Ondanks Trump en de Brexit blijft het Engels oprukken in Nederland, vooral in het hoger onderwijs. De enorme instroom aan buitenlandse studenten is de boosdoener, schrijft filosofiestudent Nathanael Korfker in een artikel voor EW Podium.
Een van de elementen die van Oorlog en Vrede, het magnum opus van Lev Tolstoj, een grandioos boek maken, is het feit dat de schrijver ervoor heeft gekozen om de Russische elite die de binding kwijt is geraakt met de Russische waarden, de lingua franca van die tijd te laten bezigen. Na de vernedering van het Russische leger begint de intelligentsia zich langzaam af te wenden van het Frans en wordt het Russisch weer omarmd. Ik had verwacht dat de Nederlandse intelligentsia een gelijksoortige beweging zou maken ten opzichte van het Engels na de verkiezing van Donald Trump en de genadeklap van de Brexit, maar niets is minder waar.
Nathanael Korfker (1994) is masterstudent Filosofie van Cultuur en Bestuur en Theology & Religious Studies aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Hij schreef in 2014 mee over Bildung in het boek Waartoe is de Universiteit op Aarde? van Ad Verbrugge en Jelle van Baardewijk. In 2017 viel zijn essay Voorbij de bifurcatie in de prijzen bij Wijsgerig Festival Drift.
Dit is een artikel voor EW Podium. Daarop publiceert de redactie van EW elke week meerdere artikelen van jonge schrijvers, die vanuit hun eigen onderzoek, expertise of werkervaring willen bijdragen aan het publieke debat.
Enorme influx aan buitenlandse studenten
Het Engels domineert alle terrassen in Amsterdam en steeds meer andere steden. Een grote aanjager van dit fenomeen is het almaar groeiende aantal buitenlandse studenten. NRC tekent op dat [i]n Nederland het aantal buitenlandse studenten in vijf jaar tijd bijna [is] verdubbeld, blijkt uit cijfers van de VSNU, de vereniging van universiteiten. Waren het er in 2015 nog 36.124, in 2020 ging het om 70.248. Dat zijn bijna 35.000 extra studenten die moeten worden gehuisvest. De cijfers van de VSNU zijn nog uit 2020. Aan het begin van dit nieuwe academische jaar schreef Het Parool dat universiteiten weer overspoeld worden door buitenlandse studenten. De trend is dus nog steeds omhoog.
Ter vergelijking, de ‘massa-immigratie’ waar politici als Geert Wilders zich druk om maken piekte in 2015 volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek met zo’n 10.000 asielzoekers. Er komen nu jaarlijks zeven keer zoveel buitenlandse studenten naar Nederland dan mensen die hun leven hebben moeten wagen om überhaupt Nederland binnen te komen. De asielzoekers worden ergens weggestopt buiten het zicht, maar buitenlandse studenten kunnen bij toekenning van een woning doorgaans rekenen op toplocaties waarvoor de gemiddelde Nederlander tien jaar op een wachtlijst moet staan om überhaupt kans te maken. Ja, bij toekenning van een woning, want de andere kant is dat sommige buitenlandse studenten bij aankomst in Nederland dakloos door het leven moeten. Zo’n woningmarkt is voor niemand leuk.
Steeds meer opleidingen in het Engels
Om tegemoet te komen aan deze enorme influx aan studenten, worden steeds meer opleidingen in het Engels aangeboden en deze stap wordt voortdurend verdedigd met een verwijzing naar de zogeheten international classroom, waarbij het idee is dat studenten met verschillende achtergronden het college kunnen verrijken. Een mooi ideaal dat weerbarstiger is in de praktijk, want uiteindelijk voegen al deze studenten zich naar de progressieve internationale bubbel die zich inmiddels druk maakt over de ruimte die mannen innemen op het moment dat ze moeten niezen.
Lees ook dit opiniestuk voor EW Podium: Werkdruk op universiteiten is urgent en onhoudbaar
De Nederlandse student heeft zich in de schulden gestoken door een leenstelstel waarbij de belofte werd gedaan dat het onderwijs er beter van zou worden. Maar intussen keldert de kwaliteit van de colleges, omdat het simpelweg moeilijker is om de diepte in te gaan zodra je buiten de moedertaal college geeft of krijgt. De kwaliteit die achteruit holt, is voor deze studenten vaak geen probleem, want het betekent dat ze nog gemakkelijker een papiertje kunnen halen zodat ze de arbeidsmarkt op kunnen gaan.
Dennis de Witte had ook reeds opgemerkt dat studenten liever de straat op gaan om een pilletje op een festival te kunnen slikken dan dat ze zich woest maken over ongekend onrecht. Hierin verschillen Nederlandse studenten en buitenlandse studenten niet veel: laatstgenoemden maken zich eveneens slechts druk om het papiertje, terwijl ze tijdens hun studie genieten van de vrije drugscultuur van Nederland.
Anglofiele managers offeren onze cultuur op
Als ik dit verhaal vertel aan internationaal georiënteerde mensen volgt vaak de verdediging dat deze buitenlandse studenten ons ook enorm veel opleveren. Kijk eens naar de economische voorspoed die deze buitenlandse studenten ons brengen! Dat mag waar zijn, maar dan offeren we onze eigen cultuur op het altaar van economische voorspoed.
Lees ook deze column van Gerry van der List: Hoe inclusiviteit de Nederlandse taal ondermijnt
Dit zijn grote woorden, maar wie de binnenlandse ontwikkelingen van de geesteswetenschappen volgt, kan niet anders dan concluderen dat niets minder dan onze eigen cultuur op het spel staat. Immers, de geesteswetenschappen (geschiedenis, filosofie en literatuur-, taal- en cultuurwetenschappen) zijn de hoeders van onze cultuur bij uitstek, maar wanneer het samenbindende element van onze cultuur binnen de muren van de geesteswetenschappen te grabbel wordt gegooid aan de anglofilie van de managers, dan ebt die cultuur weg.
Babylonische spraakverwarring tussen stad en platteland
Er wordt vaak gepraat over een kloof tussen stad en platteland, tussen Randstad en achterland, tussen elite en het volk. Vaak wordt die kloof gekoppeld aan sociaal-economische factoren en die analyses zijn niet onjuist, maar minstens zo belangrijk is de taal. Vinden we het gek dat partijen als JA21 en BBB op het platteland steeds meer volk aan zich weten te binden, terwijl Volt aan een opmars bezig is in studentensteden? Op het platteland verstaan ze niet meer wat er door die Volt-stemmers wordt gezegd. De verengelsing en internationalisering hebben gezorgd voor een Babylonische spraakverwarring waardoor stadsmensen slechts kunnen praten óver, maar niet mét de boeren.
Als we op zoek willen gaan naar een nieuw sociaal contract, zoals Pieter Omtzigt bepleit, dan moeten we ons realiseren dat we elkaars taal moeten spreken om sociaal te zijn. Taal is het bindmiddel van een cultuur en een geciviliseerde cultuur is een voorwaarde om goed met elkaar om te gaan. De remedie voor de hierboven beschreven kwalen is heel simpel en we kunnen hierbij leren van onze zuiderburen: verplicht Nederlands als voertaal.