In de Koude Oorlog verdeeld, daarna eengemaakt, maar nog steeds getekend door de Tweede Wereldoorlog.
De eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog was Duitsland bezet gebied: het oosten door de Sovjet-Unie, het westen verdeeld onder de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en Frankrijk. Van een verzoening tussen West-Duitsland en Frankrijk was toen geen sprake.
Integendeel: als het aan de Fransen had gelegen, had Duitsland net als na de Eerste Wereldoorlog zware herstelbetalingen opgelegd gekregen en waren zijn mijn- en industriegebieden aan Rijn, Roer en Saar blijvend onder Franse controle gebracht. De rest van het land diende in Franse ogen een agrarische bestemming te krijgen.
Het uitbreken van de Koude Oorlog voorkwam dat. In Washington constateerde president Harry Truman dat de wereld nu bestond uit communistische dictaturen en de rest uit vrije volkeren. De Verenigde Staten namen de leiding van de vrije wereld op zich.
West-Duitsland was in Amerikaanse ogen niet meer onderdeel van het verslagen Derde Rijk van Hitler, maar een land dat door zijn ligging, omvang en economische potentie onmisbaar was in de militaire, politieke en economische alliantie tegen de Sovjet-Unie.
Buitenkans
Frankrijk gruwde aanvankelijk van de herleving van een onafhankelijk Duitsland, maar veel keus was er niet. Zonder Amerikaanse kredieten kon ook Frankrijk niet bestaan. Onder Amerikaanse druk kwam de Franse minister van Buitenlandse Zaken Robert Schuman op 9 mei 1950 met zijn plan voor een kolen- en staalgemeenschap: de eerste stap naar de huidige Europese Unie.
De Europese eenwording, met Frankrijk en Duitsland als kern en met Frankrijk als leidende factor en Duitsland als bedeesde partij, is het product van de Koude Oorlog. Voor de Duitsers was het een buitenkans om het oorlogsverleden van zich af te werpen, de Fransen bood het de gelegenheid om de eerste viool te spelen op het continent, althans op het deel dat niet door de Sovjets werd gedomineerd.
De Europese eenwording baarde ook het landbouwbeleid, waarvan Frankrijk onevenredig profiteerde en waarvoor Duitsland onevenredig betaalde. Omdat de Duitsers via de Europese band ook nog eens meebetaalden aan de (voormalige) Franse koloniën, was er sprake van een verkapte oorlogsboete.
Munten
Vanaf 1969 veranderden de verhoudingen enigszins. De nieuwe Duitse bondskanselier Willy Brandt wilde met zijn ‘Ost-politik’ de betrekkingen met Oost-Duitsland – de DDR – verbeteren en reikte daartoe ook de hand aan Moskou.
Dat was de belangrijkste reden waarom de Franse president Georges Pompidou Groot-Brittannië nu wel accepteerde als lid van de Europese Economische Gemeenschap: als tegenwicht tegen de oostwaartse reflex van West-Duitsland.
In 1978 kwamen de Franse president Valéry Giscard d’Estaing en bondskanselier Helmut Schmidt in reactie op onrust op de valutamarkten overeen om de West-Europese munten dicht bij elkaar te houden, binnen het Europees Monetair Stelsel (EMS).
Tot Franse ergernis pakte dat echter al snel uit als een D-mark-zone, waarin de Duitse centrale bank, de Bundesbank, de leiding had.
De Val van de Berlijnse Muur, op 9 november 1989, was zo mogelijk een nog grotere schok voor de Franse president François Mitterrand, die er aanvankelijk alles aan deed om de door hem verafschuwde Duitse eenwording te voorkomen of te vertragen. Bondskanselier Helmut Kohl had zich echter verzekerd van de steun van de Amerikaanse president George H.W. Bush. Mitterrand zwichtte, maar eiste van Kohl dat die als teken van zijn ‘Europese’ gezindheid de mark inleverde voor wat de euro zou worden.
Vriendschap
De Koude Oorlog maakte de Frans-Duitse samenwerking in Europees verband mogelijk. Maar het einde van die Koude Oorlog leidde paradoxaal genoeg tot de meest vergaande stap in de Europese eenwording: de Economische en Monetaire Unie, oftewel de euro.
Kohl zag ook wel dat er geen direct Duits belang was gediend met de euro, maar gaf toe aan de Franse wens, omdat zijn land het zich volgens hem niet kon permitteren weer onaardig te worden gevonden. ‘Duitsland heeft vrienden nodig,’ zei Kohl. Die behoefte aan vriendschap betrof vooral Frankrijk.
De euro werd speelbal van een aanhoudende Frans-Duitse strijd over de inrichting van de muntunie. Ook die werd door Frankrijk gewonnen. Duitsland stelde voorwaarden aan wie mocht meedoen en wie de euro had. Vrijwel geen ervan hield stand. Dat Duitsland sinds een paar jaar de leiding heeft in het eurogebied, is betrekkelijk.
Duitsland lijkt niet meer alles over zijn kant te laten gaan, maar doet dat tot dusver wel. De Duitse bedeesdheid, gevoed door het oorlogsverleden, is nog niet weg.
Elsevier nummer 33, 15 augustus 2015