Gerard Spong over Desi Bouterse: ‘Lock him up!’

Desi Bouterse. Beeld: AFP

Advocaat Gerard Spong (77) sprak onderstaande tekst vrijdagavond 8 december uit in de Amstelkerk in Amsterdam tijdens de jaarlijkse herdenking van de Decembermoorden in Suriname.

In opdracht van de Surinaamse bevelhebber Desi Bouterse werden in Fort Zeelandia in Paramaribo in de nacht van 8 december 1982 vijftien tegenstanders van diens regime zonder enige vorm van protest geëxecuteerd. Onder de slachtoffers waren diverse vrienden en collega’s van Spong. Twee jaar eerder ontsnapte hijzelf in Fort Zeelandia nipt aan de dood tijdens een schijnexecutie door militairen van het Surinaamse leger. Spong adviseerde van 2000 tot 2008 de Surinaamse regering in de strafzaak tegen Desi Bouterse. Die werd in 2019 tot twintig jaar cel veroordeeld voor zijn rol in de Decembermoorden. Op  20 december aanstaande doet het Hof van Justitie uitspraak in het hoger beroep.

 

‘Na ruim 23 jaar procederen staan we aan de vooravond van een historische belangwekkende gebeurtenis. Op 20 december a.s. – over 12 dagen dus – zal het Hof van Justitie vonnis wijzen in de Decembermoorden-zaak. En de vraag die een ieder intrigeert is, of het hof het veroordelende vonnis van de Krijgsraad zal bevestigen of vernietigen. Anders gezegd: zal het hof tot een vrijspraak of veroordeling komen?

Het vonnis van de Krijgsraad was zowel feitelijk als juridisch zo goed in elkaar getimmerd dat de kans op een nieuwe veroordeling wegens moord zeer groot moet worden geacht. Gelet op recente onthullingen van de verdediging van Bouterse acht ik het dienstig hierover enkele opmerkingen te maken. Volgens de verdediging is het na een eventuele veroordeling door het Hof nog lang geen gelopen race, omdat nog een klacht zou kunnen worden ingediend bij het Inter-Amerikaanse Hof voor de rechten van de mens. Om verschillende redenen lijkt dit een heilloze exercitie. De belangrijkste barrière ligt in de bepaling dat aUeen lidstaten van de OAS en de betrokken mensenrechtencommissie een klachtrecht hebben, (art. 61 luidt: “Only the State parties and the Commission shall have the right to submit a case to the Court“.

Individuen kunnen slechts een verzoek indienen bij de commissie (I.A.C.H.R.) die de zaak dan gaat onderzoeken. Van dat onderzoek hangt af of de klacht bij het hof belandt. Er kan verder aüeen geklaagd worden over schending van een genoemd mensenrecht. Niet dus over de bewijsvraag en de vraag of het bewijs al dan niet toereikend is. Welk mensenrecht van Bouterse op de tocht zou hebben gestaan is een compleet raadsel. Want na ruim 16 jaar procederen, tientallen getuigenverhoren, bijstand van een advocaat, inachtneming van alle denkbare rechtsmiddelen, en gedegen uitvoerig forensisch onderzoek kan alleen maar gezegd worden dat Bouterse een uiterst zorgvuldig proces heeft gehad. Menig moordenaar in Suriname zou een moord voor zo’n proces doen. Kortom een klacht bij de I.A.C.H.R. heeft geen schijn van kans en een klacht bij het Inter-Amerikaanse hof is gelet op het voorgaande tot mislukken gedoemd.

Indien we dus ervan uitgaan dat ook het hof een veroordelend vonnis uitspreekt is de conclusie onontkoombaar dat alle rechtsmiddelen voor de veroordeelde zijn uitgeput. Het enige dat dan nog rest is de tenuitvoerlegging van het vonnis. De wet bepaalt (art. 480 Sv) dat de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen op last van het openbaar ministerie geschiedt. Centraal hierbij komt de vraag aan de orde of gratieverlening nog roet in het eten oftewel “ons eten” kan gooien.

Deze vraag is klemmend omdat de Surinaamse wet bitter weinig geregeld heeft met betrekking tot de figuur van gratie. In de grondwet is een bepaling opgenomen (arrt. 109) die luidt: “De President heeft het recht van gratie van straffen door rechterlijk vonnis opgelegd. Hij oefent dit recht uit na het advies te hebben ingewonnen van de rechter, die het vonnis heeft gewezen.”

Uit deze grondwettelijke bepaling die door de grondwetgever niet nader is toegelicht, blijkt duidelijk dat de presidentiële gratiebevoegdheid zeer ruim is en nauwelijks wettelijke beperkingen kent. Gelet op het exclusieve en betrekkelijk ongenormeerde karakter van deze gratiebevoegdheid, wordt wel gezegd dat gratie een prerogatief is van de president. Zo zijn er geen gronden voor gratie geformuleerd.

Gratiëring wegens pijn aan een grote teen is dus mogelijk. Evenmin zijn er beslistermijnen in de wet. Verder mag de president afwijken van het ingewonnen rechterlijk advies en ook hoeft hij zijn gratiebeslissing niet te motiveren. Gratie lijkt verder zowel volledige kwijtschelding van de straf als vermindering te kunnen inhouden en zelfs voorwaardelijke gratie lijkt mogelijk te zijn. Het predicaat prerogatief is evenwel geen toverwoord waarmee elke juridische controle onmogelijk wordt gemaakt. Uit de rechtspraak blijkt dat een president wel degelijk hierbij rechtsnormen in acht moet nemen.

Stel nu dat president Santhoki wordt opgezadeld met een gratieverzoek van Bouterse. Wat moet hij dan beslissen? Van fundamenteel belang voor hem zal zijn dat Suriname een democratische rechtsstaat wil zijn. Tot het wezen van een rechtsstaat behoort de eerbiediging van in de grondwet openomen grondrechten. Voor mensenrechten in de mensenrechten-verdragen IVBPR en AVRM geldt hetzelfde nu deze mensenrechten evenals de grondrechten een onlosmakelijk onderdeel uitmaken van de Surinaamse constitutionele rechtsorde. Anders en eenvoudiger gezegd: de inhoud van de grondrechten en mensenrechten beperken in aanzienlijke mate de President bij de uitoefening van zijn gratiebevoegdheid. Evenzeer van zwaarwegend en fundamenteel belang bij de uitoefening van de gratiebevoegdheid, en ik benadruk de bevoegdheid in déze decembermoordenzaak, is het gegeven dat inmiddels twee rechterlijke colleges vrij recent nog uitspraken hebben gedaan die als een bikkelhard verbod voor gratie in casu kunnen worden opgevat.

Te noemen valt de beslissing van het Surinaams constitutioneel Hof van 22 juli 2021, waarin is bepaald dat de decembermoorden uit 1982 niet in aanmerking komen voor amnestie nu het hof de schending van grond- en mensenrechten door straffeloosheid als gevolg van de (gewijzigde) Amnestiewet tevens betrokken acht op de belangen van slachtoffers en nabestaanden. De gewijzigde amnestiewet is volgens het hof dan ook in strijd met de grondwet en mensenrechtenverdragen. Dit was een juridische mokerslag voor amnestieliefhebbers. Hetzelfde lot trof ook de originele Amnestiewet. In een uitspraak van 14 augustus 2023 oordeelde dit Constitutionele Hof opnieuw dat de Amnestiewet in strijd was met de mensenrechtenverdragen. Deze 2 uitspraken vormen als het ware een dijk of een stormvloedkering tegen gratie.

Niet minder “killing” voor gratie in dit soort zaken is de beslissing van het Inter-Amerikaans hof voor de rechten van de mens d.d. 22 juli 2021 in de zaak van Alberto Fujimori over het Barrios Altos-bloedbad in 1991. Bij dit bloedbad, dat in de wijk Barrios Altos in Lima plaatsvond, werden net als in de Decembermoordenzaak vijftien (15) mensen, die op de grond moesten gaan liggen, door gemaskerde Peruaanse soldaten met machinegeweren doodgeschoten.

Deze feiten zijn aangemerkt als “ernstige mensenrechtenschendingen”. Fujimori werd aanvankelijk tot 25 jaar gevangenisstraf veroordeeld. In 2017 verleende de toenmalige president hem echter, op de dag voor kerst, gratie op zogenaamde humanitaire gronden, wegens een niet-terminale levensbedreigende ziekte, zoals een hartritme stoornis en een longstoornis. De nabestaanden in Peru lieten het er niet bij zitten. Ze verzochten het Inter-Amerikaans hof de gratiebeslissing te toetsen. En op 30 mei 2018 verklaarde dit hof dat de betrokken Peruaanse gratie in strijd was met de mensenrechten. Hetzelfde oordeel velde daarna de hoogste Peruaanse rechter op 13 februari 2019 en daarmee was de Peruaanse gratie van Fujimori van de baan.

In het kort blijkt uit deze vrij recente rechtspraak van dit Inter-Amerikaans hof dat verdragsstaten bij het Amerikaanse mensenrechtenverdrag, waaronder Suriname, verplicht zijn om bij “ernstige mensenrechtenschendingen” straffeloosheid in welke vorm dan ook tegen te gaan. Eerder al had dit hof in deze zin beslist in de zaak Gutièrrez-Soler tegen Colombia (2005) en de zaak Serrano-Cruz Sisters tegen El Salvador (2005). Er is dus een “communis opinio” tegen gratie bij daders van ernstige mensrechtenschendingen. Ook moet erop gewezen worden dat door het Hooggerechtshof van Argentinië de gratie die president Carlos Menem in 1989 had verleend aan generaal Santiago Omar Riveros in strijd met de grondwet werd geacht.

Duidelijk is dus dat diverse Zuid-Amerikaanse rechters gratie-beslissingen van presidenten hebben vernietigd en in de prullenmand hebben doen belanden. Amnesty Internationaal becommentarieerde de Peruaanse gratievernietiging met de kop “Peru: Supreme Court confirms annulment of Fujimori’s pardon and supports victims’ rights”(13 februari 2019).

Wat zo intrigeerde in dit commentaar van Amnesty is het gebruik van de term “victims’ rights” oftewel slachtofferrechten voor zover deze terminologie betrekking heeft op nabestaanden. Het is een eyeopener die aan president Santokhi niet mag ontgaan.

Erica Guevara-Rosas, de toenmalige directeur van Amnesty International verwoordde het treffend met de opmerking “the decision also recognizes the historic struggle of the families, who have been defending their rights to truth, justice and recognation for decades and that crimes against humanity cannot go unpunnished. Ook benadrukt zij dat de Peruaanse Hoge Raad een einde had gemaakt aan de “unjust episode” die begon met de gratieverlening.

Welnu, het Inter-Amerikaans Hof heeft in deze uitspraak buitengerechtelijke standrechtelijke en willekeurige executies van het type decembermoorden zonder veel omhaal van woorden aangemerkt als “ernstige mensenrechtenschendingen”.

MoiWana

Op 29 november 1986 schoten soldaten van Bouterse tijdens de Binnenlandse Oorlog tegen het junglecommando van Ronnie Brunswijk in Moi Wana in oost-Suriname 39 dorpelingen dood, onder wie veel vrouwen en kinderen.

Gelet op wat er op 8 december 1982 is gebeurd lijdt het geen twijfel dat de kwalificatie “ernstige mensenrechtenschendingen” ook van toepassing is op de decembermoorden. Fujimori was overigens net als Bouterse een zogeheten “veelpleger”. Want hij kreeg zijn straf van 25 jaar ook wegens zijn rol in het La Cantuta bloedbad van 1992 waarbij een professor en negen (9) studenten van de universiteit La Cantuta werden ontvoerd, gemarteld en vermoord. Vergelijkbaar met MoiWana. In de La Cantuta zaak deed het Inter-Amerikaanse hof uitspraak in 2006.

Ter afsluiting breng ik nog onder uw aandacht dat een gratiebeslissing van de President, ook al is gratie een prerogatief van de president, zowel bij de burgerrechter als bij het Constitutioneel hof bestreden kan worden. En gelet op de onvermoeibare strijd tot nu toe zal dat zeker het geval zijn, indien president Santokhi op de onzalige gedachte van gratie zou komen. Er zijn overigens tot op heden geen aanwijzingen daarvoor. Bij tal van gelegenheden heeft hij immers benadrukt de rechtsstaat te respecteren. Voor Bouterse geldt verder om verschillende redenen geen pardon.

Het laatste nieuws en opinie direct naar uw telefoon, volg EW Magazine op Whatsapp     VOLGT U EW MAGAZINE AL OP WHATSAPP?

Volg EW en schep orde in de informatiechaos. Vertrouw op heldere analyses, diepgravende achtergronden en scherpzinnige columns.

Allereerst heeft hij voor zijn kwalijke rol bij de Decembermoorden nog geen dag in de gevangenis doorgebracht. En misschien nog wel het ergste is dat hij geen dag, maar dan ook geen dag spijt van zijn misdaden aan de nabestaanden en de Surinaamse samenleving heeft betuigd. De Surinaamse samenleving is ook mede door de internationale reacties op de moorden ernstig beschadigd en in diskrediet gebracht. Ook dit mag en moet hem worden aangerekend. Onder al deze omstandigheden zou gratiëring, een flagrante miskenning van de in het geding zijnde belangen zijn. Kortom, we moeten erop vertrouwen dat de president indien het zover zou komen hiertoe niet zal overgaan en dus geen beslissing zal nemen die in Suriname en daarbuiten als een evident verwerpelijke beslissing zal worden opgevat. Goede justitie brengt verder mee dat zeker gelet op de dramatisch lange duur van het strafproces een eventuele gratiebeslissing binnen enkele weken genomen wordt. Want niet moet worden onderschat dat de lange duur van het strafproces een uitputtingsslag voor de nabestaanden is geweest waar nu een eind aan moet komen.

We moeten president Santokhi met betrekking tot deze gevoelige kwestie dus vertrouwen. Maar hij moet wel goed weten dat de tekst van het Surinaamse volkslied zonder enige aarzeling hem zo nodig ten deel zal vallen. Ik doel uiteraard op de tekst “stre de f’ stre wi no sa frede” (‘we zullen zonder angst verder strijden’, red.).

Het is tot slot voor Suriname als Zuid-Amerikaanse staat van het grootste belang deze Zuid-Amerikaanse rechtspraak, die bindend is voor Suriname, goed in het achterhoofd te houden voor het geval een gratieverzoek aan de orde mocht komen. Het is ook goed dat de Surinaamse rechter aan wie een Surinaamse gratieverlening ongetwijfeld zal worden voorgelegd bekend is met deze Colombiaanse, Argentijnse en Peruaanse rechtspraak van zijn ambtgenoten én met de rechtspraak als genoemd van het Inter-Amerikaans mensenrechtenhof. Het gaat om zaken en rechtspraak die de meest menselijke waarden tot recht verheffen. We spreken in dit verband over “hard law”. Het gaat immers om rechtsverplichtingen die bindend zijn voor lidstaten en die juridisch via de rechter afgedwongen kunnen worden. Een Surinaams gezagsdrager zal zich hieraan gebonden weten op straffe van verlies van iedere geloofwaardigheid, zowel nationaal als internationaal.

Geen Surinaamse president kan zich dus bij deze stand van zaken veroorloven als een zwakke broeder gekwalificeerd te worden door mensenrechten niet te respecteren. Want dan wordt hij via de rechter hard teruggefloten. Wat rest is slechts één kernachtige mantra die luidt: “Lock him up!”’