De natuurlijke schoonheid van de Zweedse scherenkust

DE RODE HUIZEN EN DE ROTSEILANDJES KENMERKEN DE KUST VAN BOHUSLÄN

Adembenemende natuur, aangenaam weer en fantastische zeevruchten lokken steeds meer toeristen in de zomer naar Scandinavië. Zoals naar de Zweedse westkust.

De autorit van de luchthaven Landvetter ten oosten van Gotenburg naar de bestemming 150 kilometer noordelijker belooft nog niet veel spectaculairs. Het is een druilerige septemberdag en langs de snelweg trekt een eindeloos glooiend landschap van kaarsrechte naaldbomen aan het oog voorbij. Eigenlijk precies wat de vooroordelen over Scandinavië zijn.

Maar zodra de lucht opklaart en de snelweg wordt ingeruild voor kronkelende binnendoorweggetjes, ontvouwt zich de schoonheid van de streek. ­Bohuslän is een smalle provincie die zich uitstrekt van Gotenburg in het zuiden tot de grens met Noorwegen, 200 kilometer noordwaarts. Het bestrijkt daarmee slechts een klein deel van de ruim 1.500 kilometer die Zweden van zuid naar noord meet. Bohuslän kenmerkt zich wat betreft landschap door zijn zogenoemde scherenkust (skärgård). Scheren zijn rotseilandjes die in ijstijden zijn gevormd door het ijs van gletsjers. Doordat kustgebieden omhoog werden gestuwd, zijn ze boven water komen te liggen. De archipel voor de kust van West-Zweden telt circa achtduizend van deze rotseilandjes, waarbij het ervan afhangt of je een rots van nog geen 50 meter doorsnee meetelt.

Door het schurende werk van de ijsmassa hebben de meeste eilandjes ronde vormen en het Bohus-graniet heeft op veel plekken een licht-roze tint, wat het geheel een tegelijkertijd buitenaards en aaibaar karakter verleent. Landinwaarts biedt het landschap meer variatie dan je zou denken. Naast de vele naaldbossen zijn er glooiende weiden, moerasachtige gebieden, steile kliffen en zowaar een fjord, waarvan Zweden er in tegenstelling tot buurland Noorwegen slechts een paar heeft.

Zelf op strooptocht naar eetbare zeewieren

In Grebbestad wordt EW verwelkomd door Linnéa ­Sjögren, die zich heeft gespecialiseerd in plantaardig eten uit zee. Met haar bedrijf Catxalot (catch a lot, oftewel ‘vang een boel’) legt ze zich toe op zogeheten seaweed safaris: strooptochten gericht op allerlei soorten wieren die langs de kust groeien. Sjögren hijst zichzelf in een neo­preen wetsuit en zet een duikbril op om onder water van alles op te duiken. Haar gasten krijgen een waterdichte vissersoverall met daaraan bevestigde laarzen, om zonder nat te worden tussen de rotsblokken te kunnen waden en zelf te oogsten uit het zeewater.

Linnéa Sjögren brengt haar gasten alles bij over eetbare zeewieren

Sjögren schreef een boek over de vele soorten zeewier en toont er enkele. De meeste komen bekend voor uit de Waddenzee of Noordzee, zonder dat je weet hoe ze heten en wat je ermee kunt doen. Zoals blaaswier, fel groene zeesla, vingerwier, het donkerrode palmwier en het bruine suikerwier. De meeste kunnen rauw worden gegeten als sla, of meegekookt in soep. Sommige soorten worden gedroogd en verwerkt in crackers of pasta. Sjögren gebruikt de wieren zelf als smaakmaker in onder meer boter, of fermenteert het wier met kool en peper tot een soort zeewierkimchi.

Dagelijks in contact met de natuur

Aan de overkant van het water scheert een razendsnelle motorboot over het water, bestuurd door een vrouw met wapperende haren. ‘Dat is Lotta,’ zegt Sjögren. ‘Ze duikt naar oesters. She is quite famous.’ Die beroemdheid dankt de oesterduikster, die Lotta Klemming blijkt te heten, behalve aan haar stoere beroep in het familiebedrijf ook aan haar werk als fotomodel. Ze blijkt bovendien een relatie te hebben met de Nederlandse columnist Sander Schimmelpenninck.

Hoewel Catxalot zeewierproducten op de markt brengt, heeft Sjögren weinig interesse om de productie op te schroeven. ‘Ik doe dit werk vooral omdat het me de gelegenheid geeft dagelijks buiten te zijn en in contact te komen met de natuur. Ik hoop dat de ­mensen die ik rondleid een connectie met de zee krijgen en zich realiseren dat voedsel uit de natuur komt. Niet uit een fabriek. Groei en winst boeien me verder niet.’

Charmante havenplaats Fjällbacka

Na de stichtelijke woorden van de ‘Seaweed Lady’ gaat de reis verder naar het toeristische Fjällbacka. Toeristisch betekent hier niet dat het er een pandemonium is van hotels, restaurants, souvenirwinkels en schreeuwerige attracties. Fjällbacka is een charmant havenplaatsje met kleine boetiekhotels en een paar eetgelegenheden aan het water. Aan het wagenpark te zien – veel Landrovers, grote Mercedessen, Polestars – is het publiek bemiddeld.

Er wonen circa 900 mensen, bijna allemaal in de kenmerkende houten huizen in opvallende kleuren: okergeel, lichtblauw, wit en bovenal donkerrood. Gids Marcus Holgersson oppert tijdens een wandeling door en rond het dorp verscheidene verklaringen voor het typerende rood, dat je in heel Zweden en ook in andere Scandinavische tegenkomt. Het rode pigment is een bijproduct van de koperwinning in Falun, in Centraal-Zweden. De rode verf beschermt het hout maar laat het ook ademen.

Volgens Holgersson schuilt er nog iets achter. Zweden was in de achttiende eeuw lang niet zo welvarend als het later zou worden. De rode verf was ook een goedkope manier om huizen eenzelfde uitstraling te verlenen als de rode bakstenen huizen die welgestelden zich konden veroorloven. Inmiddels speelt dat geen rol meer en is het vooral een gewoonte om houten huizen rood te schilderen.

Gids Holgersson heeft een kijk op het leven die veel Zweden delen, met een duidelijke scheiding tussen werk en vrije tijd. Samen met zijn vrouw Ingela zei hij vaarwel tegen het jachtige leven in de stad en vestigde hij zich aan de kust van Bohuslän, waar ze hun intrek namen in het voormalige vakantiehuis van Ingela’s grootouders. Na een aantal jaar forensen besloten ze ook hun werk in Gotenburg te beëindigen en iets te beginnen in hun woonomgeving. Dat werd het bedrijfje Skärgårdsidyllen (idyllische scherenkust) dat buitenactiviteiten verzorgt voor toeristen, zoals kajakken, wandelen, suppen en kampeertochten.

TV-serie Fjällbacka Murders zorgde voor extra bezoekers

Fjällbacka leent zich perfect voor wandelingen. Het dorp is gebouwd tegen de indrukwekkende, 74 meter hoge Vetteberg, die recht uit zee oprijst. De berg wordt in tweeën gedeeld door een spectaculaire 200 meter lange kloof, de Kungsklyfta, waar je als wandelaar doorheen loopt om een trap naar de top te bereiken. Intussen moet je maar hopen dat het ­reusachtige rotsblok dat al miljoenen jaren tussen de twee wanden zit vastgeklemd, niet plots besluit naar beneden te vallen. De top van de berg biedt een fenomenaal uitzicht over de omgeving: het uitgestrekte binnenland in het oosten en de talloze eilandjes in zee in het westen. En het is goed voorstelbaar wat de strategische waarde van dit uitkijkpunt was in de tijd dat het gebied geregeld werd betwist door rivaliserende mogendheden.

De aantrekkingskracht van Fjällbacka was ook een inspiratiebron voor de Zweedse thrillerauteur Camilla Läckberg. Zij situeerde bijna al haar moordverhalen in en rond het kustplaatsje, waar ze zelf opgroeide. De personages uit haar boeken vormden de hoofdpersonen in een twaalfdelige tv-serie, Fjällbacka Murders, die wereldwijd werd uitgezonden en volgens de ­eigenaar van het Stora Hotellet voor een flinke impuls van het aantal bezoekers zorgde.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Restaurants blinken uit in gerechten met zeevruchten

In Mamsell, het restaurant van het hotel, kookt chef-kok Thomas Sjögren. Hij won in 2015 de titel ‘chef van het jaar’ in Zweden en belichaamt de zogenoemde Nordic cuisine. In het kielzog van de Denen zijn ook in Noorwegen en Zweden veel jonge chefs zich gaan richten op een grotere rol voor lokale seizoensproducten in hun gerechten. In Bohuslän betekent dat uiteraard dat op de menukaart veel vis, schaal- en schelpdieren staan, want die biedt de omgeving in overvloed. De prijzen zijn redelijk, althans voor de gerechten. Zoals bekend is alcohol duur in Scandinavische landen, dus een wijnarrangement bij het diner verdubbelt al gauw de rekening.

Langoustinevisser Ingmar Grangvist haalt de fuiken op

Speciale vermelding op de kaart krijgen de langoustines. Die zijn namelijk hyperlokaal. Ze worden enkele dagen per week vers aangeleverd door visser Ingmar Grangvist. Hij neemt de verslaggever graag mee op zijn boot om te laten zien waar de langoustines vandaan komen en hoe hij ze vangt.

Grangvist, bepaald geen ruwe zeebonk, maar een zachtmoedige, bedeesde vijftiger, stuurt zijn MS Myra vanuit het haventje van Fjällbacka tussen de rotseilandjes door naar open zee. De zee is kalm, het water een spiegel. Dat komt ook, legt Grangvist uit, doordat de eilandjes fungeren als golfbrekers. De zee is hier zelden ruw. Af en toe wijst hij op de eilanden, sommige slechts bewoond door meeuwen en zeehonden, andere met hier en daar enkele huizen. Wie het zich kan veroorloven, heeft een zomerhuis.

Komst van Ingrid Bergman zorgde voor opwinding

Hij wijst op een bescheiden huis op een eiland in de verte, dat blijkbaar toebehoorde aan een andere beroemde inwoner van Fjällbacka. ‘Dat is Dannholmen, daar woonde Ingrid Bergman twintig jaar lang in de zomers met haar man Lars Schmidt.’ De komst van de Hollywoodster naar het slaperige vissersdorpje zorgde eind jaren vijftig voor opwinding, maar Bergman werd al snel liefdevol opgenomen door de plaatselijke bevolking. Aan de kade staat een bronzen beeld van de actrice, geflankeerd door borden waarop haar jaren in Fjällbacka staan beschreven.

Dit is een artikel uit het dubbeldikke zomernummer van EW. Bent u nog geen abonnee? U kunt het zomernummer hier bestellen.

Wilt u (digitale) abonnee worden? Dat kan hier.

Veel van de vaak zelfgebouwde houten huizen zijn al generaties in de familie. De meeste plekken zijn inmiddels vergeven, dus er komen zelden nog ­huizen bij. Zelf heeft Grangvist op een eilandje niet groter dan een voetbalveld een grote schuur met aanlegsteiger gebouwd. De ideale plek om aan zijn boot te sleutelen en zijn fuiken te repareren en op te slaan.

Lagoustines gaan aan boord direct in de kookketel

Eenmaal buitengaats zet Grangvist een elektrisch aangedreven lier aan en gooit hij om de zoveel meter een fuik met daarin een harinkje als aas in het water. Normaal gesproken vaart hij dan terug en komt een dag later de fuiken naar boven halen. Deze keer heeft hij voor het bezoek al eerder een andere serie fuiken uitgegooid, die hij één voor één omhoogtakelt. Meteen is het raak: in elke fuik zitten wel vier of vijf forse langoustines. Binnen een half uur heeft Grangvist een mandvol, meer dan voldoende om het gezelschap aan boord te fêteren.

Dat kan op volle zee, want Grangvist heeft aan boord een grote ketel waarin hij de kleine kreeftachtigen kookt. Bij de geur uit de ketel verdwijnt zelfs bij de meest verstokte landrot de zeeziekte als sneeuw voor de zon, en nog geen tien minuten later geniet iedereen aan boord van de smakelijkste langoustines ooit. Het is arbitrair, maar Grangvist is het er uiteraard mee eens dat de langoustine in culinair opzicht het ideale schaaldier is. Veel groter dan een garnaal, dus met fors wat vlees in het pantser, maar veel makkelijker te pellen dan een kreeft. En qua smaak doet de langoustine zeker niet onder voor zijn grote verwant.

Kreeftenvangst start officieel eind september

Wie de voorkeur geeft aan kreeft, moet zeker in de herfst naar de kust van West-Zweden. Op de eerste maandag na 20 september start in de vroege ochtend de zogeheten kreeftenpremière. Zowel professionele vissers als gewone Zweden gooien dan hun fuiken in het water op zoek naar wat hier het ‘zwarte goud uit zee’ wordt genoemd. De schatting is dat 90 procent van de fuiken wordt uitgezet door niet-professionele vissers. Die vangst is wel aan strenge regels gebonden: alleen Zweedse burgers hebben het recht om fuiken uit te zetten, en het aantal fuiken is aan een maximum gebonden.

Toeristen mogen zelf niet vissen, maar kunnen wel mee aan boord tijdens de vangst. Of aanschuiven in een van de restaurants die kreeft serveren, vaak gekookt in donker bier. Het is wel raadzaam dat niet meteen in de eerste week te doen, want dan kan de kiloprijs astronomisch zijn.

Graniet werd belangrijk exportproduct

De volgende stop is Lysekil, een stadje dat aan drie kanten is omgeven door zee en aan de monding ligt van de Gullmarnfjord. Vanuit het poppenhuisachtige Strandflickornas (‘strandmeisjes’) Hotel maakt een wandeling bij zonsondergang meteen duidelijk waarom deze plek altijd al in trek is geweest. De granieten kust heeft hier een uitzonderlijk mooie tekening en rood-roze kleur. Er werd in de negentiende eeuw dan ook veel weggehakt om er huizen, kerken en andere gebouwen mee te laten verrijzen. Het graniet werd zelfs naar de Verenigde Staten geëxporteerd.

Dit tot groot verdriet van de Zweedse schrijfster Calla Curman, die zag dat haar geliefde natuurgebied steeds verder afkalfde door de mijnbouw. Nadat die mijnbouw was stilgevallen als gevolg van de Eerste Wereldoorlog, kocht ze stukje bij beetje het gebied aan en doneerde het in 1925 aan de wetenschapsacademie, onder voorwaarde dat het ongemoeid zou blijven. Nu is Stångehuvud een beschermd natuur­gebied, waar je prachtige wandelingen kunt maken en hier en daar langs behulpzaam geplaatste trapjes het water in kunt om te zwemmen. Dat zie je Zweden van alle leeftijden dan ook geregeld doen.

Lars Mastrone toont de oesters die hij bij zijn aanlegsteiger onder water bewaart

Mosselen en oesters gedijen in het koude water

Naast langoustines en kreeft heeft West-Zweden ook een naam op het gebied van oesters en mosselen. Het schone en voor een groot deel van het jaar koude water vormt een ideale habitat voor de tweekleppige diertjes om langzaam te groeien en veel smaak te ontwikkelen. Vanuit de Noordhaven van Lysekil verzorgt schipper Lars Mastrone op zijn houten schip uit 1956 dagtochten langs mosselkwekerijen en zijn eigen oesterbank.

Mastrone is een zestiger, die lang werkte als begrafenisondernemer, maar aan het eind van zijn werkzame leven toch nog iets wilde doen dat hem meer in contact zou brengen met de natuur. Tijdens de tocht vertelt hij over de grilligheid van de seizoenen en hoe hij door de jaren heen de mosselen en oesters steeds beter ging begrijpen. Zijn werk bestaat er eigenlijk uit om steeds minder te doen en de schelpdieren rustig hun gang te laten gaan. ‘Je kunt ze toch niet dwingen te groeien.’

Net als visser Grangvist heeft Mastrone een paradijselijk huisje gebouwd, gelegen op een schiereilandje. Hier ontvangt hij gasten en brengt hij samen met zijn vrouw en kleinkinderen weekeinden door. Rond een grote aanlegsteiger liggen op enkele meters diepte tal van korven waarin hij oesters en mosselen vers houdt. Zijn vrouw haalt er een paar naar boven, opent ze en laat de gasten die de kunst verstaan zelf de oesters openen. De mosselen bereidt ze in een reusachtige wok op een gasvlam en dient ze op met Zweeds bier en brood.

Overal in Fiskebäcksil zie je prachtig verzorgde huizen en tuintjes

Een veerboot voert vanuit Lysekil in een half uurtje naar Fiskebäcksil, dat wel een van de schilderachtigste plaatsjes aan de Zweedse kust moet zijn. Het ligt op een rotsige heuvel en bestaat uit kronkelige straatjes met bontgekleurde huizen, voorzien van prachtig verzorgde bloementuintjes. Centraal in het dorp torent een Nederlands aandoende windmolen boven de huizen uit. Iets buiten het historische dorp ligt een moderne, grote jachthaven met het hippe hotel Slipens en restaurant Brygghuset.

In het reisgezelschap bevindt zich ook een Schot, die verbaasd opkijkt als hij op de deur een bordje ziet met de mededeling ‘beste whiskybar van Zweden’. Wat lacherig en zonder veel verwachtingen stapt hij, een kenner, binnen om daar volledig verbijsterd een van de grootste collecties single malt-whisky’s in Europa aan te treffen.

De restaurateur blijkt een verwoed verzamelaar. Vanaf 1999 heeft hij een enorme collectie vergaard aan zeldzame whisky’s van uitzonderlijke kwaliteit. Hij bouwde zelfs extra kamers bij om ze allemaal uit te stallen. De topstukken zijn enkele tienduizenden ­euro’s per fles waard en staan achter tralies. De hoogte van de accijns op alcohol in Zweden verhindert helaas een uitgebreide proeverij.

Huizen en tuinen in Fiskebäckskil zien er perfect verzorgd uit

Een koel klimaat als toeristentrekker

Na drie jaar coronapandemie en twee jaar waarin de beurs helemaal niet werd georganiseerd vanwege de instorting van het reisverkeer, waren veel reisorganisatoren afgelopen januari op de Vakantiebeurs in Utrecht zeer opgetogen. Elke editie zijn weer nieuwe trends op reisgebied te bespeuren. Deze keer viel onder meer te beluisteren dat een groeiend aantal toeristen wat minder enthousiast begint te worden over bestemmingen als Spanje, Italië en Zuid-Frankrijk. De reden: een deel van de reizigers vindt dat het er te warm wordt. Temperaturen van ruim 40 graden Celsius, bosbranden, barbecueverboden en lage waterstanden komen in Zuid-Europa steeds vaker voor. Bestemmingen met een koeler klimaat profiteren daarvan, zeker nu velen tijdens corona thuisbleven en ontdekten dat het zomerweer in noordelijker streken best aangenaam is. Het klimaat in West-Zweden lijkt op dat van Nederland, zij het iets koeler en met iets meer kans op regen. Maar ook tijdens deze reportage in september waren de dagen mild en was het water van het Skagerrak warm genoeg voor een duik. En als bonus zijn er de lange dagen met wel 17 uur daglicht per etmaal.

 

Het aantal overnachtingen van Nederlandse toeristen groeide in 2022 ten opzichte van pre-corona met bijna 12 procent. De Zweedse toerismesector heeft dan ook goede hoop dat de coronaperiode slechts een korte onderbreking was van de groeiende populariteit. Die betekende weliswaar dat er een tijdlang geen reizigers het land in konden, maar vestigde ook de aandacht op een land dat de pandemie op een eigenzinnige manier aanpakte. Het wekte bij sommigen sympathie en nieuwsgierigheid op, die zich mogelijk vertalen in een bezoek.

Een met de elementen in een kajak op de golven

Maar goed ook, want de volgende ochtend staat eindelijk een fysieke activiteit gepland waarbij een zwaar hoofd niet van pas komt. Christina Ingemarsdotter, een sportieve yogalerares en kano-instructrice, ontvangt gezelschappen in de ­haven van Grundsund om hun de fijne kneepjes van het kajakken op open water bij te brengen. Haar bedrijf, Balanspunkten, draait om het vinden van zowel lichamelijk als geestelijk evenwicht. ‘Ik zie graag gestresste CEO’s in een kajak,’ zegt ze sardonisch. De eerste meters zijn wat onwennig, bij elke rimpeling in het water lijkt je kajak te kunnen kapseizen. Maar zodra je de slag te pakken hebt en door het water klieft, ben je één met de elementen.

De oversteek van de oude haringvissershaven van Grundsund naar een ­eiland verderop gaat met de kop in de wind over flinke golven. Dat is even spannend, maar als kuikens achter een moedereend bereikt iedereen in het kielzog van Ingemarsdotter de overkant. Tijdens een pauze op het door de zon verwarmde graniet, vertelt ze dat er niets gaat boven meerdaagse tochten: bij zonsopkomst begin je te peddelen om bij ondergaande zon ergens langs de scherenkust je tentje op te zetten.