De moeizame formatie van een meerderheidskabinet brengt ons dichter bij een alternatieve oplossing die vaak is genoemd, maar zelden uitgeprobeerd: een minderheidskabinet. Dat zou ook nog eens goed zijn voor de democratie, stelt rechtsfilosoof Alban Mik in een artikel voor EW Podium.
Het is weer hommeles in Den Haag. Na het debacle met de uitgelekte aantekeningen van Kajsa Ollongren staat de formatie onder druk. En met Kaags opmerking dat zij in Ruttes geval zelf niet zou doorgaan, lijkt een vruchtbare onderhandeling tussen de twee grote winnaars van de verkiezingen – VVD en D66 – verder weg dan ooit. Dat terwijl de formatie met de toegenomen versplintering in de Tweede Kamer – 17 partijen inmiddels – al geen gemakkelijke opgave was. Maar er is een mogelijkheid om zonder meerderheid tot een regering te komen: een minderheidskabinet. Bovendien is dat wenselijker vanuit het oogpunt van de democratie en de trias politica.
Alban Mik (1990) is afgestudeerd als rechtsfilosoof aan de Universiteit Leiden, waar hij momenteel werkt aan een proefschrift over de Nederlandse ‘founding father’ Gijsbert Karel van Hogendorp. Voor uitgeverij Prometheus schrijft hij een korteverhalenbundel.
Dit is een artikel van EW Podium. Daarop publiceert de redactie van EW elke week meerdere artikelen van jonge schrijvers, die vanuit hun eigen onderzoek, expertise of werkervaring willen bijdragen aan het publieke debat.
Anarchie en tirannie bestrijden
Soms is het goed om eerst op te stijgen naar een abstracter politiek-filosofisch niveau om het alledaagse politieke gewoel beter te kunnen beoordelen. Een van de centrale vragen van de politieke filosofie luidt: hoe voorkomen we zowel anarchie als tirannie? Anarchie betekent: een gebrek aan heerschappij. Er is geen staatsmacht. En aangezien mensen geen engelen zijn, leidt dat ertoe dat je niet langer zeker bent van je leven en eigendom, zoals in een burgeroorlog of in post-apocalyptische films. Maar ook kleinere, meer voorkomende vormen van anarchie zijn mogelijk. Bepaalde wijken waar de politie liever niet komt bijvoorbeeld, of de spontane plunderingen bij de recente avondklokrellen. Anarchie, groot en klein, is een toestand die een samenleving moet vermijden.
Dat kan door een sterke staat die de orde handhaaft, maar dat leidt algauw tot een ander probleem: tirannie. Want ook machthebbers zijn geen engelen. En dus dreigt het gevaar dat zij niet regeren in het algemeen belang, maar in het belang van henzelf en hun naasten. Dan krijg je machtsmisbruik, oftewel tirannie. Dat kan in het groot, zoals in een land als Noord-Korea, maar ook in het klein, denk aan vriendjespolitiek, corruptie of het verhullen van begane misstanden door een regering.
Maatregelen tegen tirannie
Door de eeuwen heen is een aantal waarborgen bedacht tegen tirannie. De meest gangbare oplossing in het moderne westerse constitutionele denken vinden we in de Federalist Papers. Dat zijn 85 krantenartikelen, geschreven door vooral Alexander Hamilton en James Madison, ter verdediging van en als commentaar op de voorgestelde federale Constitutie van de Verenigde Staten, die op 4 maart 1789 in werking trad en nog altijd geldt. Afgezien van de state constitutions die door sommige staten werden ingevoerd na de onafhankelijkheid van de Britse Koning (1776), is dit de eerste geschreven Grondwet ooit. De beginselen van deze Grondwet – volkssoevereiniteit, gelijkheid voor de wet, machtenscheiding, checks and balances en de fundamentele rechten van het individu – zijn richtinggevend geworden voor het constitutionele denken in Europa, en dus ook in Nederland.
In de Federalist Papers stelt Madison:
In framing a government which is to be administered by men over men, the great difficulty lies in this: you must first enable the government to control the governed; and in the next place oblige it to control itself.
Anarchie is op te lossen met een sterke staat, maar hoe zit het met tirannie? ‘A dependence on the people is, no doubt, the primary control on the government’, aldus Madison. De belangrijkste controle op de staat zijn dus periodieke, geheime verkiezingen. Maar daarnaast zijn er volgens Madison ook nog ‘auxiliary precautions’ vereist, namelijk: de scheiding van staatsmachten en de zogeheten checks and balances.
Machtenscheiding en checks and balances
Machtenscheiding betekent dat je de staat opdeelt in drie machten: de wetgevende macht, de uitvoerende macht en de rechtsprekende macht. Door elk van deze staatstaken bij andere instituties te leggen, voorkom je machtsconcentratie, wat de kans op machtsmisbruik verkleint.
Lees ook deze blog van Philip van Tijn over de scheiding der machten: Lessen uit het juridische getouwtrek rond de avondklok
Maar ook dat is niet genoeg. Want het is nog steeds mogelijk dat er machtsmisbruik plaatsvindt binnen de diverse machten. De wetgevende macht zou kwetsbaar kunnen zijn voor de invloed van lobbygroepen. Of de rechter zou steekpenningen van een crimineel kunnen aannemen. Daarom is het nodig dat de drie machten elkaar ook kunnen controleren, en elkaar kunnen terugfluiten in het geval van machtsmisbruik.
Dat zijn de checks and balances. In Amerika bestaat bijvoorbeeld de ‘impeachment’ van de president door het Congres, en kan de president zijn veto uitspreken over wetsvoorstellen van datzelfde Congres. In Nederland heb je de motie van wantrouwen door de Tweede Kamer en de mogelijkheid van de regering om het parlement te ontbinden. Zo kunnen verschillende machten elkaar controleren, waardoor idealiter geen enkele macht domineert, en er een machtsevenwicht ontstaat.
Het parlement heeft niets in te brengen
Hoe zit het bij ons in Nederland? Elke eerstejaars rechtenstudent krijgt ingeprent dat de trias politica (een andere term voor machtenscheiding en checks and balances) een belangrijk kenmerk is van de Nederlandse rechtsstaat. Maar de constitutionele praktijk is anders.
Allereerst is de Nederlandse regering niet alleen de uitvoerende macht, maar ook (samen met het parlement) de wetgevende macht. Aan het criterium dat de verschillende machten bij verschillende instituties liggen, wordt dus al niet voldaan. Daarnaast – en dat is een veel groter probleem – heeft het parlement in Nederland helemaal niets tegen de regering in te brengen.
Dat heeft te maken met hoe de regering in Nederland wordt gevormd. Diverse politieke partijen – die samen een meerderheid hebben in de Tweede Kamer – schrijven na stevige onderhandelingen een regeerakkoord en dwingen dat in het parlement af via fractiediscipline. Ze schenden daarbij eigenlijk het individuele mandaat van de Kamerleden van de coalitiefracties, en maken hen een soort slaafjes van de regering. En omdat de coalitiefracties in de meerderheid zijn, heeft het parlement geen zelfstandige stem in het wetgevingsproces. Hierdoor zijn ze niet een daadwerkelijke check op de uitvoerende macht (de regering).
Lees ook deze column van Geerten Waling: Tweede Kamer ís de macht, niet de tegenmacht
Vanuit het perspectief van trias politica is de regering in Nederland dus te machtig en het parlement te zwak.
Dit evenwicht is enigszins te herstellen met een minderheidskabinet: een regering zonder meerderheid in de Tweede Kamer. Zij moet telkens bij andere partijen dan de coalitiefracties aankloppen voor steun voor hun wetgeving. Zo wordt de Tweede Kamer ook weer een zelfstandige macht die niet alleen kan blaffen, maar ook kan bijten. De oppositie heeft nu immers een daadwerkelijke onderhandelingspositie. Hierdoor kan de Kamer de regering ook weer controleren en beïnvloeden, wat goed is gezien vanuit de trias politica Een minderheidskabinet is bovendien ook nog eens democratischer, omdat alle oppositiepartijen weleens bij een bepaald wetsvoorstel betrokken kunnen worden om de vereiste meerderheid te krijgen. Bij meerderheidskabinetten staat de oppositie immers vaak machteloos, waardoor een groot deel van de gekozen volksvertegenwoordigers vrijwel niets voor zijn kiezers kan betekenen.
Verzet tegen het minderheidskabinet
Waarom zien politieke partijen zo’n minderheidskabinet dan zo zelden zitten? Een belangrijke reden is efficiëntie. Telkens onderhandelen met het parlement vertraagt het wetgevingsproces en bemoeilijkt effectief bestuur. Een regeerakkoord, afgedwongen door fractiediscipline in het parlement, betekent daadkracht. Dat is waar partijen en politici op worden afgerekend, en dus is het begrijpelijk dat partijen niet op een minderheidskabinet zitten te wachten.
Toch zouden politici – en de rest van Nederland – zich moeten afvragen wat gegeven de huidige constitutionele situatie én de regentenpolitiek van Rutte belangrijker is: efficiënt bestuur of meer democratie en een beter functionerende trias politica? Oftewel: willen we per se een meerderheidscoalitie of proberen we het nu eindelijk eens, zo’n minderheidskabinet?
Wil jij een reactie geven op dit artikel? Discussieer mee! Stuur een reactie van minimaal 200 woorden naar ewpodium@ewmagazine.nl. Inhoudelijke reacties die voldoen aan de algemene fatsoensnormen worden geplaatst onder dit bericht. Zie voorwaarden.