Sinds 2014 mogen banken rentebetalingen op zogeheten coco’s fiscaal aftrekken. Banken voerden hier een lobby voor, maar PvdA-minister van Financiën Jeroen Dijsselbloem besliste uiteraard.
De krantenkop in NRC Handelsblad zag er afgelopen woensdag intrigerend uit: ‘ING schreef mee aan een wet die banken 350 miljoen aftrek geeft’. De werkelijkheid is toch iets genuanceerder.
De Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) had ING naar voren geschoven om bij Financiën te lobbyen voor de fiscale aftrek van rentebetalingen op coco’s. Dit zijn door een bank uitgegeven obligaties, die nooit worden afgelost, maar die de bank wel kan omzetten in aandelenkapitaal, zodra zij in problemen komt en haar vermogenspositie een bepaalde, vooraf afgesproken, ondergrens bereikt.
In andere gevallen kan de uitgevende bank de coco’s ook geheel of gedeeltelijk afschrijven, zonder beleggers daarvoor te compenseren. Een coco is dus een behoorlijk riskant product, dat volgens de Autoriteit Financiële Markten ‘ongeschikt is voor particuliere beleggers’.
Maar zolang het goed blijft gaan met de bank, krijgt de belegger wel jaarlijks 3 tot 4 procent meer rente dan op een gewone bankobligatie, als compensatie voor de risico’s die hij met de aankoop van de coco’s neemt.
Risico’s
De fiscale aftrek van de rente op coco’s is verdedigbaar. Ze zijn immers vergelijkbaar met achtergestelde obligaties, die banken op veel grotere schaal uitgeven, met renteaftrek. In veel andere Europese landen is de rente op coco’s ook fiscaal aftrekbaar, wat de NVB een sterk argument gaf ervoor te lobbyen bij Financiën. Niet ING besloot hiertoe, maar de minister van Financiën, met een fiat van het parlement.
Bij ingewikkelde wetgeving die de financiële sector raakt, is het gebruikelijk de sector zelf via consultatierondes te laten reageren op voorstellen die ambtenaren van Financiën hebben opgeschreven. Vooral in de jaren negentig maakten banken daar gretig gebruik van.
Hoogleraar Sweder van Wijnbergen (Universiteit van Amsterdam) oordeelde in NRC Handelsblad zeer negatief over de renteaftrek voor de coco’s. Hij trekt al enige tijd ten strijde tegen de coco’s, samen met een van zijn promovenda – Stephanie Chan.
Van Wijnbergen vreest dat banken, die coco’s uitgeven, geprikkeld worden grotere risico’s te nemen. Hij meent zelfs dat conversie van coco’s kan leiden tot een run op de betrokken bank. In die meningen staat hij vrijwel alleen. Europese banktoezichthouders, verenigd in het Bazel Comité, en de Bank for International Settlements (BIS) zien de coco als een product dat de financiële stabiliteit eerder kan versterken dan ondermijnen.
Gevaar
Coco’s worden vooral uitgegeven door Zwitserse en Britse banken. In Nederland hebben Rabobank en ING voor enkele miljarden euro’s coco’s uitgegeven. Amerikaanse banken doen er niet aan mee, omdat ze de coco’s niet nodig hebben.
De coco’s worden vooral gekocht door kleine private banks, rijke particulieren en hedgefondsen. Pensioenfondsen, grote vermogensbeheerders en verzekeraars kopen ze nauwelijks, omdat kredietbeoordelaars de coco’s niet beoordelen.
Banken kopen de coco’s ook nauwelijks – daar let de Europese Centrale Bank (ECB) wel op. Als banken op grote schaal elkaars coco’s zouden mogen opkopen, zou het financiële stelsel inderdaad in gevaar kunnen komen.