Waarom wreedheden in Sudan nauwelijks een traan of spandoek opleveren

Beeld: ANP.

Het is een veelzeggend beeld: een Sudan-betoging die de vlag van Palestina leent in de hoop hetzelfde medeleven op te wekken. Waarom is er zo weinig maatschappelijke aandacht voor het leed in Soedan, vraagt schrijver Joris van Os zich af in deze ingezonden opinie. Zeker als je dat vergelijkt met de massale protesten voor de oorlog in Gaza.

Weinig gebeurtenissen maakten het afgelopen jaar zo veel los als de oorlog in Palestina. De verontwaardiging over het optreden van Israël en de houding van het kabinet-Schoof leidde in Nederland tot massale protestacties.

Op 5 oktober liepen er maar liefst een kwart miljoen mensen mee in de zogenoemde Rode Lijn-demonstraties om aandacht op te eisen voor de gruwelijkheden. De huidige oorlog in Sudan is minstens zo gruwelijk. Waarom gaan we daarvoor níet massaal de straat op?

Demonstraties Sudan stellen weinig voor

Onlangs slenterde ik vanuit het centrum van Utrecht naar het station. In de schaduw van de Domtoren leek een opstootje te zijn ontstaan. Een paar mensen op een kluitje, hier en daar protestborden, iemand met een megafoon.

Waar was het om te doen? Om Sudan. Enkele honderden aanwezigen – gevluchte Sudanezen en een handjevol Nederlanders – probeerden aandacht te genereren voor de oorlog in het Afrikaanse land. Het maakte allemaal een wat lusteloze, om niet te zeggen onmachtige, indruk. Om de ernst te onderstrepen werd er met Palestijnse vlaggen gezwaaid, als om te zeggen: ook wij hebben de hulp van het Nederlandse volk nodig, maar het tumult trok nauwelijks bekijks.

Demonstraties Gaza waren wél groots

De manifestatie op 9 november stond in schril contrast met de massale betogingen tegen Israël, waar uiteindelijk een kwart miljoen Nederlanders op afkwamen. De Rode Lijn-demonstraties waren sowieso opmerkelijk.

De laatste keer dat er in ons land zo hevig gedemonstreerd werd tegen een buitenlandse oorlog was in 2003, vanwege de Amerikaans-Britse acties tegen Irak. En zelfs toen gaven maar zo’n 60.000 demonstranten acte de présence.

Natuurlijk was dit vóór sociale media het makkelijker maakten om volk op de been te krijgen. Maar toen er in de jaren tachtig geprotesteerd werd tegen kernwapens, ging het om meer dan een half miljoen demonstranten.

We kunnen het, ons manifesteren tegen misdaad en onrecht. Maar waarom springen we niet in de bres voor Sudan, terwijl daar volgens analisten een nieuw Rwanda aan het ontstaan is?

Grootschalige misdrijven

Aan gruwelijk lijden geen gebrek in Sudan. In een rapport getiteld A War of Atrocities maken de Verenigde Naties melding van grootschalige misdrijven tegen de burgerbevolking.

 

De oorlog, die in april 2023 uitbrak tussen het reguliere leger (SAF) en de paramilitaire Rapid Support Forces (RSF), is uitgegroeid tot een van de ernstigste humanitaire crises ter wereld.

Het conflict begon als een machtsstrijd binnen de militaire leiding, maar verspreidde zich snel door het hele land. Beide partijen worden beschuldigd van ernstige mensenrechtenschendingen, waaronder aanvallen op burgers, gedwongen verplaatsingen en systematische vernietiging van dorpen en infrastructuur. Het woord genocide is al in verschillende bronnen gevallen.

Lijden bereikt ons niet

Toch leeft de oorlog hier nauwelijks. Het onvoorstelbare lijden bereikt ons niet. Hoe komt dat? Geven we simpelweg geen donder om Sudanezen? Zijn ze te ver van ons bed? Of zijn we het demonstreren zat?

Op het eerste gezicht zijn er een paar redenen aan te wijzen. Sudan is verder weg dan Palestina, minder zichtbaar en minder toegankelijk voor de media. Toch weten we intussen genoeg over wat zich daar afspeelt: gruwelverhalen over slachtpartijen, hongersnood en miljoenen vluchtelingen sijpelen ons nieuws en ons bewustzijn binnen.

Nederland heeft ook banden met Sudan

Je zou misschien kunnen beargumenteren dat de Rode Lijn-demonstraties meer gericht waren op de banden van onze overheid met Israël. Maar ook in Sudan zijn Nederlandse bedrijven en overheidsdiensten actief. Nederland exporteert wapens en andere militaire goederen naar de Verenigde Arabische Emiraten, een land dat erom bekendstaat wapens te leveren aan Sudan.

Het doel van de Rode Lijn-demonstraties, onder meer volgens Amnesty International, was om de regering te dwingen ‘concrete maatregelen te nemen tegen de Israëlische genocide en de bezetting van Palestina’. Waarom dwingen we de regering niet om hetzelfde te doen in Sudan? Waarom gaan honderdduizenden Europeanen de straat op voor Palestina, terwijl de wreedheden in Sudan nauwelijks een traan of spandoek opleveren?

Meer filosofie dan politiek

Achter die vraag gaat, en ik hoop dat u niet meteen met de ogen begint te rollen, meer filosofie schuil dan politiek. Ik betoog dat sommige tragedies beter passen bij ons morele vocabulaire dan andere, en dat dit in hoge mate onze emotionele betrokkenheid bepaalt.

Niet dat we onverschillig zijn als het gaat over Sudanese slachtoffers, tenminste, dat lijkt me niet, maar omdat onze manier van kijken naar macht en onrecht de afgelopen decennia radicaal is veranderd. En dat heeft alles te maken met de Franse postmodernisten in de jaren zestig en zeventig.

Macht speelt een grote rol in onze samenleving

Sinds de tweede helft van de twintigste eeuw, met name na de Tweede Wereldoorlog, zijn we steeds meer gaan denken in termen van macht en onderdrukking.

De Franse filosoof Michel Foucault betoogde dat macht zich niet alleen manifesteert in wapens of regeringen, maar ook in taal, kennis en instituties. Macht speelt een veel grotere rol in ons leven dan we denken. In de decennia daarna hebben denkers als Edward Said, Gayatri Spivak en Judith Butler dit idee overgeheveld naar huidige discussies over kolonialisme, gender en identiteit.

Wie krijgt het morele gelijk?

Maar zet je macht neer als de enige factor die ertoe doet, dan loop je snel vast. Zie je de wereld uitsluitend in termen van macht en onmacht, dan wordt het bijzonder verleidelijk om die etiketten overal op te plakken. De enige vraag die er dan toe doet is: wie zijn de onderdrukkers en wie de onderdrukten?

Zo ontstond er een moreel paradigma waarin de onderdrukte automatisch het morele gelijk krijgt. Met andere woorden, onderdrukkers zijn ‘slecht’, onderdrukten ‘goed’. Dat perspectief is inmiddels diep doorgedrongen in universiteiten, cultuur en media en bepaalt voor een groot deel hoe jonge generaties leren denken over onrecht: niet meer als een complex samenspel van oorzaken, maar als een nogal simplistisch drama van onderdrukker en slachtoffer.

Gaza als spiegel

Het conflict in Gaza past naadloos in dat schema. Een machtige, westerse bondgenoot tegenover een volk zonder land. Het morele script is direct herkenbaar: Israël als onderdrukker, Palestina als onderdrukte. Het is een verhaal dat appelleert aan een dieper westers verlangen: niet meer de kolonisator zijn, maar een bondgenoot van de gemarginaliseerden.

Demonstreren voor Gaza is dan niet alleen een politiek gebaar, maar ook een soort morele zelfzuivering. We tonen dat wij aan de goede kant van de geschiedenis staan, dat wij de fouten van onze voorouders niet herhalen. Onze verontwaardiging is oprecht — maar ook zelfgericht: ze reinigt het geweten.

In Sudan is het beeld diffuus

En Sudan? Daar woedt een bloedige strijd tussen milities, stammen en machtsblokken. Er is geen duidelijke kolonisator, geen herkenbare westerse dader, geen ideologisch houvast. De chaos laat zich niet vangen in het schema van ‘machtige onderdrukker versus weerloze onderdrukte’. Voor het postkoloniale bewustzijn, dat de wereld vooral begrijpt via asymmetrische machtsverhoudingen, is het Afrikaanse land simpelweg te complex.

Daarom blijft het oorverdovend stil op straat. Niet omdat Sudanese levens minder waard zijn, niet omdat hun lijden ons koud laat, maar omdat de Sudanese tragedie niet past in ons morele model. Wiens kant moeten we kiezen in dit conflict?

Kwakkelende empathie

Wat ooit begon als filosofische kritiek — Foucaults analyse van macht, Derrida’s twijfel aan waarheid — is in onze tijd een activistische moraal geworden. Maar waar de patronen diffuus worden, waar de ‘goeden’ en de ‘slechten’ niet makkelijk te duiden zijn, valt het morele kompas stil. Een filosofie bedoeld om ons alert te maken op machtsstructuren, heeft ons blind gemaakt voor gruwelijkheden die buiten die structuur vallen.

Dus, de kwakkelende, wanhopige, bijna aarzelende demonstratie onder de Dom. Wat moeten we ervan denken? Een betoging die de vlag van een ander land leent in de hoop hetzelfde medeleven op te wekken. Het maakt, en dat is op een wrange manier ironisch, een machteloze indruk. Sudan mist narratief. En vooral: een slechterik.

Verontwaardiging en woede tegen de macht

Je kunt wel demonstreren tegen menselijk lijden, maar dat is nogal abstract. Om daadwerkelijk de straat op te gaan, daarvoor is naast empathie vooral verontwaardiging nodig: de woede tegen de macht. Uiteindelijk, zo lijkt het, demonstreren we liever tégen het kwade dan vóór het goede.