De schokkende aanslag op misdaadjournalist Peter R. de Vries vestigt de aandacht op de ontspoorde drugscriminaliteit in Nederland. Ooit liep het land voorop met een liberaal drugsbeleid, maar het wordt hierin voorbijgestreefd door de puriteinse Verenigde Staten. De ‘drugsrevolutie’ die zich daar voltrekt, past in een lange geschiedenis. Nederland kan daarvan leren, schrijft historicus Matthijs Tieleman in een artikel voor EW Podium.
Elk jaar komen er gemiddeld vijftien miljoen toeristen naar Nederland, het coronajaar 2020 uitgezonderd. Velen van hen komen niet alleen voor de musea en de stedelijke grachten. Ook voor seks, drugs en feesten moet je in Nederland wezen, weten zij. Sinds de jaren zeventig is dat een wezenlijk onderdeel van de Nederlandse identiteit. Maar inmiddels nemen de Verenigde Staten deze rol, als avant-garde van een oprukkende libertijnse orde, stilletjes over.
Matthijs Tieleman (1990) is historicus en amerikanist. Onlangs promoveerde hij aan de University of California, Los Angeles (UCLA) en momenteel is hij postdoctoraal onderzoeker aan de Arizona State University.
Dit is een artikel van EW Podium. Daarop publiceert de redactie van EW elke week meerdere artikelen van jonge schrijvers, die vanuit hun eigen onderzoek, expertise of werkervaring willen bijdragen aan het publieke debat.
Weliswaar krijgt het legaliseren van prostitutie daar vooralsnog weinig politieke tractie, de staat Nevada uitgezonderd, maar dankzij een toenemende tolerante houding ten opzichte van verdovende middelen en de teleurstellende resultaten van de zogenoemde war on drugs gaat het Amerikaanse drugsbeleid ver voorbij dat van Nederland. Er is een ware drugsrevolutie ontketend in the land of the free.
Thee als symbool van revolutie
Dat juist de ‘puriteinse’ Verenigde Staten het nieuwe front vormen in de oorlog tegen drugs is logischer dan het lijkt. Amerikanen hebben een lange geschiedenis van strijd tussen enerzijds de verkopers en consumenten van verdovende middelen en anderzijds zij die het gebruik daarvan met overheidsbeleid willen beperken. Tot nu toe hebben de verkopers en consumenten steeds gewonnen.
De stichting van de Verenigde Staten hing al samen met de consumptie van een zogenaamd verdovend en verslavend middel. In de achttiende eeuw symboliseerden thee en bijbehorende accessoires deftigheid in de koloniale wereld. Maar toen de Britse overheid in het begin van de jaren 1770 een monopolie in de theehandel afdwong, steeg het Amerikaanse verzet tegen dat vermeend verdovende product. Thee is net zo verslavend en net zo slecht voor je gezondheid als opium, schreven Amerikaanse pamfletschrijvers. De Amerikaanse boycot van thee werd symbool van hun revolutie. In 1773 dumpten inwoners van Boston ter demonstratie van hun ongenoegen met de Britten een grote hoeveelheid thee in de haven, ook wel de Boston Tea Party genoemd. Maar thee werd nooit verboden en na de Amerikaanse onafhankelijkheid verloor het product uiteindelijk zijn stigma.
Alcoholcultuur en drooglegging
Er ontstond in de Amerikaanse geschiedenis ook een strijd rond alcohol, het genotsmiddel dat net als thee diep is ingebed in de vroege Amerikaanse cultuur. Door kiezers te paaien met sterke drank won George Washington, later de leider van het Amerikaanse revolutionaire leger en de eerste president van de Verenigde Staten, in 1758 zelfs zijn eerste verkiezing tot afgevaardigde in het koloniale bestuur van Virginia. Op het hoogtepunt in 1799 produceerde Washington op zijn eigen slavenplantage ruim 41.000 liter whisky per jaar en was daarmee een van de grootste whiskydistilleerderijen van de jonge Verenigde Staten.
Lees ook dit commentaar van Arendo Joustra: Als je Peter R. de Vries wilt helpen, stop dan met snuiven, spuiten en slikken
Maar in de negentiende eeuw kreeg de Amerikaanse alcoholcultuur veel kritiek te verduren. Alcohol werd steeds goedkoper en dus beschikbaar voor een groter deel van de bevolking. Een brede groep, van de vrouwenrechtenbeweging tot het Leger des Heils, vond dat alcohol de moraliteit van de samenleving ondermijnde. In eerste instantie zette apotheker John Pemberton, oprichter van frisdrankbedrijf Coca-Cola, cola op de markt als een matigingsdrank, met nota bene de cocaplant als essentieel ingrediënt. Er kwam zelfs een one issue politieke partij, de Prohibition Party, die als enige expliciete doel had (en heeft!) om alcoholverkoop te verbieden.
Deze anti-alcoholbeweging had tijdelijk succes in het begin van de twintigste eeuw. Met het achttiende amendement van de Grondwet in 1917 werd het verbod op alcohol in de Grondwet van de Verenigde Staten verankerd. Maar het verzet tegen alcohol bleek hopeloos. Zogeheten bootleggers transporteerden massaal illegale alcoholische dranken voor gretige consumenten, ondanks allerlei pogingen van de overheid om ze tegen te houden. Dankzij het verbod tierde de georganiseerde criminaliteit welig. Daarom trok het Congres in 1933 uiteindelijk het achttiende amendement in, waarna alcohol weer vrij kon worden verkocht en geconsumeerd.
Grip op narcotica
Drugs zijn momenteel in een vergelijkbaar historisch proces verwikkeld in de Verenigde Staten. Net als bij alcohol proberen de federale overheid en de staten al 150 jaar grip te krijgen op de verkoop en het gebruik van narcotica. Aan het eind van de negentiende en begin van de twintigste eeuw schreven artsen sterke verdovingsmiddelen, zoals opium, morfine en heroïne, geregeld voor tegen allerlei pijnklachten, van menstruatiekramp tot oorlogswonden. Dat veroorzaakte langdurige verslaving en gezondheidsproblemen bij patiënten.
Lees ook dit interview met Ton Nabben: ‘De oorlog tegen drugs valt niet te winnen. Nooit’
Naast verslavende effecten vormden bizarre raciale angsten en xenofobie redenen om de verkoop van opioïden te beperken. Hamilton Wright, de eerste opiumcommissaris van de Verenigde Staten, dacht dat zwarte mannen disproportioneel drugs gebruikten en dat ze daarom witte vrouwen verkrachtten. Ook gaf hij Chinese immigranten de schuld van het introduceren van opium bij Amerikanen. Steevast leidden zulke trends tot beperkende wetgeving.
Van een war on drugs…
In de jaren zeventig van de twintigste eeuw werd de strijd tegen drugs opgevoerd. President Richard Nixon verklaarde drugs ‘publieke vijand nummer één’, toen bleek dat veel Amerikaanse soldaten die waren teruggekeerd uit Vietnam, verslaafd waren aan heroïne. Ook werd drugsgebruik cultureel gekoppeld aan de linkerflank en dus kwam het criminaliseren van drugs de rechtse Nixon electoraal goed uit.
Nieuwe wetgeving en nieuwe overheidsinstanties, zoals de Drug Enforcement Administration (DEA), werden gecreëerd en internationale allianties werden gesloten om te vechten in de zogenoemde war on drugs. Presidenten na Nixon gingen nog verder. Zo verhoogde president Ronald Reagan de budgetten van de DEA en de anti-drugseenheden van de FBI. Hij stelde ook minimumstraffen in voor drugsgebruik en bezit.
Maar tegenwoordig is in de Verenigde Staten steeds vaker kritiek te horen op het drugsbeleid. Zo is inmiddels algemeen bekend hoe zwarte Amerikanen disproportioneel vaak in de gevangenis belanden door de strikte drugswetgeving, terwijl zij niet méér drugs gebruiken dan de rest van de bevolking. Bovendien menen velen dat de oorlog tegen drugs te letterlijk is genomen en winstbejag via belastinggeld in de hand werkt. Overheden hebben zich tot de tanden toe bewapend tegen drugscriminelen, vaak met apparatuur gekocht van Defensie en via lucratieve contracten met het bedrijfsleven.
…naar een war for drugs
Amerikanen zien ook in toenemende mate hoe het stringente beleid de criminaliteit verergert in plaats van indamt. De geschiedenis van het verbod op alcohol en het opleven van de georganiseerde misdaad tijdens de drooglegging leeft nog sterk in het Amerikaanse collectieve geheugen. Ook in de populaire cultuur worden herhaaldelijk de schaduwkanten van het drugsbeleid belicht. Populaire televisieseries, zoals Breaking Bad en The Wire, en de recente film Cherry schetsen een positief beeld van hoofdpersonen die drugs gebruiken of in de drugshandel zitten. Zij tonen ook aan hoe het Amerikaanse overheidsbeleid faalt in het bestrijden van drugscriminaliteit.
Daarbij is de strafwetgeving niet meer toe te passen op de drugsproblematiek. Amerikaanse drugsgebruikers zijn in toenemende mate verslaafd aan legale pijnstillers, zoals fentanyl. In 2019 stierven bijna vijftigduizend Amerikanen aan een overdosis van dergelijke producten en dat cijfer stijgt elk jaar. In grote delen van het land kennen de meesten wel iemand die verslaafd is geraakt aan opioïden. Gezien de hoeveelheid Amerikanen met een verslavingsprobleem, inclusief de zoon van de huidige president Joe Biden, worden verslaafden niet meer behandeld als paria’s, maar als slachtoffers die worstelen met hun geestelijke gezondheid.
Steeds meer Amerikaanse staten legaliseren drugs
De argumenten tegen een repressief drugsbeleid vond men traditioneel op links, maar zij worden inmiddels ook aan de rechterflank van het politieke spectrum enthousiast omarmd. Het conservatieve tijdschrift National Review en libertarische donoren als de steenrijke zakenman Charles Koch zijn al jaren voorstander van legalisatie van de meeste drugs. In 2019 verlaagde president Donald Trump de minimum celstraffen voor het overtreden van federale drugswetgeving. En naast vele Democratische staten hebben ook Republikeinse staten als Alaska, Montana, Oklahoma en Alabama inmiddels het gebruik en de verkoop van (medicinale) marihuana gelegaliseerd. Wat betreft drugs vinden politici en ondernemers elkaar steeds vaker op het kruispunt van ‘libertinisme’, libertarisme en kapitalisme, in elk geval op lokaal niveau. In de swing state Pennsylvania, waar ik momenteel woon, vertonen media vrolijke reclamespotjes voor wiet.
Lees ook dit omslagverhaal terug over Nederland drugsland: Hoe het gedoogbeleid ontspoorde
De Verenigde Staten hebben nog een lange weg te gaan naar volledige legalisatie van drugs, maar de Amerikanen gaan met rappe schreden voorbij het betrekkelijk beperkte Nederlandse gedoogbeleid. Het verdwijnen van het culturele stigma op drugsgebruik en de schijnbare zinloosheid van het repressieve drugsbeleid baant geleidelijk de weg voor decriminalisering en legalisatie van verdovende middelen. Hoewel de federale overheid marihuana nog als illegaal beschouwt, is de drug in verreweg de meeste staten gelegaliseerd of wordt het bezit en gebruik gedoogd. De staat Oregon gedoogt zelfs het bezit van harddrugs.
De drugsrevolutie tegenover het gedoogbeleid
Hoe de Amerikaanse drugsrevolutie zich verder precies ontvouwt, moet blijken. Gezien het ingewikkelde Amerikaanse bestuursstelsel zal het drugsbeleid, net zoals een eeuw geleden bij het alcoholverbod, altijd een lappendeken aan regels worden, verschillend van staat tot staat en county tot county. Maar de algehele tendens is er onmiskenbaar een van liberalisering. En dat op zich is al revolutionair.
Met de recente aanslag op misdaadjournalist Peter R. de Vries en de moord op advocaat Derk Wiersum in 2019, allebei betrokken bij het drugsgerelateerde Marengo-proces, zal het Nederlandse drugsbeleid weer volop in de aandacht staan. Op termijn zal het succes of het falen van de Amerikaanse drugsrevolutie belangrijke vragen oproepen over het beroemde doch verkalkte gedoogbeleid in Nederland. En het zal inzichten geven die hard nodig zijn om de toekomstige drugswetgeving te bepalen in een land dat ooit vooropliep.
Wil jij een reactie geven op dit artikel? Discussieer mee! Stuur een reactie van minimaal 200 woorden naar ewpodium@ewmagazine.nl. Inhoudelijke reacties die voldoen aan de algemene fatsoensnormen worden geplaatst onder dit bericht. Zie voorwaarden.