De Hollandse bollengekte

De relatief goedkope ‘Admirael de France’ à 200 gulden. Foto: Collectie Six

Nederlands mooiste Tulpboek dreigt in buitenlandse handen te vallen. Historicus Geert Mak over de tulpenmanie. Hij roept op te doneren om het Tulpboek te behouden.

Het ‘Maechdeken van Enchuyse’: 2.000 gulden. De ‘Non Parelijem’: 2.000 gulden. De ‘Bruijne Purper’: 2.025 gulden. Waar hebben we het over, in dit jaar 1634? Diamanten? Buitenplaatsen? Kastelen? Nee, dit zijn de koersen van min of meer gewone tulpenbollen zoals ze genoteerd staan in dit unieke Tulpboek. Uniek, omdat dit vermoedelijk de enige tulpencatalogus is die compleet is overgebleven. Uniek ook omdat hier de prijzen met de hand zijn bijgeschreven. Het album is zo, met zijn prachtige botanische tekeningen, tegelijk een verbluffende getuigenis van de eerste speculatiewaanzin in de moderne tijd. Want dat was het, deze ‘tulpenwoede’.

Rudi Ekkart: ‘Een uniek exemplaar’

Het Tulpboek van Nicolaes Tulp (1593-1674) bevat 104 aquarellen – die zijn toegeschreven aan Jacob Marrel (1614-1681) – van tulpen met de bijbehorende namen en soms ook de waarde. ‘Er moet alles aan worden gedaan om het in ­Nederland te houden,’ zegt Rudi ­Ekkart (71), oud-­directeur van het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie in Den Haag. ‘Het is een uniek exemplaar. Het zou zonde zijn als het in buitenlandse handen valt.’

De grootste bedreiging is een buitenlandse partij die het boek uit elkaar haalt en de 104 bladen los van elkaar verkoopt, aldus Ekkart, tevens emeritus hoogleraar kunstgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht. ‘Juist om die reden is er veel belangstelling voor. De afzonderlijke bladen leveren samen meer op dan de prijs van het boek.’ Hij durft geen schatting te geven, maar verzamelaars betalen grif 10.000 euro of meer voor één enkele pagina. Maar ook als het boek intact blijft, zou Ekkart het jammer vinden als het boek in het buitenland terechtkomt. Vooral omdat geen ander tulpenboek in Nederland dit niveau heeft.

Als het dan toch hier blijft, hoopt Ekkart dat het in de Collectie Six wordt opgenomen. ‘In het Rijks­museum ligt het losgezongen van zijn omgeving.’ In de Collectie Six vormt het een eenheid met andere kunstvoorwerpen en komt het het meest tot zijn recht, betoogt hij. In de collectie bevindt zich bijvoorbeeld ook de Tulpbeker uit 1652 van edelsmid Johannes Lutma.

Vandaar dat Ekkart de pogingen van de Collectie Six steunt om het Tulpboek te verwerven met hulp van fondsen, bedrijven en particulieren. ‘Ik roep iedereen graag op om financieel bij te dragen, want er is geen mooiere plaats in Nederland voor dit boek dan deze collectie.’

De stichting die de Collectie Six beheert, is op zoek naar 104 schenkers die ieder 7.500 euro ­willen doneren. Daarmee kan het Tulpboek, nu nog in bezit van een nazaat van Jan Six, worden aangekocht. Het boek is getaxeerd op 750.000 euro. Lucas Gasthuis

Het Tulpboek van Nicolaes Tulp. Collectie Six

De ‘woede’ raasde vanaf 1634 drie jaar rond

De ‘woede’ had meer namen: ‘bollengekte’, ‘dwaze tulpenhandel’, ‘bollenrazernij’. Het was een dolle handel in tulpenbollen die vanaf 1634 zo’n drie jaar rondraasde, vooral in Amsterdam, Haarlem en Alkmaar, om begin februari 1637 even snel weer ineen te storten. De toeschouwers zagen het als een koorts, een aanval van collectieve gekte.

Nu weten we wat er werkelijk gebeurde: het was de eerste speculatiegolf in de wereldgeschiedenis en, als het gaat om exploderende prijzen, ook direct de hevigste – hoewel de gang van de hedendaagse bitcoin aardig in de buurt komt. De prijs van ‘Gheele Croonen’ vloog bijvoorbeeld in één maand tijd omhoog van 21 gulden tot boven de 1.000. ‘Witte Croonen’ gingen van 125 naar 3.600 gulden – tienmaal het jaarinkomen van een werkman. Eén bol van de uiterst zeldzame ‘Semper Augustus’, die in 1624 nog van de hand ging voor 1.000 gulden – het jaarsalaris van een predikant – staat in dit tulpenalbum al genoteerd op 3.000 gulden – de prijs voor een klein landgoed – en raakte in 1637 zelfs even de 10.000 guldengrens. In dezelfde periode kreeg Rembrandt voor zijn Nachtwacht hooguit eenderde van dit bedrag, zo’n 3.200 gulden.

 Tulpen werden behandeld als peperdure pronkjuwelen – en ook zo gedragen

‘Autosuggestie’, het jezelf maar wat wijsmaken, het is voer voor psychologen, en soms ook voor historici. Vooral als zoiets zich op massale schaal voordoet. In de economische geschiedenis komen gevallen van massale zelfmisleiding vaker voor, denk maar aan de beurskrach van 1929 en de internethype van de jaren negentig. Daar is ook deze Hollandse ‘bollengekte’ een schoolvoorbeeld van.

Een gezant van het Ottomaanse hof bracht de tulp naar de Lage Landen

De tulpenhandel begon als een min of meer normale negotie in luxeproducten. De eerste bollen waren in 1593 in Leiden beland dankzij Ogier Gisleen van Busbeke, gezant bij het Ottomaanse hof van sultan Suleyman de Eerste. De tulp was kort daarvoor ontdekt in de bergen van het net veroverde Kazachstan, de bloem was dé grote attractie in de tuinen van Istanbul. Van de sultan had Van Busbeke een paar bollen cadeau gekregen. Hij stuurde ze door naar zijn vriend ­Carolus Clusius, hoofd van de Hortus ­Botanicus in Leiden, en zo belandden de eerste tulpen in de Lage Landen. De Leidse tulpenbollen werden al snel uit de Hortus gestolen en vermeerderd, en zo begon de tulp aan zijn langzame opmars.

In West-Europa maakten de eerste tulpen eveneens grote indruk. Iedereen wilde ze hebben. Ten zuiden van Haarlem, en ook in Alkmaar en Hoorn, gingen de eerste professionele bollenkwekers al snel aan het werk – er konden immers enorme winsten worden gemaakt. Toch bleven tulpen in die eerste jaren uiterst zeldzaam. In de praktijk werden ze behandeld als peperdure pronkjuwelen, en dat waren ze ook: Franse hofdames droegen in hun decolleté tulpen die soms honderden guldens waard waren. Het gewicht van de bollen werd uitgedrukt in ‘asen’, de eenheid die ook gold voor parels en diamanten.

Het was dus niet toevallig dat de beginnende ‘doctor medicinae’ Claes Pieterszoon – later zou hij grote bekendheid verwerven als burgemeester van Amsterdam – zijn huis aan de Keizersgracht (nu 210) verrijkte met het teken van ‘de Tulp’, toen hét symbool van waardige schoonheid en exclusiviteit. En in plaats van zijn oude naam te verlatijnsen – toen gebruikelijk onder academici – vernoemde hij zich naar datzelfde teken: Nicolaes Tulp. Dit bijzondere Tulpboek, dat al generaties lang in het bezit is van zijn nazaten, de familie Six, komt dan ook vermoedelijk uit de bibliotheek van de doctor zelf.

Hendrick Gerritsz Pot, Flora’s Mallewagen (circa 1637, collectie Frans Hals Museum)

In de eerste decennia had de handel nog een zekere basis in de realiteit

Tijdens de eerste decennia van de zeventiende eeuw had de handel in tulpen, ondanks de krankzinnige prijzen, nog een zekere basis in de realiteit. Het was een gewild bezit dat tegelijk heel zeldzaam was, een luxeproduct voor rijke liefhebbers, te vergelijken met bepaalde vormen van hedendaagse kunst. De handel in bollen bleef grotendeels beperkt tot beroepstuiniers en een kleine kring van specialisten.

In 1634 sloeg dat plotseling om. De tulpenbol werd van een luxeobject opeens een investeringsproject. En daarmee begon de grote speculatiegolf. Het ging niet meer om de bollen zelf, nee, de bol was alleen nog maar het symbool van een bepaalde geldwaarde – zoals het papier van een 500 eurobiljet dat kan zijn. Nu handelden ook buitenstaanders mee, wevers, schoenlappers, bakkers en andere kleine ambachtslieden, vooral in Haarlem, Amsterdam en Utrecht. Er ontstond op grote schaal termijnhandel: er werden tulpenbollen verkocht die nog maar net waren geplant en waarvan niemand nog een bloem had gezien.

De prijzen die hier en daar in dit Tulpboek opduiken, spreken voor zich. De bol van de papegaaitulp ‘Viceroij’, gewicht 401 asen: 3.000 gulden en gewicht 658 asen: 4.200 gulden. ‘Generalissimo’: 3.000 gulden. ‘Admirael de Gouda’: 1.330 tot 1.500 gulden. Het was een roes van gratis geld – en nu ook voor de gewone man. Voor hen waren er ook ‘goedkopere’ exemplaren. De ‘La Reijne’ bijvoorbeeld: 300 gulden.

De geschatte waarde van deze unieke tulpencatalogus (met 104 afbeeldingen) is 750.000 euro. Collectie Six

De speculatiegolf kwam niet zomaar uit de lucht vallen

Nu komt een speculatiegolf nooit zomaar uit de lucht vallen, zoiets speelt zich bijna altijd af in een periode van versnelling en grote veranderingen. Bijvoorbeeld door nieuwe ontdekkingen, of de introductie van nieuwe technieken. Dat was ook hier het geval. De Republiek – en met name Amsterdam – klotste in die jaren van het geld, met de nieuwe handel op Indië werden fortuinen verdiend, overal wisten families binnen één, twee generaties grote vermogens te verwerven. Waarom zou dat gunstige lot niet ook voor een gewone middenstander zijn weggelegd?

Delfts blauw ‘crisisbordje’ waarschuwt voor windhandel

‘Floristen’ organiseerden in herbergen en tapperijen beurzen waar jan en alleman, vaak in toenemende dronkenschap, tegen elkaar op boden. In deze koorts werd ook nog eens gretig gespeculeerd met geleend geld. In sommige gevallen was het ‘tulpenvirus’ zelfs letterlijk een virus: de bloemen hadden zulke spectaculaire kleuren doordat ze een schimmelziekte hadden, je kon er verder niets mee. De prijsexplosie werd zo vooral een boom op papier. En iedereen maakte elkaar – en zichzelf – maar wat wijs.

De tulpenmanie, hoe spectaculair ook, bleef uiteindelijk beperkt in omvang: er deden naar schatting zo’n vijfduizend mensen aan mee, buiten de genoemde steden deed het verschijnsel zich vrijwel niet voor. De meeste tijdgenoten snapten niets van dit nieuwe fenomeen, maar voelden aan alle kanten nattigheid. Er verschenen spotprenten, de predikanten waarschuwden en dreigden, zondag na zondag. Een anonieme pamflettist uit Hoorn rekende in 1636 uit dat de ‘Viceroij-bol’ evenveel waard was als: twee karrevrachten tarwe, vier karrevrachten rogge, vier vette ossen, acht varkens, twaalf vette schapen, twee vaten wijn, vier vaten bier, twee tonnen boter, duizend pond kaas, een bed, een zilveren kelk, een stel kledingstukken en ook nog eens een schip om dat allemaal te vervoeren. Nicolaes Tulp liet ­ijlings de tulp van zijn voordeur weghalen. Met deze onzin wilde hij niets te maken hebben.

De ‘bollenrazernij’ stortte van de een op de andere dag in

En toen was het opeens voorbij. Op 3 februari, een dinsdagavond, bleef een Haarlemse handelaar onverwacht zitten met een grote partij tulpen van 1.400 gulden. In Alkmaar werd die donderdag nog de duurste tulp ooit verkocht, de ‘Admirael van Enckhuizen’, voor 5.000 gulden. Maar een dag later begonnen overal de prijzen te kelderen, er brak paniek uit, de kopers bleven zitten met termijncontracten voor tienmaal de marktprijs, anderen bezaten bollen waarvoor ze goudgeld hadden betaald en die opeens niets meer waard waren.

 Waarom zou dat gunstige lot niet ook voor een gewone middenstander zijn weggelegd?

Pogingen om de situatie enigszins te normaliseren mislukten grotendeels. Voor honderden, wellicht duizenden families, die have en goed hadden beleend bleef het een financiële ramp. Voor de Republiek als geheel was de schade gering. De ‘bollenrazernij’ werd snel vergeten en verdrongen. De bollentelers werden weer normale tuinders die uiteindelijk dorpen als Lisse en Hillegom wereldfaam bezorgden.

Het enige tastbare dat uit die merkwaardige jaren overbleef, is dit zeldzame Tulpboek, deze catalogus van schoonheid en elegantie. Zo liefdevol en verfijnd getekend, zo overtuigend en betoverend, bladzijde na bladzijde, dat alles, na bijna vier eeuwen, op een vreemde manier toch weer dichtbij komt: ja, natuurlijk, die grote verleiding, die bovenaardse illusie, die onbetaalbare droom, die roes. Waarom niet?

De tulpenmanie anno 2019

Toen in 1637 de windhandel in tulpenbollen abrupt eindigde, betekende dat niet dat de bollen waardeloos waren geworden en dat er geen tulpen meer werden geteeld. De populariteit van de tulp nam wel geleidelijk af. Begin achttiende eeuw was de hyacint de meest gewilde bloem.

Het zou tot het eind van de negentiende eeuw duren voordat het exporteren van tulpenbollen en andere bloembolsoorten voor Nederland van economische betekenis werd. Tot die tijd waren bloembollen een exclusief product voor rijke verzamelaars die van zo veel mogelijk soorten enkele bollen wilden hebben.

Dat veranderde volgens kweker en bestuurder van tuinbouwvakorganisaties Ernst Heinrich Krelage (1869-1956) tussen 1860 en 1890, ten tijde van het (welvarende) victoriaanse tijdperk. In zijn standaardwerk Drie eeuwen bloembollenexport uit 1946 schrijft hij dat de belangstelling van de Britten voor de hyacint destijds tot ongekende hoogte steeg.

Door afgenomen handelsbarrières en de introductie van stoomvervoer konden de bollen vanaf toen eenvoudiger worden geëxporteerd. Ook stuurden slimme bollenboeren vanaf 1880 handelsagenten naar de Verenigde Staten – al snel een belangrijk exportland.

 Jaarlijkse afzet van Nederlandse tulpenbol is zo’n 2.5 miljard stuks

Inmiddels is de tulp de belangrijkste bloem in Nederland. De tulpenbol neemt volgens ­cijfers over 2017 van het Centraal Bureau voor de Statistiek de meeste hectares in beslag (13.410). Ook wordt de bol het meest verkocht (bijna 2,5 miljard stuks) en is de exportwaarde van de bol het hoogst (222,5 miljoen euro).

Maar dat is niet het hele verhaal, want ongeveer 70 procent van de geteelde bollen wordt ‘gebroeid’ tot snijtulp. Economen van Rabobank berekenden dat in Europa circa 3,3 miljard tulpen als snijbloem worden verkocht, waarvan 2,4 miljard in Nederland worden gebroeid.

Op de veilingen van Royal FloraHolland leverden 1,9 miljard tulpen in 2017 een omzet van 281 miljoen euro op.

Volgens Rabobank zal de tulpensector voorlopig groeien. Al jaren neemt de vraag naar de (relatief goedkope) tulp toe en groeit gestaag het aantal hectare tulpenvelden mee.

Door schaalvergroting neemt het aantal bedrijven in de sector wel af, maar volgens het CBS waren in 2017 nog altijd 1.260 bollenboeren, tuinbouwers en broeiers actief.

De grote vraag die nu boven de markt hangt, is wat de gevolgen van de Brexit zullen zijn. Uit de exportcijfers van 2018 blijkt dat de verkoop van zowel bollen als snijtulpen aan het Verenigd Koninkrijk na jarenlange groei al licht is gedaald. Jasper Meeuwissen