Waarom Chanoeka veel meer is dan zomaar een ‘lichtjesfeest’

Beeld: ANP.

Chanoeka is een centraal onderdeel van de Joodse identiteit en strijd. Nu antizionisme en delegitimatie van Israël oprukken, klinkt het eeuwenoude verhaal erachter opvallend actueel. Dat schrijft hoogleraar Joodse studies Jessica Roitman in dit ingezonden opiniestuk.

Vanavond begint de eerste avond van Chanoeka. Het is begrijpelijk dat niet-Joden het beschouwen als een onschuldig winterfeest, een soort Joodse variant op Kerstmis. Er worden cadeaus gegeven, liedjes gezongen, spelletjes gespeeld. Soms staat er een chanoekia (negenarmige kandelaber) naast de kerstboom op het stadsplein, als teken van diversiteit.

Maar het verhaal waarop Chanoeka is gebaseerd, is veel minder onschuldig. Het gaat over culturele overleving onder druk en over politieke soevereiniteit die wordt bedreigd. Ruim twee jaar na 7 oktober 2023, nu antizionisme en de delegitimatie van Israël gemeengoed zijn geworden in academische en culturele sectoren, klinkt dat eeuwenoude verhaal opvallend actueel.

Een strijd om cultuur en soevereiniteit

In de tweede eeuw voor Christus werd Judea, na eerdere perioden van Joodse onafhankelijkheid, onderdeel van het Griekse Seleucidische Rijk. Koning Antiochus IV wilde de Joden ‘vergrieksen’, door kernpraktijken als besnijdenis en sabbat te verbieden en door de Tempel in Jeruzalem te ontheiligen – fundamenten van de Joodse collectieve identiteit.

De druk kwam echter niet alleen van de bezetter. Ook binnen de Joodse gemeenschap pasten velen zich graag aan. Zij namen Griekse namen aan, bezochten het gymnasion (een soort sportschool) en ervoeren Joodse eigenheid als een hindernis voor maatschappelijke acceptatie.

Tegen deze dubbele druk kwam een kleine verzetsgroep in opstand: de Makkabeeën. Zij vochten voor het behoud van de Joodse religieuze praktijk én voor het herstel van politieke autonomie. Hun overwinning maakte het mogelijk de Tempel te heroveren en opnieuw te wijden.

Pas eeuwen later voegden rabbijnen het nu bekende oliewonder toe aan het verhaal: de vondst van één kruikje gewijde olie dat acht dagen bleef branden. Dat spirituele element verzachtte het verhaal, maar de politieke kern bleef altijd aanwezig.

Chanoeka is door de eeuwen heen steeds opnieuw geïnterpreteerd, maar de oorspronkelijke vraag is nooit verdwenen: hoe behoud je je eigenheid in een dominante cultuur die conformiteit beloont?

Hedendaagse variant van dezelfde druk

Die vraag speelt vandaag opnieuw. Kritiek op het Israëlische regeringsbeleid, die ook veel Joden uitspreken, is in academische en culturele kringen vaak verschoven naar het ter discussie stellen van het bestaansrecht van de staat Israël zelf.

Antizionisme is salonfähig geworden. Uitnodigingen voor Israëlische academici worden ingetrokken. Israëlische films ontbreken vrijwel volledig op het Amsterdamse filmfestival IDFA. En optredens van Israëlische musici worden verstoord om geen andere reden dan hun nationaliteit.

Boycots, petities en verklaringen tegen ‘normalisering’ van Israëls beleid fungeren steeds vaker als morele toegangspoort: deelname is mogelijk, zolang je afstand neemt van Joodse soevereiniteit.

Dat staat haaks op een andere realiteit. Ondanks grote zorgen over deze Israëlische regering, voelen de meeste Joden wereldwijd een diepe verbondenheid met Israël. Familie, vrienden en collega’s wonen er. Israël fungeert als cultureel zwaartepunt en, voor velen, als noodzakelijke veilige haven, mocht de geschiedenis opnieuw ontsporen. Toch wordt zelfs deze basale verbondenheid steeds vaker gezien als iets om te verbergen, om zo in bepaalde intellectuele en cultureel milieus geaccepteerd te blijven.

Zionisme wordt zelden inhoudelijk besproken. Het wordt gepresenteerd als moreel verwerpelijk: koloniaal, barbaars of achterhaald. Het wordt behandeld zoals de kernpraktijken van het jodendom in de Makkabeese tijd werden behandeld: als uitingen die een beschaafd mens hoort af te zweren. Toen werd besnijdenis als primitief bestempeld, nu geldt Joodse zelfbeschikking als moreel dubieus.

Het gevolg is dat niet het beleid van een regering ter discussie staat, maar de Joodse collectieve identiteit als zodanig. Joden mogen deelnemen aan het protest ertegen, mits zij hun band met Israël minimaliseren of veroordelen. In die zin lijkt de hedendaagse druk op die welke de Makkabeeën kenden: je hoeft het Jodendom niet op te geven, maar wel dat wat anderen ongemakkelijk vinden – het idee van een Joodse staat.

De uitgeklede versie van Chanoeka

Tegelijk bestaat er een subtielere vorm van culturele druk: de reductie van Chanoeka tot een onschuldig lichtfeest. Het historische verhaal van verzet, continuïteit en soevereiniteit verdwijnt achter een universeel narratief van ‘licht in de duisternis’. De chanoekia naast de kerstboom symboliseert diversiteit, maar verhult wat het feest werkelijk betekent.

Chanoeka gaat namelijk om de vraag of een minderheid haar identiteit op eigen voorwaarden mag vormgeven. Dat het feest in veel westerse contexten is gedepolitiseerd, betekent niet dat de politieke dimensie is verdwenen. Het betekent wel dat deze vaak liever niet wordt erkend.

Een feest voor onzekere tijden

In liederen verschijnt het instellen van Chanoeka als slotakkoord van een strijd. In werkelijkheid vond de inwijding van de Tempel plaats midden in een voortdurende oorlog. De strijd ging nog jaren door. Chanoeka werd ingesteld terwijl de afloop nog volstrekt onzeker was.

Juist daarom past het feest opmerkelijk goed bij deze tijd. Meer dan twee jaar na 7 oktober bevindt de Joodse wereld zich in een vergelijkbaar tussenmoment: tussen onderlinge solidariteit en scherpe meningsverschillen over Israëlisch beleid, tussen ongemak in de culturele en academisch sfeer en de weigering afstand te doen van essentiële onderdelen van de Joodse identiteit.

Chanoeka herinnert ons eraan dat de Joodse identiteit – cultureel, religieus én politiek – niet iets is om af te leggen in ruil voor maatschappelijke acceptatie. De Makkabeeën vochten voor al deze dimensies. Hun strijd, telkens opnieuw geïnterpreteerd, zegt veel over de druk die Joden vandaag ervaren en over wat niet kan worden opgegeven zonder iets wezenlijks te verliezen.

Jessica Roitman is historicus en hoogleraar Joodse studies aan de Vrije Universiteit Amsterdam.