Mensen met een vluchtelingenstatus doen in bijzondere mate een beroep op sociale voorzieningen. Lang niet elke gemeente kan zich die gulheid nog veroorloven.
Net als iedere andere Nederlander hebben ook de nieuwkomers, zogeheten statushouders, recht op alle sociale voorzieningen. De vluchteling die vaak met alleen wat geld en een mobieltje in Nederland aankomt, krijgt een extra steuntje in de rug.
Naast een sociale huurwoning krijgt de statushouder een uitkering en kan hij of zij zorg- en kinderbijslag aanvragen. Geld voor de verplichte inburgeringscursus kan de statushouders lenen (maximaal 10.000 euro). De lening wordt omgezet in een gift wanneer het examen binnen drie jaar succesvol wordt afgelegd. Wat vluchtelingen van Nederland krijgen, leest u in dit artikel (premium).
Bijzondere bijstand
Er is nog een vorm van bijstand waar vrijwel iedere statushouder een beroep op doet: de bijzondere bijstand. Wie een huis krijgt toegewezen, ontvangt een zogeheten ‘inrichtingskrediet’ van de gemeente. In de ene gemeente is dit een ruim bedrag tot wel 13.000 euro, in andere gemeenten is dit een stuk soberder.
Uit onderzoek blijkt dat de bijzondere bijstand een zorgenkindje is op de gemeentelijke begroting. Vorig jaar gaven gemeenten gezamenlijk 910 miljoen euro uit aan bijzondere bijstand, terwijl ze hier maar 400 miljoen euro voor terugkregen uit het Gemeentefonds.
Minder lantaarnpalen
Die situatie zorgt ervoor dat gulle gemeenten hun vrijgevigheid zullen moeten overwegen. In de gemeente Oisterwijk is al een herijking gaande van de huidige bedragen.
‘Gemeenten kunnen twee dingen doen,’ zegt hoogleraar Maarten Allers deze week in Elsevier. ‘Minder uitgeven aan lantaarnpalen of het minimabeleid versoberen. Het geld moet ergens vandaan komen.’