Is het echt zo erg gesteld met dat ‘woke’ in de wetenschap en samenleving? Jazeker, zo was de teneur in een reeks van acht artikelen op EW Podium eerder deze zomer. Maar op ‘anti-woke’ valt anders ook genoeg aan te merken, vindt politiek psycholoog Lisanne Wichgers. Op verzoek van EW Podium schreef zij een reactie. Die kreeg de vorm van twee essays, dit is het eerste.
Lisanne Wichgers (1992) promoveerde in 2021 binnen politieke communicatie en journalistiek aan de Universiteit van Amsterdam. Tot zomer 2022 werkte zij als onderzoeker in de Political Psychology Research Group aan Stanford University in Californië, waarbij zij zich bezig hield met de replicatiecrisis binnen de wetenschap.
EW Podium publiceert opinies van (vooral jonge) schrijvers, die vanuit eigen onderzoek of werkervaring bijdragen aan het debat. De artikelen reflecteren niet noodzakelijkerwijs de opvatting van de redactie.
Op een zomeravond vertelde ik mijn gezelschap dat ik mijn baan had opgezegd, zonder uitgestippeld toekomstplan. Lichte paniek brak uit. Zoveel onzekerheid! Een begrijpelijke reactie: niet iedereen heeft de vrijheid deze keuze te maken, óók met hard werken en doorzettingsvermogen. De reactie toen ik dit benoemde? ‘Je hoeft tegen mij niet zo woke te doen, hoor.’
Je bewust zijn van je geprivilegieerde positie is woke. Boos worden om publiekelijk gelach om verkrachtingsverhalen is woke. Je laten vaccineren is woke. Het WEF (World Economic Forum) – u weet wel, die globalistische lobbygroep – is woke.
Wie noemt zichzelf nou ‘woke’?
Maar dit wordt geen pleidooi voor ‘woke’. Alleen al omdat geen enkel, zichzelf respecterend mens zich zo noemt. De term vindt zijn oorsprong bijna honderd jaar geleden in de Afro-Amerikaanse gemeenschap, en werd gebruikt als oproep om waakzaam (woke) te blijven voor racisme en geweld. Maar hoewel de term door de Black Lives Matter-beweging is geherintroduceerd, is ‘woke’ vooral verworden tot een scheldwoord: een loos, slecht onderbouwd argument in een Twitterdiscussie, talkshow of column, waarmee elke poging tot een fatsoenlijke discussie meteen wordt lamgelegd.
De behoefte dan wel morele verplichting om ‘woke’ te verdedigen zolang de ‘anti-woke’-brigade niet helder heeft wat ‘woke’ precies is, tegen wie en wat zij strijdt, en zolang men de term blijft misbruiken om een algehele afgunst jegens links-progressieve ideologieën te projecteren, is bij mij dan ook nagenoeg afwezig.
Ook wordt dit geen stuk over hoe conservatief- en extreemrechts de strijd tegen de ‘woke-terreur’ tot speerpunt hebben gemaakt, en over de gevaarlijke consequenties daarvan; hoewel ik die angsten deel, is het wegzetten van alle ‘woke’-critici als extreemrechts te makkelijk en eenzijdig. Ik richt me tot hen die wel degelijk het sociale hart op de juiste plaats lijken te hebben, die zich óók druk maken om de minder- en onderbedeelden, maar die ik toch regelmatig tegenover mij vind als ‘anti-woke’.
Een pleidooi voor wat minder ‘anti-woke’
Ik betreur het dat zij een grotere vijand zien in ‘woke’-activisten dan in de conservatief- en extreemrechtse krachten die vooruitgang op het gebied van de emancipatie van minderheden willen terugdraaien. Zij ageren dan tegen mensen zoals ik, die zich continu moeten verdedigen tegen een persiflage, bij voorbaat al bestempeld als radicaal, gevaarlijk, niet bereid tot conversatie (tevens ‘lifestyle links’ en ‘deugpronkend’). Waar het vrije debat heilig is voor ‘anti-woke’, ontbreekt het aan de zelfreflectie: het vrije debat bewijzen zij juist geen dienst.
Meer over woke: Elke seconde van deze NPO-serie over woke is goud
En daarvan profiteren alleen zij die niet streven naar een betere, socialere en rechtvaardigere wereld. Dus in plaats van ‘woke’ te verdedigen, is het hoog tijd om de rollen om te draaien. De aanleiding hiervoor is een achtdelige serie over de ‘problematische aspecten van woke’ – een samenwerking tussen EW Podium, Vrij Links en de Spinozagroep. Het is tijd om het licht te laten schijnen op de ‘anti-woke’-beweging. Want in een daadwerkelijk pleidooi voor vrijmoedigheid kan een kritisch tegengeluid niet ontbreken.
‘Woke’ blijkt vooral een grove karikatuur
Kritiek op woke wordt vaak ondersteund door anekdotisch bewijs uit de Verenigde Staten. Dat is frappant, omdat de ‘anti-woke’-brigade normaliter fel agendeert tegen het kopiëren van Amerikaanse trends. De Black Lives Matter-beweging zou hier bijvoorbeeld ongepast zijn, vanwege onze andere geschiedenis en demografische samenstelling. Wanneer het echter gaat om ‘woke’-trends uit de Verenigde Staten, worden deze maar wat graag aangehaald om het naderende gevaar te tonen.
Maar dan dat ‘bewijs’. Hoewel ik erken dat er uitwassen en onruststokers zijn binnen het hedendaags activisme, en ik ook worstel met de vraag hoe activisme het best kan worden ingezet, blijft het bewijs van het zo gevaarlijke en geïnstitutionaliseerde ‘woke’ schaars, slecht onderbouwd en anekdotisch. Neem deze claim: ‘Veel Amerikaanse bedrijven, steeds vaker gerund door linkse bestuurders opgeleid aan die universiteiten, nemen de censuurcultuur van de universiteit over’. Welke bedrijven, bestuurders en censuurcultuur, van welke universiteit?
Zo wordt ook een persiflage gemaakt van de Nederlandse universiteit: ‘Er gaat geen dag voorbij waarop de academie niet haar sociale bewustzijn van de daken schreeuwt’. Hyperbolen zijn een populair stijlfiguur, maar dergelijke niet-onderbouwde overdrijvingen geven de lezer het onterechte en misleidende beeld dat de regenboogvlag elke publieke ruimte domineert en dat studenten als voornaamste bezigheid zien het cancellen van docenten vanwege onhandig gekozen woorden.
‘Woke’ blijkt vooral een grove karikatuur. Hoeveel Nederlanders zijn er daadwerkelijk door de ‘taalpolitie’ op het matje geroepen, beboet en bestraft omdat ze een ‘fout’ woord hebben gebruikt? Hoe is de taal ingezet ‘om invloed uit te kunnen oefenen op wet- en regelgeving’? Hoeveel bestuurders, rectoren en decanen zijn er ‘bestookt met protesten, eisen en petities’? Hoeveel ‘werkgevers, overheidsorganen en politici’ zijn er nu echt door ‘woke’ voor de bijl gegaan? Veel ‘argumenten’ voor de gevaren van ‘woke’ blijven leeg, zonder overtuigend en gedegen bewijs. Waar ‘woke’ in dezelfde artikelenreeks wordt verweten niet langer aan ‘wetenschappelijke metingen’ te doen, blijven ‘woke’-critici hier evengoed in gebreke.
Een boel losse anekdotes zijn nog geen trend
Uiteraard kunnen anekdotes, als die al worden gegeven, op een trend wijzen. Door onze confirmation bias – de neiging bewijs te zoeken of interpreteren dat aansluit bij bestaande overtuigingen of verwachtingen – gepaard met oneindig veel beschikbare informatie, is er echter voor elk argument anekdotisch bewijs voorhanden. Uiteráárd zijn er onderzoeken die gefinancierd zijn door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) die in het plaatje van ‘woke’ passen, zoals die naar gender en het koloniale verleden.
Lees ook deze column van Zihni Özdil terug: Hoe woke de geesten volledig dooft
Maar een beeld schetsen waarin ‘uw zuurverdiende belastinggeld zorgvuldig [wordt] verdeeld over de laatste woke modetrends’ is bedrieglijk: slechts een kwart van het NWO-budget gaat naar onderzoek in de sociale- én geesteswetenschappen, waarvan slechts een fractie naar onderzoeken die critici als ‘woke’ beschouwen.
Enquêtes zoals die van Science Guide over intimidatie van wetenschappers, ook aangehaald in de ‘anti-woke’-artikelenreeks, kunnen wél nuttig zijn. Maar waar de resultaten worden gebruikt om het gevaar van ‘woke’ te tonen, is hier selectief geframed: het onderzoek gaat niet specifiek over intimidatie vanwege een ‘anti-woke’ (of rechtse, conservatieve) mening. Een kwart van de respondenten noemt bijvoorbeeld platforms als ‘Vizier op Links’ als dader van intimidatie – die allesbehalve ‘woke’ zijn.
Zolang voor de dominantie van ‘woke’ binnen (politieke) instituten niets meer dan anekdotisch en selectief geframed bewijs wordt geleverd, blijft ‘anti-woke’ strijden tegen een karikatuur. Eentje die bovendien alle ‘woke’-activisten over één kam scheert: van communisten tot liberaal-progressieve D66’ers, alsof wij één georganiseerde beweging zijn, gestoeld op de radicaalste methodes van de radicaalste activisten.
De hypocriete strijd om slachtofferschap
Eén van de grootste irritaties van ‘anti-woke’ lijkt te zijn dat ‘woke’-mensen zichzelf, of anderen wier rechten zij verdedigen, in een slachtofferrol plaatsen. Dat zou komen door een ‘hyperfocus’ op groepskenmerken – huidskleur, gender, seksuele voorkeur, afkomst – waardoor die groepen zich (onterecht) ook als slachtoffers gaan gedragen. Een beleving die zou worden aangemoedigd door toegenomen acceptatie en institutionalisering van dit ‘slachtofferschap’, wat zelfs ‘ten grondslag ligt aan het verergeren van psychische problematiek’.
Maar deze ideeën zijn fundamenteel problematisch. De afkeer van groepskenmerken komt vaak voort uit het liberale idee dat iemands sociaaleconomische positie niet mag worden bepaald door deze kenmerken, maar door capaciteiten en kennis – oftewel verdiensten (merites). Een nobel ideaal: in een ideale wereld maakt het niet uit welke groepskenmerken jij hebt, iedereen krijgt immers gelijke kansen.
Maar die ideale wereld bestaat (nog) niet. Het liberale idee van kansengelijkheid houdt geen rekening met verschillende startposities: er zijn talloze factoren waardoor de één minder optimaal van eenzelfde kans gebruik kan maken dan een ander. En ja, deze factoren hangen deels samen met kenmerken waarmee je wordt geboren.
Voor mensen die dagelijks worden geconfronteerd met achterstelling of uitsluiting vanwege groepskenmerken, is niét denken in termen van die kenmerken een onbereikbare luxe. Ja, uiteraard heeft niet ieder lid van een minderheid hier last van. Maar dat betekent nog niet dat die mensen sterker zijn, meer lof verdienen en steeds als voorbeeld moeten worden gezien, omdat ‘slachtofferschap een keuze zou zijn’. En het betekent al helemáál niet dat er geen aandacht moet zijn voor systematische discriminatie en onderdrukking op basis van aangeboren kenmerken.
Vergeet ziekte of armoede niet
Lees meer over dit onderwerp in dit interview met electoraal geograaf Josse de Voogd: ‘Je moet als kwetsbare maar hopen dat woke jou hip vindt’
Een terechtere kritiek is dat ‘woke’ eigenlijk niet woke genoeg is. In theorie hangen veel links-progressievelingen intersectionaliteit aan: vormen van uitsluiting, zoals gender, kleur en sociaaleconomische klasse moeten in samenhang worden geanalyseerd. Bijvoorbeeld: iemand die én tot de arbeidersklasse behoort én van kleur is, ondervindt gemiddeld (ik benadruk: gemiddeld!) genomen nog meer achterstelling en discriminatie dan iemand die wel van kleur is maar tot de middenklasse behoort, of een witte arbeider is. Maar in de roep om diversiteit en inclusie wordt sociaaleconomische ongelijkheid nog weleens uit het oog verloren – vooral door bedrijven en instituten die dit als een makkelijker te bereiken ideaal zien dan sociaaleconomische gelijkheid.
Waar sommigen onvoldoende op sociaaleconomische ongelijkheid focussen, richten te veel ‘woke’-critici zich hier alleen op, en negeren de dimensie die identiteit toevoegt. Wellicht uit rancune, omdat zij zich gepasseerd voelen, wat te begrijpen is wanneer je aan alle ‘vinkjes’ (naar Joris Luyendijk) voldoet maar wegens bijvoorbeeld ziekte of armoede allesbehalve geprivilegieerd bent.
Valse slachtoffers, dat zijn de anderen?
Mijn kritiek zit hem dan ook vooral in de hypocrisie: slachtofferschap lijkt slechts problematisch als het over de ander gaat. In het geval van de witte, heteroseksuele man is slachtofferschap veel meer geaccepteerd; die is tenslotte slachtoffer van ‘woke’ (denk aan Johan Derksen, Jan Roos of Wierd Duk). Om de haverklap horen we witte, heteroseksuele mannen beweren dat zij ‘zichzelf niet meer mogen zijn’ door ‘woke’. Daarmee ontstaat een vreemde, hypocriete dynamiek, waarbij feitelijk wordt gezegd: stap uit je slachtofferrol, wij zijn de echte slachtoffers.
Okay, niet alleen de witte heteroseksuele man mag slachtoffer zijn. Vrouwen mogen opeens wél slachtoffer zijn wanneer het gaat om topsporters die ‘vanwege woke’ moeten concurreren met transvrouwen. In andere situaties zoals de arbeidsmarkt moeten vrouwen zich vooral niet te veel als slachtoffer gedragen. ‘Anti-woke’ heeft dus zelf een duidelijk beeld van wat ‘overgevoeligheid’ is en wat ‘terechte gevoeligheid’, wie slachtoffer mag zijn, en wanneer.
Natuurlijk heeft óók de witte, heteroseksuele man die in armoede leeft, ziek is of andere problemen heeft het niet makkelijk. Maar zeggen dat ‘slachtofferschap overgevoeligheid promoot’, om jezelf vervolgens te positioneren als slachtoffer, is simpelweg hypocriet en allesbehalve constructief.
Dit is deel 1 van een tweeluik. Volgende week volgt het tweede deel, waarin de auteur ingaat op de klacht dat ‘woke’ het vrije woord in gevaar brengt.