Nu Hezbollah is onthoofd, gaan in Iran stemmen op voor een ander, alom gevreesd middel om het Westen af te schrikken: de atoombom. Hoever is het land met de productie van kernwapens? En gaan de ayatollahs die inzetten? Vier vragen.
1. Waarom is de nucleaire dreiging vanuit Iran actueel?
Dat heeft alles te maken met de recente aanvallen op Hezbollah door Israël. Dergelijke terreurbewegingen vormen een steunpilaar onder het Iraanse veiligheidsbeleid. Dat het regime in Teheran de vanuit Libanon opererende organisatie al decennia van wapens voorziet in de strijd tegen de gezamenlijke vijand Israël, is dan ook primair uit eigenbelang. Hezbollah was lang het afschrikmiddel tegen mogelijke aanvallen op Iran door Israël of de Verenigde Staten.
Maar Israël sloeg de afgelopen weken een grote bres in die verdedigingslinie. Met een reeks lang van tevoren geplande aanslagen schakelde het een aanzienlijk deel van de Hezbollah-leiding uit. Onder hen ook Hassan Nasrallah, de belangrijkste figuur binnen de terreurbeweging. Ook de liquidatie van Hamas-kopstuk Ismail Haniyeh, eind juli in Teheran, wordt door Iran toegeschreven aan Israël.
Het gezichtsverlies is groot – bij Hezbollah, en dus ook in Teheran. Met de onthoofding van de beweging oogt Iran kwetsbaar. Ineens zien Iraniërs dat het regime minder vermag dan het beweert. De raketten die Iran in april ter vergelding afstuurde op Israël na de uitschakeling van zeven leden van Irans Revolutionaire Garde, maakten niet veel indruk. Op dinsdag 1 oktober vuurde Iran opnieuw honderden raketten af op Israël, maar ook die wraakactie zal het conflict niet doen kantelen. In het met strenge religieuze hand geregeerde land klinken daarom stemmen voor een ander – en alom gevreesd – afschrikmiddel: de atoombom.
2. Beschikt Iran op dit moment over een atoombom?
Er zijn, veronderstellen westerse deskundigen, geen Iraanse bunkers waarin kant-en-klare kernwapens liggen opgeslagen. Maar laat dat voor Israël en het Westen allerminst een reden zijn om nonchalant om te springen met de atoomdreiging vanuit Teheran, zei Anthony Blinken afgelopen juli. De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken schatte de zogenoemde breakout time van Iran in op ‘één à twee weken’.
Die term verwijst naar de tijd een land nodig zou hebben om, zodra het daartoe besluit, de hoeveelheid splijtstof te produceren die nodig is om één atoombom te produceren. Oftewel: Iran heeft het nucleaire wapen binnen handbereik. Dat gegeven moet het Westen tot grote zorgen stemmen, zei Blinken, om meteen te onderstrepen dat de Verenigde Staten er alles aan doen om de productie van het Iraanse atoomprogramma te vertragen.
3. Kan het Westen het Iraanse atoomprogramma nog wel beïnvloeden?
De toenmalige Amerikaanse president Donald Trump trok zijn land in 2019 terug uit het Atoomakkoord met Iran. Die overeenkomst kwam erop neer dat bestaande westerse sancties tegen Iran aan banden werden gelegd in ruil voor afbouw van het Iraanse atoomprogramma. Als de deal al kans van slagen had, was die kans verkeken na Trumps terugtrekking en de radicalisering aan Iraanse kant.
Hoewel westerse diplomaten nog altijd proberen te voorkomen dat de ayatollahs atoomwapens in handen krijgen, lijkt Iran zijn vooral eigen gang te kunnen gaan. In het land verrezen steeds meer en steeds betere centrifuges waarmee uranium wordt verrijkt. Dat versterkt de indruk dat de opperste leiding er gaandeweg van overtuigd raakt dat kernwapens uiteindelijk de enige adequate verdedigingslinie vormen.
Westerse deskundigen vermoeden dat de fase waarin Israëlische of Amerikaanse raketten de Iraanse nucleaire ambities nog fysiek konden dwarsbomen, wel zo’n beetje voorbij is. De atoomcomplexen liggen diep onder de grond, te diep voor westerse raketten.
En het neutraliseren van Iraanse kernfysici zal ook weinig uitrichten: hun kennis is inmiddels te wijdverspreid onder Iraanse wetenschappers. Infiltraties en sabotage-acties leveren hooguit de vertraging op waarop Blinken zinspeelde.
Westerse luchtaanvallen om het Iraanse atoomprogramma substantieel in de war te schoppen? Vergeet het maar, zei de Amerikaanse Arms Control Association eerder dit jaar.
4. Op welke manier kan Iran atoomwapens inzetten?
In de jaren negentig sprak ayatollah Ali Khamenei een fatwa uit over het gebruik van massavernietigingswapens. Dat klinkt hoopgevend, maar dit religieuze advies lijkt aan belang te verliezen. De cynische interpretatie van het verbod is dat de opperste leider vooral de schijn wil ophouden dat de Iraanse uraniumverrijking dient om elektriciteit op te wekken en om isotopen te produceren voor kankerbehandelingen.
Met evenveel scepsis luisterde het Westen vorige week naar de Iraanse president Masoud Pezeshkian. Die verklaarde dat zijn land bereid is alle wapens neer te leggen, zodra Israël hetzelfde doet.
Het laatste woord is niet aan Pezeshkian, maar aan de ayatollah. Zou Khamenei zijn bezwaren officieel laten varen, dan nog is onduidelijk welke route de Iraniërs zullen kiezen. Bij de productie van kernwapens zijn er tal van tactische, politieke en militaire opties.
Het land zou, net als Israël, kunnen kiezen voor de productie van een beperkt aantal nucleaire wapens. De hoop is dan dat bevriende kernmachten te hulp schieten wanneer een toekomstig conflict escaleert tot een atoomoorlog. Dat zou kunnen leiden tot betrokkenheid van bijvoorbeeld Rusland, China of Noord-Korea. Een andere optie is de ‘Indiase variant’, waarbij Iran net als India een middelgroot arsenaal opbouwt, genoeg om een vijandige aanval grootschalig te vergelden.
Wat ook kan, is het imiteren van kernmacht en buurland Pakistan. Dat betekent: heel veel kleine atoomwapens, gestationeerd op veel locaties. Die relatief lichte wapens, waarover het bevel is gedelegeerd aan commandanten in het veld, kunnen vroeg in een conflict worden ingezet om de vijand schrik aan te jagen.
Aantrekkelijk zijn de scenario’s geen van alle. Enige hoop valt wellicht te halen uit een wijsheid die de Amerikaanse politicoloog Kenneth Waltz in 1981 te berde bracht. Zijn stelling is dat landen tijdens internationale conflicten behoedzamer opereren wanneer ze de beschikking krijgen over kernwapens. De vraag is of dat principe uit de Koude Oorlog standhoudt in het Iran van de 21ste eeuw.