Het eigen huis is vaak het belangrijkste bezit van Nederlandse gezinnen. Goed nieuws nu de huizenprijzen stijgen! Maar hoe komen jongeren er ooit nog tussen, met die torenhoge prijzen? En wat zijn de gevolgen?
Van al het vermogen dat Nederlandse huishoudens hebben (1.417 miljard euro in 2018), zit bijna de helft (608 miljard euro) vast in het eigen huis. In vijf jaar tijd stegen die huizenprijzen met zo’n 35 procent, waardoor huishoudens – op papier – honderden miljarden euro’s verdienden, zonder daarvoor veel te hoeven doen.
Maar de miljoenen huishoudens zónder eigen huis profiteerden daar niet van mee. Dat is natuurlijk van alle tijden – er zijn altijd huurders geweest – maar nu lijkt er iets te wringen. Steeds minder jongeren hebben namelijk een eigen huis. Door de stijgende prijzen die de huizenbezitters steeds vermogender maken, wordt de drempel voor nieuwkomers op de huizenmarkt steeds hoger.
Millennial socialism
‘Door de prijsstijgingen moet een starter met een modaal inkomen van zo’n 40.000 per jaar een periodieke loonsverhoging krijgen én een flinke promotie maken om over een jaar een hypotheek te kunnen krijgen voor hetzelfde huis als nu,’ zegt Rabobank-econoom Nic Vrieselaar (30).
Blijft de jongere generatie voor eeuwig een ‘arme huurder’, terwijl de huizenbezitters steeds rijker worden? En wat zijn de consequenties daarvan? Vallen jongeren die buitenspel staan voor het millennial socialism uit de Verenigde Staten? Slaat de Berlijnse oproep tot ‘onteigening’ over naar Amsterdam? Moeten huizenbezitters vrezen voor hogere belastingen, om hun vermogen af te romen? Of loopt het allemaal zo’n vaart niet? En hoe kunnen jongeren zonder huis alsnog een flink vermogen opbouwen?