoefti van Jeruzalem en politiek leider van de Palestijnse Arabieren, Hajj Amin al-Husseini, schaarde zich vierkant achter Adolf Hitler, en verspreidde nazipropaganda van Tripoli tot Bagdad. Dieptepunt in deze tijd was de farhud, een door Arabische nazi’s georganiseerde pogrom in 1941 door heel Irak. In Libië vond een vergelijkbare aanval op joden plaats. Joden werden opgepakt en op brute wijze om het leven gebracht.

In 1969 herhaalde zich deze treurige geschiedenis. Midden op een plein in Bagdad werden op bevel van de jonge Saddam Hoessein negen van spionage beschuldigde joden voor het oog van een half miljoen juichende mensen opgehangen en werden anderen voor de keus gesteld het land te verlaten op voorwaarde dat zij afstand zouden doen van hun Iraakse nationaliteit. Zij die bleven waren hun leven niet meer zeker. Het hedendaagse virulente anti­semitisme door heel de Arabische wereld – Mein Kampf ligt bij de Egyptische AKO op de bestsellerstapel – staat in schril contrast met de moedige Marokkaanse koning in de Tweede Wereldoorlog.

Joden namen veel over van lokaal bijgeloof

Achter de overkoepelende term Arabische joden gaan verschillende tradities schuil, beïnvloed door de zeer verschillende lokale tradities. Bij Marokkaanse joden overal ter wereld is het nog altijd goed gebruik om na Pesach Mimouna te vieren, een groot feest met lekkernijen en het eerste brood in ruim een week. Typisch Marokkaans zijn ook gebruiken als pelgrimagetochten naar het graf van een marabout (heilige), waarbij zowel joden als moslims het graf van een joodse wonderrabbijn bezoeken. En de hamsa, een handvormig amulet dat ter bescherming tegen het kwade oog aan de muur van een huis wordt gehangen, is ook bij joden uit Arabische landen te vinden.

Ook in vormen van bijgeloof, geloof in magie en de helende kracht van mystieke rabbijnen vertonen de gebruiken van joden uit de Arabische wereld veel raakvlakken met vormen van islamitische religiositeit. De traditionele klederdracht van een Mizrachi-rabbijn verschilt bijvoorbeeld nauwelijks van dat van een imam, en in de dagelijkse Hebreeuwse spreektaal van joden uit de Arabische wereld klinkt Arabische uitspraak en intonatie door.

Muziek hebben Arabische joden eveneens kunnen meenemen. De melodieën van de gebedsdiensten in de synagogen dragen diepe Arabische sporen. De Israëlische popmuziek is doordrenkt van Arabische ritmes, instrumenten en melodieën, zoals ook de chansons van Arabisch-joodse zangers in Frankrijk als Patrick Bruel en Enrico Macias. Ooit waren alle instrumentenbouwers van Bagdad joden. Nu roepen een oud (Arabische luit) en een diepe keelklank die hele wereld op. Je kunt de joden uit de Arabische wereld halen, maar het Arabische nooit uit de joden.

Tekst gaat verder onder de kaders

Beroemde Arabische joden

  • Patrick Bruel

  • Enrico Macias

  • Dana International

  • Ofrah Haza

  • Noa

  • Jacques Derrida

  • A.B. Yehoshua

  • André Chouraqui

 

Romans en memoires van Arabische joden

  • André Aciman: Uit Egypte (J.M. Meulenhoff, 1995)

  • Sami Michael: Victoria. Een joodse vrouw in Bagdad (Arena, 1994)

  • Sasson Somekh: Baghdad, Yesterday. The Making of an Arab Jew (Ibis Editions, 2007)

  • A.B. Yehoshua: Reis naar het einde van het millennium (Wereldbibliotheek, 1999)

 

Joden in de islamitische wereld

Algerije

1944: 140.000

2004: 80

2023: 0

 

Egypte

1944: 80.000

2004: 40

2023: 9

 

Irak

1944: 150.000

2004: 16

2023: 4

 

Iran

1944: 100.000

2004: 20.000

2023: 8.500

 

Jemen

1944: 55.000

2004: 100

2023: 6

 

Libanon

1944: 38.000

2004: 20

2023: 20

 

Libië

1944: 38.000

2004: 0

2023: 0

 

Marokko

1944: 265.000

2004: 5.000

2023: 2.100

 

Syrië

1944: 30.000

2004: 150

2023: 0

 

Tunesië

1944: 105.000

2004: 1.500

2023: 1.000

 

Joden in en uit Marokko

‘Het maakt niet uit dat er vandaag nog maar 4.000 joden in Marokko leven,’ zegt André Azoulay. ‘Waar het om gaat, zijn de miljoen joden in de wereld die Marokko als hun land van herkomst zien.’ Na een carrière als topbankier in Parijs keerde Azoulay op uitnodiging van de vorige Marokkaanse monarch, Hassan II, terug naar zijn geboorteland Marokko als zijn financieel adviseur. Hij bekleedt nog altijd deze positie, nu voor koning Mohammed VI. Bovendien is hij sinds jaar en dag het gezicht van de dialoog tussen moslims en joden wereldwijd.

Deze dialoog verloopt niet altijd makkelijk. In 2003 werd een reeks aanslagen gepleegd in Casablanca, onder meer op een joods cultureel centrum. Azoulay wil van de nood een deugd maken. Volgens hem kan het joods-Marokkaanse culturele erfgoed dienen als voorbeeld bij toekomstige vredesbesprekingen.

In het Noord-Afrikaanse koninkrijk bekleden joden al eeuwenlang belangrijke sociale posities. Al in de zestiende eeuw had Samuel Pallache, een Marokkaanse jood uit Tetouan, een soortgelijke functie bij vorst Moulay Zidan. Hij vestigde zich uiteindelijk in de Republiek der Nederlanden, als afgezant aan het Haagse Hof, dreef handel tussen Nederland en Marokko, en bestreed hun gemeenschappelijke vijand, Spanje. Pallache werd een vertrouweling van prins Maurits. De eerste Nederlandse Marokkaan was een volledig geïntegreerde jood.