De Verenigde Staten proberen Chinese elektrische voertuigen buiten de deur te houden. Een slecht idee, vindt de Zweedse oud-premier Carl Bildt. De maatregelen houden goedkopere, groene technologieën tegen. Terwijl de consument wordt opgezadeld met hogere kosten.
Handelsbarrières, invoertarieven en andere protectionistische instrumenten beginnen overal ter wereld een prominentere rol te spelen, vaak onder het mom van economische veiligheid. De recente beslissing van de regering van president Joe Biden om de Amerikaanse tarieven op Chinese elektrische voertuigen te verviervoudigen tot 100 procent – naast verdubbeling van het tarief op zonnecellen (tot 50 procent) en meer dan verdrievoudiging van dat op lithium-ion-EV-batterijen (tot 25 procent) – is een gedenkwaardige nieuwe stap in deze richting.
Tot nu toe werden de Amerikaanse handelsbeperkingen met China gerechtvaardigd met argumenten van nationale veiligheid: voorkomen dat het Chinese leger gevoelige technologieën in handen zou krijgen. Hoewel discussie mogelijk was over de zin van dit beleid, leek het in elk geval te passen in een strategie voor de langere termijn. Maar deze nieuwste protectiemaatregelen hebben niets te maken met de militaire capaciteiten van China. Ze dienen alleen om te vermijden dat goedkopere, en vaak betere, groene technologieën Amerikaanse consumenten bereiken.
Biden probeert Trump voor te zijn
Het verband met de Amerikaanse verkiezingen is duidelijk. Biden wil Donald Trump, de vermoedelijke Republikeinse genomineerde, afschrikken door in te spelen op dezelfde protectionistische sentimenten die Trump al jaren aanwakkert. Het was tenslotte Trump die de wereld op een nieuw protectionistisch pad zette toen hij verregaande tarieven instelde op staal, aluminium en veel Chinese importproducten. Om zich niet te laten overtreffen door Biden, heeft hij gezegd dat hij het tarief op invoer van Chinese elektrische voertuigen uit Mexico zou verdubbelen, en nog meer tarieven zou toepassen op een nog breder scala aan producten.
Op zichzelf zijn dergelijke maatregelen al duur en contraproductief. Tarieven leiden tot hogere kosten voor consumenten en verminderen de concurrentiedruk en dus ook de innovatie. In dit geval zullen ze ook de overgang belemmeren naar een netto-nul-emissie-economie, dus een economie zonder uitstoot van broeikasgassen. Het beleid heeft geen economische voordelen. Erger, de laatste ronde van protectionistische maatregelen behoort tot een steeds verontrustender en gevaarlijker trend. Stap voor stap ontmantelen de grootmachten een internationale economische orde die decennialang enorme voordelen heeft opgeleverd dankzij handelsintegratie en globalisering.
Dit waren zwaarbevochten winsten. De eerste grote globaliseringsgolf eindigde met de Eerste Wereldoorlog, waarna tijdens het interbellum handelsoorlogen en diepe depressies volgden. Hoewel de handelsintegratie na de Tweede Wereldoorlog weer op gang kwam – wat de wederopbouw van West-Europa en Japan vergemakkelijkte – bleef de reikwijdte ervan beperkt. Pas eind jaren tachtig, begin jaren negentig begon de volgende grote globaliseringsgolf, die de wereldhandel eindelijk terugbracht op het niveau van voor 1914.
De snelle expansie van handels- en investeringsstromen in de volgende drie decennia zou een spectaculair succes blijken op vrijwel elk macro-economisch vlak. Ongeveer eenderde van alles wat ooit is geproduceerd, werd vervaardigd in deze periode. Het betekende de opkomst van een nieuwe wereldwijde middenklasse. Armoede werd drastisch teruggedrongen en voor het eerst sinds het begin van de Industriële Revolutie begon de kloof tussen rijke en arme landen zich te dichten.
Economische fragmentatie
Maar de afgelopen tien jaar zijn de debatten over handel veranderd. De nieuwe nadruk ligt op economische zekerheid, ‘de-risking’ en ondersteuning van binnenlandse industrieën met massale subsidies. We lijken achteruit te gaan, waardoor het risico toeneemt dat we terugkeren naar de handelsoorlogen uit vroegere, donkere tijden.
Zowel het Internationaal Monetair Fonds als de Wereldhandelsorganisatie heeft uitgebreide studies gepubliceerd waaruit blijkt dat verdere economische fragmentatie het mondiale bbp (bruto binnenlands product) met 5 tot 7 procent zou verminderen, en dat een onevenredig groot deel van de last daarvan bij de minder ontwikkelde landen zou terechtkomen. Dit zijn cijfers met enorme gevolgen. De Agenda voor Duurzame Ontwikkeling die de lidstaten van de Verenigde Naties elk jaar publiceren, zal eerder een grandioze droom worden dan een praktische doelstelling. Zonder een groeiende, nog steeds integrerende wereldeconomie zullen de meeste van de zeventien doelen van de Agenda moeilijker, zo niet onmogelijk, te bereiken zijn.
Er is gemakkelijk een beter, verstandiger scenario voorstelbaar, waarin de Verenigde Staten terugkeren naar het verdedigen van de op regels gebaseerde wereldwijde economische orde. Waarin China zijn geloofwaardigheid terugwint door zich aan de regels van het spel te houden. En waarin de Europese Unie haar ambitie waarmaakt om een mondiale kampioen van de vrijhandel te zijn. Alle drie bevorderen zij hun eigen belangen en het komt de rest van de wereld ten goede.
Ook Europa ziet Chinese elektrische voertuigen als bedreiging
Toch gaat de trend de andere kant op. Terwijl Biden en Trump wedijveren te bewijzen dat ze protectionistisch bonafide zijn, begint ook Europa de Chinese elektrische voertuigen te zien als een bedreiging, niet als kans om de groene transitie te versnellen. Daarbij passen China’s eigen uitspraken over het creëren van een zelfvoorzienende economie.
Nu deze grootmachten de principes en het beleid verwerpen die eerder ongekende economische winst hebben opgeleverd, is het te hopen dat overal beleidsmakers de moed hebben een stap terug te doen en het grotere geheel te beschouwen. De geschiedenis laat zien wat we riskeren door de globalisering terug te draaien. Die weg moeten we niet opnieuw inslaan.