Het belastingstelsel staat volledig uit het lood, betogen hoogleraar Arjen Siegmann en belastingadviseur Henk Bluemink. Vermogenden hebben ontwijkmogelijkheden, lage inkomens krijgen volop toeslagen. Middeninkomens zijn de klos.
Een gezin is een eenheid. Dat is vanzelfsprekend, behalve voor de inkomstenbelasting. In dat stelsel wordt hard gediscrimineerd op basis van wie in het gezin een inkomen heeft. Een 50/50-verdeling van het inkomen van beide partners levert maximaal voordeel. Maar als een van de partners geen inkomen heeft, voor wat voor reden dan ook, valt de belasting veel hoger uit.
Financiële straf
Mantelzorgers, ouders met kinderen en mensen die om wat voor reden dan ook geen inkomen hebben, krijgen zo een extra financiële straf. Die straf is het hoogst voor de middeninkomens. Zij hebben niet de ontwijkmogelijkheden van hoge inkomens en de volle toeslagen voor lage inkomens.
Het is een van de pijlers van de beschaving: dat de staat belasting heft naar draagkracht. Wie veel verdient, mag veel betalen. Wie weinig verdient, is deels gevrijwaard van belasting betalen. Je mag mensen niet afpakken wat ze nodig hebben om te leven. Toch is dit principe ondermijnd en verwaterd, met grote gevolgen voor bepaalde groepen van huishoudens.
VOLGT U EW MAGAZINE AL OP WHATSAPP?
Volg EW en schep orde in de informatiechaos. Vertrouw op heldere analyses, diepgravende achtergronden en scherpzinnige columns.
Langzame verdwijning van het algemene karakter
De logische eenheid van belastingheffing is het huishouden. Daar leven mensen samen en maken keuzes voor werk, inkomen en zorgtaken. Ze zijn een ‘fiscale eenheid’. Die eenheid zien we terug als we de belastingaangifte doen en de fiscale partner kunnen invullen. Samen met die partner(s) wordt belasting betaald en wordt bepaald hoe hoog de draagkracht is. Wie niet beter wist, zou denken dat dit allemaal op een redelijke manier gaat: hoe hoger je inkomen, hoe meer belasting. Maar de praktijk is heel anders.
Sinds 2001 wordt rekening gehouden met draagkracht door het gebruik van de ‘algemene heffingskorting’. Het lijkt op een belastingvrije voet, maar dan net anders. De algemene heffingskorting is in 2001, samen met andere heffingskortingen, ingevoerd als vervanger van de belastingvrije voet. Het woord ‘algemene’ duidt erop dat deze heffingskorting voor iedereen geldt. Voor AOW’ers geldt een lagere algemene heffingskorting. De algemene heffingskorting vertaalt dus een principe, heffen naar draagkracht, naar een korting op belastingen. Deze lijkt dus heel consequent, en is ook als zodanig ontworpen in de stelselwijziging van 2001.
Belastingdruk verhoogd
De redelijkheid is verdwenen met twee grote ingrepen van de afgelopen jaren. Ten eerste is in 2009 de zogenoemde overdraagbaarheid van deze korting afgebouwd naar nul. Dit betekent dat partners die geen inkomen hebben, ook geen beroep kunnen doen op de heffingskorting. Normaal zou die heffingskorting van toepassing zijn op de partner, omdat het gezinsinkomen als één inkomen werd gezien. Er moeten immers monden gevoed worden en woonlasten betaald, ongeacht wie precies het inkomen verdient. Maar daar heeft 2009 een einde aan gemaakt.
Een tweede maatregel heeft de belastingdruk verhoogd. Sinds 2014 geldt de korting niet meer voor de hogere inkomens, omdat de korting vanaf dat jaar daalt naarmate het inkomen stijgt. Daarmee is de algemene heffingskorting feitelijk verworden tot een correctie op de inkomstenbelastingtarieven.
Sturen op prikkels zet mensen op achterstand
Het belang van de algemene heffingskorting is door het voorgaande steeds groter geworden. In 2001 hadden de tweeverdieners samen precies dezelfde algemene heffingskorting als de eenverdiener en partner, omdat de niet-werkende partner deze heffingskorting kreeg uitbetaald en de korting niet afliep. In 2023 is dit beeld compleet anders: bij tweemaal 30.000 euro loon is de algemene heffingskorting totaal 6.050 euro en bij de eenverdiener die 60.000 euro verdient, is de korting maar 1.050 euro, wat bij hetzelfde totaal inkomen een verschil geeft van 5.000 euro.
De gedachte om aan de niet-werkende partner de algemene heffingskorting niet meer uit te keren, was om werken voor iedereen te bevorderen. Maar het is zeer de vraag of dit argument nu nog opgaat. Voor het stimuleren van werken hebben we de arbeidskorting die door de jaren heen enorm is gegroeid: in 2001 bedroeg deze nog maar 900 euro tegenover maximaal 5.000 euro in 2023. Hierdoor wordt (part-time) werken door beide partners al maximaal bevorderd.
In ons voorbeeld van partners die beiden 30.000 euro verdienen, bedraagt de arbeidskorting totaal 10.500 euro, terwijl de eenverdiener met 60.000 euro loon maar 4.200 euro arbeidskorting heeft. In totaal hebben de tweeverdieners 11.300 euro meer aan heffingskortingen in deze vergelijking. In een gezinssituatie is het verschil door de inkomensafhankelijke combinatiekorting in 2024 zelfs 14.000 euro.
Mensen met vermogen gaan vrij uit in box 3 of box 2
Mensen met een groot vermogen hebben van al deze problemen geen last. Zij kunnen hun aangifte zo structureren dat ze profiteren van de vrijstelling in box 3. In dit deel van de aangifte mag je vrij schuiven met inkomsten uit vermogen. Zij kunnen hun partner het inkomen uit vermogen laten verdienen en profiteren zo maximaal van de algemene heffingskorting van ruim 3.300 euro in 2024.
Ondernemers hebben mogelijkheden om in box 2 via een besloten vennootschap de algemene heffingskorting te verzilveren. Rente uit ter beschikking gesteld vermogen wordt gelijk verdeeld en dividendinkomen mag naar eigen inzicht verdeeld worden tussen partners. Wie daadwerkelijk voor het bedrijf werkt, doet er niet toe. Bij 10.400 euro inkomsten uit ter beschikking stelling voor de partner kan de heffingskorting volgemaakt worden en ook bij 13.700 euro inkomen uit aanmerkelijk belang is dit het geval. Een combinatie van beide is ook mogelijk en voor eenverdieners met eigen BV is het hierdoor des te aantrekkelijker om vanaf 2024 jaarlijks de box 2-inkomsten zodanig in te geven.
Belastingheffing moet kloppen voor de gewone mens
De politiek lijkt niet doordrongen van de achterstelling van eenverdieners zonder vermogen of eigen vennootschap die geen gebruik kunnen maken van deze verzilveringsmogelijkheden, want de algemene heffingskorting wordt jaar in jaar uit verhoogd. PvdA-GroenLinks wilde deze korting zelfs meer dan verdubbelen, zonder iets te doen aan de overdraagbaarheid.
Een gezin is een eenheid. Dat is vanzelfsprekend, behalve voor de inkomstenbelasting. In dat stelsel wordt hard gediscrimineerd op basis van wie in het gezin een inkomen heeft. Als een van de partners geen inkomen heeft, voor wat voor reden dan ook, valt de belasting hoger uit. Mantelzorgers, ouders met kinderen en mensen die om wat voor reden dan ook geen inkomen hebben, krijgen zo een extra financiële straf. Die straf is het hoogst voor de middeninkomens. Zij hebben niet de ontwijkmogelijkheden van hoge inkomens en de volle toeslagen voor lage inkomens.
Ons belastingstelsel is uit het lood geslagen. Het moet terug naar de basis, waar inkomstenbelasting wordt geheven naar draagkracht en niet naar sociaal wenselijkheid van de gezinsactiviteiten.