Het Amerikaanse verkiezingscircus heeft vlam gevat. Verlies erkennen is geen gewoonte meer dankzij Donald Trump. Zijn radicale opvattingen zijn ingesleten bij de Republikeinse Partij, en ook de Democraten zijn er niet immuun voor. Maar zonder goede verliezers functioneert een democratie niet en ligt geweld op de loer, schrijft Victor Pak.
Bevreemdend zijn de uitspraken niet meer, maar dat doet niets af aan de zorgen die ze oproepen. Tijdens de verkiezingen voor het Witte Huis heeft Trump geregeld aangegeven een nederlaag niet zomaar te accepteren. ‘De enige manier waarop wij gaan verliezen, is als zij valsspelen,’ zei Trump nog in september.
Dat ligt natuurlijk volledig in zijn lijn. Trump heeft zijn nederlaag van 2020 nooit geaccepteerd, ook niet na zijn mislukte poging de uitslag te ondermijnen met de Capitoolbestorming op 6 januari.
Radicaal gedachtegoed wint terrein
De houding van Trump is inmiddels normaal geworden onder Republikeinse kiezers. In een omvangrijke peiling gaf één op de vijf Republikeinen aan Trumps opvatting te delen. De presidentskandidaat moet zijn verlies niet erkennen na de stembusgang, hij moet de geldigheid ervan betwisten. Ook onder Democraten wint dat radicale gedachtegoed terrein. Van hen geeft 12 procent aan dat Kamala Harris haar verlies niet zou moeten erkennen bij een nederlaag.
Het toont de radicalisering van de Amerikaanse kiezer. Eenderde van de Republikeinen geeft aan dat echte patriotten bereid moeten zijn geweld te gebruiken om het land te redden (in het binnenland, welteverstaan). Van de onafhankelijke kiezers is 16 procent het daarmee eens, van de Democraten 8 procent.
Amerikanen leven en stemmen in ‘bubbels’
Het gaat nog altijd om minderheden, maar de trend is zorgwekkend. In de jaren negentig zeiden negen op de tien Amerikanen dat geweld tegen de overheid nooit te rechtvaardigen is. De achteruitgang van het democratische besef heeft meerdere oorzaken, maar een belangrijke schuilt in de ‘bubbelsamenleving’ die de Amerikaanse maatschappij is geworden.
Neem de groeiende eenvormigheid van de woongemeenschappen van Amerikanen. Bij de presidentsverkiezingen van 2004 behaalde in slechts 200 van de 3.100 lokale districten een van de twee kandidaten ten minste 80 procent van de stemmen. Inmiddels stemmen buren steeds vaker hetzelfde. Bij de laatste presidentiële verkiezingen haalde Joe Biden of Donald Trump in bijna 700 districten zo’n enorme meerderheid.
De opkomst bij de presidentsverkiezingen wordt hoger
Toch is er bij de politieke verharding een klein lichtpuntje. Meer Amerikanen doen moeite zich te mengen in het politieke proces. Bij de presidentsverkiezingen zit de opkomst in de lift. Ging in 2012 nog 58 procent van de Amerikanen stemmen, in 2020 was dat opgelopen tot 66 procent. Een positieve ontwikkeling, want uiteindelijk is de stembus het beste middel om je mening te uiten. Tenminste: zolang de kandidaten blijven openstaan voor de uitslag.