Als een voorspelling uitkomt, wil de voorspeller nogal eens triomfantelijk zijn gelijk halen. Kijk maar naar de coronacrisis, waarin sommige critici van het coronabeleid achteraf gelijk bleken te hebben. Maar een goede voorspelling doen, zegt niet altijd iets over iemands gelijk of zijn deskundigheid, schrijft student filosofie en aardwetenschappen Willem Jan Blom op EW Podium.
Willem Jan Blom (21) studeert aardwetenschappen en filosofie aan de Universiteit Utrecht. Hij is betrokken bij discussies over klimaatverandering en de ouderdom van de aarde.
Dit is een artikel van EW Podium. Daarop publiceert de redactie van EW elke week diverse artikelen van jonge schrijvers, die vanuit hun eigen onderzoek, expertise of werkervaring willen bijdragen aan het publieke debat.
Tijdens de coronacrisis blijken dingen soms anders te zitten dan eerder werd gedacht. De effectiviteit van mondkapjes, ventilatie en vaccins wordt voortdurend opnieuw berekend, waarbij eerdere conclusies soms komen te vervallen. Als deze nieuwe inzichten overeenkomen met wat critici van het coronabeleid eerder al beweerden, wordt er op sociale media vaak spottend gereageerd met: ‘De wappies hadden weer gelijk.’ En inderdaad, soms blijkt dat sommige ‘wappies’ dichter bij de waarheid zaten dan bijvoorbeeld het RIVM. Maar betekent dat noodzakelijk ook dat deze mensen beter inzicht in de epidemiologische situatie hebben dan de deskundigen?
De beperkte waarde van uitgekomen voorspellingen
Als iemand een uitkomst goed voorspelt en een ander niet, lijkt het of diegene beter snapt waar hij het over heeft. Sterker nog, volgens sommige filosofen is het doen van voorspellingen dé manier om te bepalen welke wetenschappelijke theorie beter is. Het beroemdste voorbeeld daarbij is de voorspelling van afbuigend sterrenlicht door Albert Einstein. Met behulp van zijn algemene relativiteitstheorie kon hij in 1915 berekenen hoe groot deze afbuiging moest zijn, en in 1919 kon de Britse astronoom Arthur Eddington dit tijdens een zonsverduistering bevestigen. Het telegram waarmee Einstein op de hoogte werd gebracht van deze spectaculaire ontdekking, is in Museum Boerhaave in Leiden te bewonderen.
Lees ook van Willem Jan Blom: Klimaatdoelen zijn een politieke keuze
Toch zijn er ook voorbeelden die laten zien dat de waarde van uitgekomen voorspellingen genuanceerder ligt. In 1950 publiceerde psychiater Immanuel Velikovsky het boek Werelden in botsing, waarin hij betoogde dat de planeten Venus en Mars een paar duizend jaar geleden rakelings de aarde zijn gepasseerd, met allerlei rampen tot gevolg. Aanwijzingen hiervoor meende hij aan te treffen in de Bijbel en in mythen en volksverhalen uit de hele wereld. Er zijn veel redenen, ook vanuit de mythologie, waarom Velikovsky’s hypothese buitengewoon onaannemelijk is. Niemand minder dan Einstein – met wie Velikovsky een uitgebreide correspondentie onderhield – wees hem bovendien op de natuurkundige onmogelijkheid van wat hij voorstelde.
Wat er mis kan gaan bij correcte voorspellingen
Wat Velikovsky’s hypothese bijzonder maakt, is dat hij er dingen mee heeft voorspeld die astronomen destijds niet verwachtten. Volgens hem moest Venus door haar roerige recente geschiedenis buitengewoon warm zijn. Astronomen dachten toen dat het op Venus ongeveer even warm zou zijn als op aarde. In 1961 werd echter ontdekt dat het oppervlak van Venus veel heter was, zo’n 460 graden Celsius. Velikovsky’s voorspelling was uitgekomen. Het leidde in 1962 tot een publicatie in het vooraanstaande tijdschrift Science waarin twee astronomen erkenden dat Velikovsky het bij het rechte eind had.
Lees meer over dit onderwerp: Na twee jaar corona heeft overheid veel herstelwerk te doen
Toch hoeven we nu niet meteen te accepteren dat Velikovsky’s hypothese klopt. Dit voorbeeld laat goed zien wat er mis kan gaan bij correcte voorspellingen. Velikovsky had weliswaar de uitkomst (de hoge temperatuur) correct, maar hij had een volledig andere oorzaak in gedachten. De hoge temperatuur op Venus komt namelijk niet door de restwarmte van vroegere bijna-botsingen met andere planeten, maar door een dikke atmosfeer die bijna volledig uit CO2 bestaat. Deze atmosfeer was ten tijde van Velikovsky nog niet waargenomen, waardoor gedacht werd dat de temperatuur op Venus een stuk lager zou moeten liggen.
Voorspellen is makkelijk als je niet specifiek bent
Hoe kan het dat Velikovsky met een slechte hypothese een goede voorspelling deed? Dat heeft alles te maken met het gebrek aan specificiteit. Velikovsky schreef dat Venus ‘gloeiend heet’ zou zijn, maar noemde geen concrete getallen en beschreef ook niet hoe die hitte verdeeld zou zijn over de planeet. Als je niet specifiek bent, kun je veel makkelijker de goede uitkomst raden; ook al heb je de oorzaak van die uitkomst helemaal verkeerd.
Kijk maar naar de coronacrisis. Het RIVM maakt bijvoorbeeld specifieke projecties voor het verloop van het aantal besmettingen bij bepaalde maatregelen (hoewel de onzekerheidsmarges groot zijn). Als iemand dan twittert dat het aantal besmettingen ‘veel hoger’ (of ‘veel lager’) zal zijn, is het niet vreemd als zo’n vage verwachting een keer uitkomt.
Het kan best waar zijn dat sommige critici van het coronabeleid een beter inzicht in de situatie hadden dan deskundige instanties als het RIVM. Het is niet aan mij om dat te beoordelen, omdat ik zelf geen deskundige ben op het gebied van de epidemiologie of aanverwante wetenschappen. Maar als wordt geroepen dat de ‘wappies weer gelijk’ hadden, volgt dat meestal niet uit de nieuwe resultaten van onderzoek waaraan gerefereerd wordt. Dan zouden die ‘wappies’ gewaagde projecties moeten maken, met specifieke getallen. Als dan blijkt dat ze de situatie voortdurend beter voorspellen dan het RIVM, is dat een sterk argument voor de stelling dat zij beter snappen hoe corona werkt. Maar zolang dat niet is gebeurd, is het feit dat ze gelijk hadden een weinig relevant gegeven.