Slavernijmusea zijn welkom, als ze maar het hele verhaal vertellen

DE KETI KOTI-MAAND WORDT OFFICIEEL GEOPEND MET EEN HERDENKINGSTOCHT. FOTO: KIM VAN DAM/HH/ANP

Nederland is met de Caribische delen van het Koninkrijk in gesprek over slavernijmusea die, met Nederlands geld, weer het aloude slachtofferverhaal gaan vertellen. Dat is weggegooid geld, schrijft de op Curaçao geboren en getogen rechtenstudent Mahatma M. Martinus op EW Podium.

Het slavernijverleden was een belangrijk onderwerp tijdens het Interparlementair Koninkrijksoverleg (IPKO) van 1 tot en met 5 juni 2023, waar delegaties van de vier landsvolksvertegenwoordigingen (Staten van Aruba, Curaçao en Sint-Maarten en de Eerste en Tweede Kamer) van het Koninkrijk in overleg traden. Het feit dat dit agendapunt nummer één was, toont aan dat dit in de ogen van de delegatieleden het belangrijkste onderwerp was.

Veelal ging het overleg op dit punt over de plannen van de gemeente Amsterdam om in 2028/29 een groots ‘slavernijmuseum’ te openen en om al in het voorbereidingsproces en parallel aan het museum informatie over het slavernijverleden digitaal beschikbaar te maken en tegelijkertijd lokale musea op de eilanden te ‘versterken’ – lees: middelen beschikbaar te stellen, oftewel: geld overmaken. In dit beoogde museum zal niet de tentoonstelling centraal staan, maar ‘het verhaal’, aldus ‘kwartiermaker’ Peggy Brandon. Nu ben ik wel benieuwd naar dat ‘verhaal’. Is dat slechts het slachtofferverhaal dat wij tegenwoordig bijna uitsluitend horen?

Slavernijmuseum etaleert weer hetzelfde slachtofferverhaal der slaven

Ook werd de ‘verwerking’ van het koloniale en slavernijverleden ter discussie gesteld.  Maar wat ‘verwerking’ precies betekent volgens het IPKO, werd niet besproken. Volgens kwartiermakers John Leerdam en Peggy Brandon lijkt ‘verwerking’ op het ophouden en het vereren van ‘slavenhelden’ en het uit de geschiedenis wissen van de slaveneigenaren. Want het museum mag ‘geen plek worden ter ere van dergelijke mensen’, aldus Brandon.

Maar is het louter noemen van slaveneigenaren het ‘eren van dergelijke mensen’? Wat ik er in elk geval aan overhield was dat het gebruikelijke slachtofferverhaal der slaven nogmaals groots geëtaleerd zal worden. Of het constant in herinnering blijven roepen van dit ene aspect van het slavernijverleden zal helpen met het ‘verwerken’ ervan is maar de vraag.

Het Sint-Maartense delegatielid Christophe Emmanuel benadrukte bijvoorbeeld op stevige toon dat indien iemand een moord begaat, hij niet kan volstaan met bloemetjes bij het graf leggen: ‘You have to go to jail’. En: ‘You have to pay.’ Daar heb je het al: er moet meer komen dan slechts excuses van Europese kant, er moet ‘erkenning’ komen en daar horen door Europa gefinancierde musea bij. Zoals Curaçaose Staten- en delegatielid Giselle McWilliam (van de partij MAN) het verwoordde: ‘middelen … [zijn] nodig om … de aandacht voor slavernij te verduurzamen’. Mooi gezegd, maar wat voor aandacht?

Initiatieven tegen slavenhandel worden uit het verhaal weggelaten

Hier komt een ernstige leemte aan licht in het ‘verhaal’ dat over de slavernij wordt verteld. Het slavernijverleden wordt gereduceerd tot: witte Europeanen stalen zwarte mensen uit het Afrikaanse binnenland en exploiteerden hen economisch in de Nieuwe Wereld. Maar is dit het volledig verhaal? Nee dus. Tijdens het IPKO – maar ook elders – hoor ik bijvoorbeeld niets over het verhaal van de Britse West African Squandron, een Britse marinevloot die tussen 1808 en 1867 – en vanaf 1818 ook bijgestaan door de Nederlandse marine – langs de West-Afrikaanse kust patrouilleerde om slavenhandel van alle naties tegen te gaan – ook handel van naties die slavernij nog niet hadden afgeschaft.

Ook de Amerikaanse pendant, de Africa Squandron, en de Courts of Mixed Commission die slavenhandelaren in de negentiende eeuw veroordeelden, worden altijd uit de slavernijgeschiedenis weggelaten. Nederland hielp twee van zulke Mixed Commision Courts opzetten: eentje in Freetown, Sierra Leone, en eentje in Paramaribo. Dit alles is veel meer dan een ‘bloemetje’ leggen, het is het actief bevechten van de slavenhandel in een tijd waarin die handel ook binnen het grotendeels ongekoloniseerde Afrika zelf aan de orde van de dag was. Slavernij werd in Afrika meestal verboden door de Europese mogendheden in de laat negentiende en twintigste eeuw.

Het gebruikelijke slachtofferverhaal kent iedereen al

Als verhalen zoals bovenstaande worden verteld in musea over de slavernijgeschiedenis, dan ben ik ook voorstander van het vrijmaken van middelen hiervoor. Maar als de musea het gebruikelijke slachtoffernarratief gaan onderschrijven, is het weggegooid geld. Dat verhaal kent iedereen immers al. Als wij ons realiseren dat Europese landen door de eeuwen heen slavernij niet hebben uitgevonden, maar het wel als eerste deel van de wereld verboden hebben en ten koste van miljarden tegengegaan zijn, zal dit meehelpen aan daadwerkelijke verwerking.