Box 3 vervangen door een platte vermogensbelasting? Dit is waarom dat niet werkt

Beeld: Laurens van Putten/HH/ANP

In dit artikel

De feiten: tijdelijke platte vermogensbelasting moet box 3 vervangen

Komende jaren heeft de fiscus jaarlijks zo’n zeshonderd extra werknemers nodig om de uitvoering van de juridisch aangeschoten vermogenstaks in goede banen te leiden.

De belasting op spaargeld, beleggingen en ander vermogen (box 3) levert zodoende veel extra personeelskosten op.

Tegelijk loop de schatkist ook nog eens veel van deze belastinginkomsten mis, omdat de Hoge Raad in juni 2024 oordeelde dat beleggers te vaak te veel belasting betalen.

Den Haag zoekt naarstig naar een uitweg voor de vermogenstaks. Maar er is nog geen nieuwe box 3-belasting met de zo vurig gewenste heffing over het werkelijke inkomen uit vermogen. Die komt er pas in 2028, is althans het streven van het kabinet.

Vandaar dat oppositiepartijen als D66 en ChristenUnie pleiten voor een tijdelijke ‘platte vermogensbelasting’: een jaarlijkse belasting van bijvoorbeeld 1,5 procent over het belastbare vermogen. Die taks is volgens voorstanders snel in te voeren en eenvoudig uit te voeren.

Wie zei wat tijdens het recente Kamerdebat over box 3?

  • Pieter Grinwis, Tweede Kamerlid voor de ChristenUnie, vindt een platte vermogensbelasting ‘veel beter uit te leggen dan nog een aantal jaren met de huidige belasting doorgaan’.
  • Hans Vijlbrief, voormalig staatssecretaris van Financiën en tegenwoordig Tweede Kamerlid voor D66, verwacht niet dat het lukt om per 2028 over te stappen op een nieuw box 3-stelsel: ‘Dan zitten we straks in 2032. Ik zou zeggen: voer dan maar gewoon een platte vermogensbelasting in.’
  • Jimmy Dijk, Tweede Kamerlid voor de SP: ‘Als we (…) zo tot een meerderheid kunnen komen voor een simpele tijdelijke vermogensbelasting, dan zou dat echt een heleboel capaciteit, onrust en onzekerheid schelen.’

EW’s visie: Platte vermogensbelasting verergert Box 3-problemen

Door: Jeroen van Wensen, redacteur Economie

Tot 2001 kende Nederland een vermogensbelasting. Daarvoor in de plaats kwam de vermogensrendementsheffing: een heffing over het fictieve rendement op het vermogen.

Fiscaal-theoretisch is het verschil groot, en over de verschillen zijn boekenkasten vol geschreven. Maar feitelijk zit in de uitkomst geen verschil. Bij de vermogensbelasting heft de fiscus een percentage over een vermogen. Bij de vermogensrendementsheffing heft de fiscus een percentage over een vast rendement over het vermogen.

En dat geeft meteen het probleem weer van het herinvoeren van een vermogensbelasting. Er komt alleen maar een andere sticker op de vermogensrendementsheffing. De ellende blijft behouden.

Vermogensbelasting struikelt over eigen eenvoud

Dat zei de Landsadvocaat al in 2022, toen die om advies werd gevraagd over herinvoering van een vermogensbelasting.

Invoering is mogelijk, zei de Landsadvocaat, maar dan is wel een toets nodig of die belasting niet te hoog oploopt ten opzichte van het werkelijke inkomen uit vermogen (wat ook het probleem is met de vermogensrendementsheffing).

Daarmee werd het kleed onder de vermogensbelasting weggetrokken. Want terwijl die eenvoudig lijkt – vermogen vaststellen op bijvoorbeeld 1 januari, percentage berekenen, en klaar – blijkt de fiscus dus ook gegevens over het werkelijke inkomen uit vermogen te moeten bijhouden. In de huidige systemen van de Belastingdienst kan dat helemaal niet.

Vermogenstaks eerst in systemen, dan in praktijk

Komt er een tijdelijke vermogensbelasting, dan moeten de Belastingdienst en zogeheten ketenpartners (zoals banken en vermogensbeheerders) daarop eerst hun systemen aanpassen. Pas daarna is er tijd om te beginnen met werken aan de echte oplossing voor box 3: een belasting over het werkelijke rendement op het vermogen.

Dat is het paard achter de wagen spannen.

Verdieping: Hoe zit het ook alweer met box 3?

De huidige box 3-taks is drastisch aan vernieuwing toe. In juni 2024 oordeelde de Hoge Raad dat de belasting op spaargeld, beleggingen en ander vermogen niet door de beugel kan.

Het grote juridische manco vormt het fictieve (forfaitaire) rendement waarover beleggers met de fiscus moeten afrekenen. Dat wijkt te vaak af van het werkelijke rendement dat beleggers met hun aandelen en vastgoed halen. Beleggers betalen volgens de Hoge Raad daarom in te veel gevallen te veel vermogenstaks.

Hybride stelsel in box 3: een ware uitvoeringshel

Spaargeld, beleggingen en vastgoed zijn belast in box 3. De fiscus rekent jaarlijks op grond van de wet een forfaitair rendement toe aan het belastbare box 3-vermogen.

Zo levert spaargeld in 2024 volgens de wet een rente op van 1,03 procent. Aandelen en vastgoed leverden in dat jaar een rendement op van 6,04 procent.

Maar kan een belegger aantonen dat zijn werkelijke rendement lager ligt – zijn aandelen leverden in 2024 bijvoorbeeld maar 3 procent rendement op – dan hoeft de belegger slechts over 3 procent rendement belasting te betalen (het box 3-tarief in 2024 is 36 procent).

Box 3-hybride: een uitvoeringshel voor de fiscus

Daardoor is er een hybride box 3-stelsel ontstaan waarin voor beleggers de fictieve rendementen gelden, of de werkelijke rendementen (als die lager zijn). Beleggers kunnen vanaf komende zomer met formulieren hun werkelijke rendementen opgeven bij de Belastingdienst.

Voor de Belastingdienst staat dat hybride stelsel ongeveer gelijk aan de  uitvoeringshel. De komende jaren heeft de fiscus jaarlijks zo’n zeshonderd werknemers nodig om de formulieren te verwerken.

Het levert veel extra personeelskosten op. Bovendien loopt de schatkist er de komende jaren ook nog eens enkele miljarden euro’s aan belastinggeld door mis.

In nieuw box 3-stelsel telt werkelijk vermogen

Het goede nieuws is dat een nieuw stelsel op hoofdlijnen klaar is. Het kabinet streeft ernaar om per 2028 een box 3-belasting in te voeren dat alleen het werkelijke rendement uit vermogen belast. Dus weg met alle ficties, forfaits en bijbehorende rechtszaken.

Het slechte nieuws is dat Den Haag belangrijke details nog niet heeft afgehamerd en dat het maar de vraag is of de Belastingdienst dit nieuwe stelsel op korte termijn kan invoeren. Het vergt voor de fiscus en voor banken en vermogensbeheerders een complete nieuwe inrichting van de ict-systemen om ook het werkelijke rendement op beleggingen te kunnen bijhouden.

De andere vraag die de politiek nog moet beantwoorden: wat is werkelijk rendement precies? Is dat het moment waarop je een aandeel of pand verkoopt en eventuele winst ook daadwerkelijk incasseert? Of is dat ook papieren winst?

Het kabinet stelt voor om, kort gezegd, bij aandelen uit te gaan van de papieren winst. Bij vastgoed is de daadwerkelijke verkoopwinst leidend. Maar over die knip bestaan grote twijfels bij de Raad van State, regeringspartijen en de oppositie.

Lees meer over box 3