Kamerlid moet ‘enge ministersploeg’ mogen zeggen

08 juli 2022Leestijd: 6 minuten
PVV-Kamerlid Gidi Markuszower. Foto: Sem van der Wal/ANP

Woensdag 6 juli debatteerde de Tweede Kamer met minister Yesilgöz en staatssecretaris Van der Burg. Voorzitter Paul van Meenen (D66) ontnam Gidi Markuszower (PVV) het woord toen deze sprak over een ‘enge ministersploeg’. Een kwalijke zaak, schrijft criminoloog Bart Collard op EW Podium.

Bart Collard (1988) heeft een master opsporingscriminologie afgerond. Momenteel volgt hij een master contraterrorisme in Israël. Tevens werkt hij aan een proefschrift over islamitisch terrorisme aan de Universiteit Leiden.

EW Podium publiceert opinies van jonge schrijvers, die vanuit eigen onderzoek, expertise of werkervaring bijdragen aan het debat. Plaatsing hoeft geen redactionele instemming te betekenen.

Laten we meteen naar de bron gaan. Het debat ging over de Voortduringswet artikelen 2c en 4 van de Wet verplaatsing bevolking. Wat gebeurde er in dat debat? Gidi Markuszower (PVV) is aan het woord:

‘De leden van de Tweede Kamer (…) die vandaag zeggen dat het allemaal wel meevalt, omdat niet alle artikelen van deze noodwet zijn geactiveerd, die kunnen beter volksvertegenwoordiger in Noord-Korea gaan worden. Want dit soort wetten en bevoegdheden activeren in vredestijd is dictatuur, is machtsmisbruik, is het vertrappen van onze grondrechten, eng, heeft niets meer met democratie en burgerrechten te maken. Als namelijk artikelen 2c en 4 onnodig en zonder echte aanleiding geactiveerd kunnen worden, dan kan deze enge ministerploeg ook makkelijk de andere artikelen van deze noodwet activeren.’

Dienstdoend Kamervoorzitter Paul van Meenen (D66) onderbreekt hem:

‘Nee, zo gaan we dat niet doen. We gaan niet beledigen. ‘Enge ministerploeg’, dat moet u echt terugnemen. Anders kunt u meteen vertrekken wat mij betreft. Dus dat neemt u terug. We hebben hier geen enge ministerploeg. Zegt u het maar.’

Markuszower denkt kort na en zegt vervolgens dat hij dat niet terugneemt. ‘Ik heb niks gezegd wat niet kan.’ Van Meenen reageert: ‘Oh nee? Nee, u kunt alles zeggen, maar ik ga over de orde hier. En ik vind niet dat wij hier ons kabinet voor “enge ministersploeg” moeten uitmaken. Dat vind ik een belediging en op grond van artikel (…) 8.17 kan ik u dan het woord ontnemen.’ Als Wybren van Haga (Groep Van Haga) een punt van orde wil maken, reageert Van Meenen: ‘En ik weet niet wat u zich ermee komt bemoeien, meneer Van Haga, maar ik ga hier over de orde.’

Noodrecht

Lees meer over de behandeling van Wet verplaatsing bevolking: Noodrecht voor het geval dat

Enige constructie met ‘eng’ niet geaccepteerd

Markuszower spreekt zijn afschuw uit, maar beredeneert dat zijn bijdrage te belangrijk is om te sneuvelen door deze door hem gebruikte woorden. Hij verzoekt om zijn woorden te wijzigen in:

‘dat ik een ministerploeg die dit soort noodwetten wil activeren eng vind? Als ik dat niet mag zeggen, dan hebben we samen toch een probleem? Want dan beperkt u toch heel erg mijn ruimte? En het is ook niet beledigend.’

Van Meenen reageert dat hij de orde handhaaft voor de Kamer. ‘Dan kunt u allerlei zinsconstructies [verzinnen], maar zolang dat woord “eng” daarin staat, zijn dit uw laatste woorden op het spreekgestoelte.’

Markuszower denkt weer even na.

‘Voorzitter, wat u doet vind ik eigenlijk nog veel enger, dus misschien moet u de ordehandhavers maar vragen mij van het spreekgestoelte te halen. Ik accepteer dit eigenlijk helemaal niet. Haalt u mij er maar af. Ik ga niet weg in elk geval.’

Vervolgens maakt Van Meenen een wegwuivend gebaar naar de bodes; die interveniëren echter niet. Uiteindelijk komt er een schorsing nadat enkele Kamerleden daarom vragen. Tijdens die schorsing spreken Markuszower en Van Meenen met elkaar en trekt Van Meenen zich kort terug. Na de schorsing stelt Van Meenen:

‘Ik heb geluisterd naar enkele verstandige mensen. Die hebben mij op de gedachte gebracht dat uw aanpassing, wellicht, binnen de regels van het reglement valt, dus die accepteer ik en die wordt onderdeel van de beraadslaging.’

Vervolgens mocht Markuszower zijn bijdrage voortzetten.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

De interpretatieruimte van de voorzitter

Volgens het Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dient ‘de waardigheid van de Kamer’ hoog te worden gehouden (art.8.14). Artikel 8.17, waarnaar Van Meenen verwees, stelt dat de Kamervoorzitter een spreker het woord kan ontnemen als de spreker ‘beledigende uitdrukkingen’ niet terugneemt of zelfs ‘voortgaat beledigende uitdrukkingen te gebruiken’. Maar wie bepaalt wat beledigend is? Dat is de voorzitter.

Jurist Jip Stam, die aan de Universiteit Leiden promoveert op het spanningsveld tussen de politieke uitingsvrijheid en de strafrechtelijke aanpak van hate speech, is daar kritisch over. Stam wijst erop dat het Reglement van Orde met een meerderheid van stemmen wordt vastgesteld, en dat op die wijze tevens de Kamervoorzitter wordt gekozen. Met de interpretatieruimte van de Kamervoorzitter heeft de coalitie een middel in handen om de oppositie te beteugelen.

Hoewel het een eervol streven lijkt om een hoffelijk debat te voeren zonder grove of ondermijnende taal, dient dat niet tot hoogste waarde te worden verheven. Stam noemt zo’n redenering ‘in staatsrechtelijk opzicht discutabel, omdat zij indruist tegen de (geest van de) parlementaire immuniteit, als vastgelegd in art. 71 Gw’.

Beledigend karakter van ‘eng’

Waarom zou je niet mogen zeggen dat een ministersploeg ‘eng’ is? Mag een parlementariër dan ook niet benoemen dat de ministersploeg hem bang maakt? Dat hij er geen fijn gevoel bij heeft? Wanneer iets als beledigend wordt gezien gaat het meestal om een vermeend kwalijk, typerend kenmerk van de beledigde, maar de term ‘eng’ reflecteert primair een emotie van degene die de term uit. Daarnaast, als Markuszower een tegenovergesteld, positief woord had gebruikt voor ‘eng’, was er niets aan de hand geweest. Maar zijn taak is niet om vrienden te worden met ministers; hij dient ze te controleren en dus te bekritiseren.

Martin BosmaLees ook deze column van Gerry van der List uit 2021: Is Martin Bosma geschikt als Kamervoorzitter?

Zonder op de inhoud van dit specifieke debat in te gaan is het belangrijk om stil te staan bij de context. Het ging hier om noodwetgeving, die kan worden toegepast in uitzonderlijke situaties en daarom doorgaans vergaande bevoegdheden geeft aan de beslissingsbevoegde. Het woord ‘eng’ kan door die context zijn plek hebben in zo’n debat. In de context van zijn uitspraak lijkt Markuszower de ‘ministersploeg’ primair eng te vinden omwille van hun bevoegdheden en de manier waarop zij besturen.

Maar ook in een andere context is er veel te zeggen voor een ruime uitingsvrijheid van Markuszower. Zoals gezegd dient hij de regering te controleren. Daarbij moet hij alle ruimte krijgen om haar te bekritiseren.

Voelde de minister zich beledigd?

Noemenswaardig is dat Van Meenen niet inging op de suggestie van Markuszower om aan minister Yeşilgöz te vragen of zij zich beledigd voelde. Van Meenen oordeelde zelf dat de uitspraak beledigend was. Markuszower stelde Van Meenen de vraag wat er beledigend was aan hetgeen hij had gezegd, waarop hij geen antwoord kreeg. Belediging is een zeer subjectieve ervaring.

Ik beeld me in dat ik, zoals Peter Kwint, met een T-shirtje aan in de Tweede Kamer spreek. Aan de interruptiemicrofoon spreekt iemand uit dat er voor mijn zichtbare tatoeages geen plek in de Kamer zou moeten zijn. Moet diegene het woord worden ontnomen omdat de Kamervoorzitter zou kunnen menen dat ik me beledigd voel? En wat als ik zelf zou aangeven diep gekwetst te zijn? Zoals cartoonist Cortés opmerkte: ‘If you can’t take the heat, stay out of the kitchen.’ Belediging dient noch strafbaar te zijn, noch een machtsmiddel voor een Kamervoorzitter om Kamerleden de mond mee te snoeren.

Kamervoorzitter Paul van Meenen beging een kwalijke fout in het debat over de Voortduringswet. Zijn handelen druiste recht in tegen waar een democratische rechtsstaat voor zou moeten staan: een open debat, en dus een zo ruim mogelijke uitingsvrijheid voor parlementariërs. Een parlementslid het woord ontnemen omdat hij spreekt van een ‘enge ministersploeg’ is ondemocratisch en daarom een Kamervoorzitter onwaardig.

Zelfs Kamervoorzitter Bergkamp begrijpt het niet

In het Tweede Kamerdebat over de NPO op donderdag (rond 8:30) grapte Markuszowers fractiegenoot Martin Bosma dat hij de verwevenheid van oud-NPO-topvrouw Shula Rijxman met de hoogste ambtenaar en oud-staatssecretaris Sander Dekker van OCW ‘te eng’ vond, ‘maar dat woord mocht ik niet meer gebruiken geloof ik’. Kamervoorzitter Vera Bergkamp (D66) reageerde: ‘Wel als het gaat over beleid, maar niet over mensen.’

Daarmee geeft ook Bergkamp aan dat zij niet begrijpt dat het woordje ‘eng’ primair dient om een (potentieel legitiem) gevoel van een Kamerlid uit te drukken. En bovendien: dat mensen die enge dingen doen best ‘eng’ kunnen worden genoemd. Dat zelfs de Tweede Kamervoorzitter dat niet wil inzien is… best een beetje eng.